Maandelijks archief: oktober 2017

Een voorproefje op Vsevolod Petrovs novelle De Manon Lescaut van Tourdeille

vp.png

Vsevolod Petrov (1912-1978)

I

Ik lag op een slaapbank, eigenlijk een brits, die in onze verwarmde wagon geïnstalleerd was. Links was er een muur, rechts lag mijn kameraad, Aslamazjan, gedetacheerd aan het militair hospitaal, net als ik. Achter hem lagen twee vrouwelijke artsen, en daarachter Levit, een apotheker. Aan de overzijde stonden dezelfde britsen, waarop ook lichamen lagen.

Beneden, onder de britsen, leefden de zusters. Dat waren ruwe meiden, voor het grootste deel achttien à twintig jaar oud. Ze kibbelden luid met elkaar en zochten ruzie met de bewoners van boven. Dan grepen ze een gitaar en in koor zongen ze alle mogelijke liederen. Op de stations knoopten ze bliksemsnelle romances aan met militairen van tegemoetkomende echelons.

Van bovenaf had ik een goed zicht op het midden van de wagon, waar het leven soepel zijn gangetje ging. Daar stond een ijzeren kachel, en allen dromden er rond samen met keteltjes. Daar lagen ook stapels brandhout, die tegelijk dienden als stoelen. Precies daar begonnen de ruzies. Iemand die naar zijn brits vertrokken was gold als afvallig van het strijdtoneel – verder dan dat viel niet weg te gaan. Als de weggegane zweeg en stil lag, dan beschouwde men hem min of meer als afwezig. Er kon zelfs op hem gefoeterd worden, zoals achter iemands rug. Daar werd geen aanstoot aan genomen. Ook om zich te verzoenen kwam men tevoorschijn bij de kachel: hier was de enige levende brandende stip in de enorme en doodse ruimte van vorst en sneeuw.

 

II

Wij reden zo lang dat we beetje bij beetje de tel van de dagen kwijtraakten. We werden overgebracht naar een nieuw front. Niemand wist waarheen we gestuurd werden. We reden van station tot station, alsof we verdwaald waren. Ze moesten ons vergeten zijn.

De trein ging voort, stond soms lang stil. Rondom lagen velden en bossen in de sneeuw, verwoeste stations. Ik hoorde vaak explosies, soms in de verte, soms bijna naast ons.

De tijd was ietwat schuin gaan lopen: hij verbond het verleden niet met de toekomst, maar leidde me ergens heen.

Rondom mij waren mensen, andere levens, nergens in aanraking gekomen met het mijne.

 

 

III

De kapiteinsvrouw – de echtgenote van kapitein Fomin, een heel grote vrouw met het gelaat van een moordenaar – nam haar aan scrofulose[1] lijdende meisje uit de dