Laudatio voor Aleksandr Skorobogatov over zijn verdiensten als prozaschrijver

Op 12 maart 2025 werd de Belgische en Russischtalige schrijver Aleksandr Skorobogatov, geboren in de Belarussische Sovjetrepubliek, op voordracht van de Faculteit Letteren door de rector van de KU Leuven, Luc Sels, een erepenning toegekend. Over zijn verdiensten als prozaïst sprak ik de onderstaande laudatio uit, die gevolgd werd door een laudatio van Martin Kolrausch, professor hedendaagse Europese geschiedenis, over zijn columns.

Dames en heren, dierbare collega’s, studenten, maar vooral:
geachte Aleksandr Skorobogatov,

‘In Tiflis wonen in de lente en twintig jaar oud zijn, dat is een ramp. Zo’n ramp overkwam mij.’ Dat zijn de eerste woorden van het korte verhaal ‘Mijn honorarium’. Voor alle duidelijkheid niet geschreven door Skorobogatov, maar wel door Isaak Babel, de Joods-Russische schrijver uit Odessa.

In eerste instantie lijken de woorden te gaan over het gebrek aan liefde dat het hoofdpersonage ervaart, terwijl hij een huis deelt met een pasgetrouwd stel. Maar als je goed leest, tussen de lijnen, blijkt het te gaan over zijn onweerstaanbare drang om schrijver te worden, en zijn frustratie dat hij er geen is. Nog geen is. Maar hoe word je in godsnaam schrijver? In het verhaal van Babel leren we dat het niet volstaat om goed materiaal in je kop te hebben zitten. Het moet er ook uitkomen, en daarvoor moet je allerlei technieken in de vingers krijgen. Je moet weten welke woorden te kiezen, welke informatie aan de lezer te geven, op welk moment, en welke achter te houden. Het is de kunst om van fabula suzjet te maken die een wannabe-schrijver onderscheidt van een schrijver. Die kunst komt je niet aanwaaien, maar moet je je eigen maken.

‘In Tiflis wonen in de lente, en twintig jaar oud zijn, dat is een ramp.’ In het verhaal van Babel slaagt de ik-persoon erin om de ramp waarmee het verhaal aanvangt te overwinnen. Dankzij volharding, een grote dosis lef en inventiviteit. En vooral dankzij zijn eerste lezeres, die hem inspireert en motiveert. Want een schrijver zonder publiek is een Don Quichot.

Vandaag wil ik die eerste zin van Babel, dat aforisme, parafraseren en zeggen: een Russischtalige schrijver zijn en in de emigratie belanden, dat is een ramp. Zo’n ramp overkwam Aleksandr Skorobogatov.

Toen hij nog geen twintig jaar oud was, en aan het theaterinstituut in Minsk studeerde, werd hij geroepen om schrijver te worden. In een context van de verstikkende Sovjetcensuur was dat makkelijker gezegd dan gedaan: er gaapte een diepe ideologische kloof tussen hem en de Sovjetuitgevers. Hij zag zich gedwongen te schrijven ‘voor de lade’, zonder oog op onmiddellijke publicatie.

In 1985, In het eerste jaar van de perestrojka, zat het mee: hij werd toegelaten tot het prestigieuze Litinstituut, ook bekend als het Gorki-Instituut voor literatuur. Na afronding van zijn studie tot literator, ging hij aan de slag als journalist. Tegelijkertijd bleef hij schrijven. In 1989 kon hij doorbreken als literair auteur met de publicatie van het verhaal ‘Палaч’, ‘De beul’, in het beroemde literaire Sovjettijdschrift Joenost. Het verhaal was zo populair, dat het tijdschrift hem vroeg om nóg een verhaal. Het verhaal dat Skorobogatov instuurde was de fenomenale novelle Sergeant Bertrant, over een veteraan van de Afghaanse oorlog die bemind wordt door zijn vrouw, zelf denkt van haar te houden, maar ten prooi valt aan blinde jaloezie.

De onbetrouwbare, geschifte verteller doet denken aan Dagboek van een gek van Gogol, en aan een heleboel personages van Dostojevski, die met zichzelf en met de wereld in een donker gevecht verwikkeld zijn. Zo donker, dat de Sovjetcensor ingrepen nodig vond, maar die werden door de jonge en trotse schrijver niet geaccepteerd. Wonder boven wonder werd het verhaal toch geplaatst. En het won de prijs voor de beste roman van het jaar 1991.

1991 was, zoals u weet, het jaar waarin het Sovjetimperium implodeerde, waarna de wilde jaren negentig aanbraken. Voor Russischtalige schrijvers kwamen deze jaren neer op een ramp, zowel in economisch als in creatief opzicht: de censuur was dan wel afgeschaft, maar de dissidenten waren hun bestaansreden kwijt en de boekenmarkt werd overspoeld door pulp.

In 1992 kwam Skorobogatov, tezamen met zijn novelle, in het Nederlandse taalgebied terecht. Sindsdien woont en werkt hij in Antwerpen.

Een schrijver die terechtkomt in een land waarvan hij de taal niet spreekt of schrijft, dat is uiteraard een ramp. Ook zonder emigratie is er een fundamentele incompatibiliteit tussen maatschappij en kunstenaar. In de emigratie, ver van hun leespubliek en ver van Rusland – waarover je van alles kan zeggen, maar niet dat het niet inspireert – voelen weinig Russischtalige schrijvers zich lekker (of ellendig) genoeg om te kunnen schrijven, terwijl hun schrijverschap hun hele identiteit uitmaakt.

Een andere job zoeken zou verzaken zijn aan de roeping (een eeuw geleden, in de tijd van Babel, werden heel wat Russische literatoren taxichauffeur in Parijs).

Je kan natuurlijk ook van taal veranderen. Maar niet iedereen is Nabokov, die als aristocraat drietalig was opgevoed.

Er is nog een andere oplossing – een heel nobele, als je het ons vraagt – een oplossing waarvan Skorobogatov een bijzondere incarnatie is: vertaling. Dankzij vertaling is Skorobogatov erin geslaagd om op Belgische bodem niet alleen een Russischtalige schrijver te blijven, maar daarbovenop uit te groeien tot Belgisch schrijver (die zijn Belgische ervaringen in zijn romans verwerkt en zich ook tot een Belgisch publiek richt).

Op Belgische bodem schreef en publiceerde Skorobogatov vijf nieuwe boeken, die stuk voor stuk getuigen van zijn onmiskenbaar verteltalent.

In 1994 verscheen de roman Audiëntie bij de vorst, die zich hoofdzakelijk in Antwerpen afspeelt, maar bevolkt wordt door Russische personages, waaronder de criminele hoofdpersoon Nikita, die ziekelijk geobsedeerd is door de jongen Sanja.

Zijn volgende roman, Aarde zonder water, geschreven in Moskou en Antwerpen tussen 1996 en 2001, baadt in een gelijkaardige thrillerachtige sfeer: wat een romantisch avontuurtje moest worden ontaardt in een aanslag en een moord.

In 2015 publiceert Skorobogatov Portret van een onbekend meisje, over twee tieners die hun kalverliefde beleven in de door alcohol bedwelmde Belarussische Sovjetrepubliek.

In 2017 verschijnt Cocaïne, die zijn titel eer aan doet: het is een trip. De verteller is een vermoeide man die door zijn vrouw naar de winkel wordt gestuurd om babyvoeding. Vanaf dat moment raast hij door als een wervelwind, en de lezer holt gehypnotiseerd met hem mee, ook al is niet meteen duidelijk waarom precies. Uiteindelijk blijken we op zoek naar zijn vroegere geliefde.

In 2020 vindt Skorobogatov zich helemaal opnieuw uit met De wasbeer, een lijvig boek met korte hoofdstukken, over de hilarische lotgevallen van een doodbrave wasbeer, die een eigentijdse reïncarnatie van het personage Akaki Akakijevitsj uit De Mantel van Gogol lijkt: het diertje onderneemt een absurde zwerftocht en wordt de dapperste versie van zichzelf.

Het universum van deze boeken, of ze zich nu overwegend in Rusland afspelen of niet, is door en door Russisch, al wordt de Russische couleur locale ook al eens in het belachelijke getrokken. Zo maken we in de roman Cocaïne kennis met mannen met “baard en bloempotkapsel” die “thee drinken uit de samowar”, en “klapperen met hun tanden en bijten van een gelige suikerkegel die tot de helft in een stuk krant gewikkeld zit.” […] De verteller schrijft over hen: “Ik had nog nooit van mijn leven moezjieks gezien die er Russischer uitzagen, zelfs niet op tv!”

Het universum van Skorobogatov is vaak absurd – ook stoelen kunnen er in de lach schieten. Maar vooral is het donker, grauw, gewelddadig. Dat komt niet per se door de Russische setting. In Aarde zonder water neemt de hoofdpersoon de benen, maar emigratie biedt geen soelaas. Uiteindelijk is hij van oordeel dat je overal “dezelfde ondergrondse wereld onder je voeten hebt, met alle uitschot dat er woont.” “Zegt u eens,” zo richt hij zich tot de lezer. “Waar is de zekerheid dat in Amerika, Azië, Afrika, Australië, Canada enzovoort de walging minder misselijkmakend zal zijn dan in Europa, dat mij al de keel uithangt, of in het door en door criminele Rusland?”

Dat het universum donker is, heeft alles te maken met het mensbeeld van de schrijver. Op dit ondermaanse lopen boosaardige schurken rond, boze geesten, met rare kronkels in hun kop, en naïevelingen, of zwakkelingen, die in hun val trappen en schaamteloos worden gebruikt. Meer dan eens moeten ze dat bekopen met de dood.

Zelfs de liefde, de hoeksteen van het literaire universum van Skorobogatov, is donker. Ze is niet rationeel. Ze is soms betalend, soms gratis, soms homoseksueel, meestal heteroseksueel, ze is vooral uitermate seksueel. Ze is de bloedvijand van de sleur: passioneel, illusoir, jaloersmakend, gekmakend, allesverslindend, meer dan eens destructief, en toch kunnen de personages van Skorobogatov niet zonder. Zelfs niet als ze een wasbeer zijn.

Dames en heren, beste lezers, ik wil van de gelegenheid gebruik maken om jullie te waarschuwen voor de vertellers van Skorobogatov. Die zijn niet beter dan zijn schurkachtigste personages, ze zijn voor geen haar te betrouwen. Maar we vergeven het hen maar al te graag, want ze spreken ons aan, figuurlijk en ook letterlijk, spelen spelletjes met onze voeten en ons verstand, met de grens tussen fictie en metafictie. Ze creëren werelden voor ons, waarin we ondanks of dankzij het geweld graag vertoeven, om ons te zuiveren, om sporen terug te vinden van Russische klassiekers, te luisteren naar pientere filosofische beschouwingen, of naar heerlijk geouwehoer – want ook daarop worden we gul getrakteerd.

De genoemde romans hebben nog iets met elkaar gemeen: allemaal zijn ze in het Nederlands vertaald door Rosemie Vermeulen, aan wie Skorobogatov zijn stem als Nederlandstalige prozaïst te danken heeft.

Uitzonderlijk aan het schrijverschap van Skorobogatov, is dat de publicatie van de Nederlandse vertalingen van zijn boeken – waar hijzelf nauw bij betrokken is – de publicatie van de overeenkomstige Russische originelen niet altijd volgt, maar soms voorafgaat. Sommige romans bestaan nog niet in boekvorm in het Russisch. Nog niet.

Aan de Russische schrijver Boelgakov, met wie Skorobogatov al eens vergeleken wordt, danken we het gevleugeld woord “Рукописи не горят”. De uitspraak is ambigu: het betekent “manuscripten branden niet”, maar ook “manuscripten hebben geen haast”. Soms moeten omstandigheden veranderen en krijgt een boek alsnog een kans.

Behalve in het Nederlands en Russisch, is zijn werk ook verschenen in het Frans, Italiaans, Grieks, Spaans, Deens, Kroatisch en Servisch. Sinds kort is dat rijtje aangevuld met Engels. Meer dan drie decennia na de Russische publicatie van Sergeant Bertrant – op het moment dat er zich opnieuw talloze getraumatiseerde oorlogsveteranen mengen onder de Russische bevolking – heeft deze novelle ook een Engelse vertaling gekregen, onder de titel Russian Gothic. Gezien de lovende reacties van Engelse en Amerikaanse critici zal het vast niet bij die ene Engelse vertaling blijven. In die zin zijn we getuige van de geboorte van Skorobogatov, dankzij vertaling, als Engelstalige schrijver.

We kijken ook bijzonder uit naar de nieuwe roman die Skorobogatov onlangs heeft afgewerkt, en die in september 2025 verschijnt onder de titel Achter de donkere wouden, over zijn zoon die in 2002 in de buurt van Moskou werd ontvoerd en vermoord.

***

Beste Aleksander Skorobogatov,

Aan de Faculteit Letteren staat de studie van culturen, talen, vertaling, en van oude en hedendaagse geschiedenis centraal. Ons onderzoek en onderwijs zijn geworteld in onze nieuwsgierigheid naar onze eigen cultuur en samenleving, en naar andere culturen en samenlevingen – waaronder die van de Russen. We willen ze bestuderen, om ze te leren kennen, maar ook om ze in de diepte te kunnen beleven. Uw boeken helpen daarbij, en dit op onnavolgbaar onderhoudende wijze.

Uw oeuvre heeft niet alleen de Russischtalige literatuur verrijkt, maar in even grote mate de Nederlandse literatuur. Voor de manier waarop u uw lezers vervoert naar Wit-Rusland, Rusland en andere plekken waarvan we het bestaan niet vermoedden, en die zonder uw verbeelding ook niet konden bestaan, zijn we u bijzonder erkentelijk. Ook voor uw unieke belichaming van de onvervangbare rol die vertaling speelt in de circulatie van literatuur over de grenzen van culturen, landen en taalgebieden heen, willen we u vandaag een erepenning uitreiken.

Daar komt nog bij dat u als schrijver, ondanks de grauwheid van uw literair universum, en de gruwel van de Russische binnen- en buitenlandse politiek, niet cynisch bent geworden, en niet in de val van de depolitisering bent getrapt. In de roman Cocaïne zegt de verteller dat een schrijver in de eerste plaats de taak heeft om “een verpleger van de samenleving te zijn, uit alle macht te zorgen voor haar geestelijke gezondheid”. Maar daarover laat ik graag Martin Kolrausch, onze professor Europese politieke geschiedenis, aan het woord.

Pieter Boulogne, Campus Opera, Antwerpen, 12 maart 2025

Plaats een reactie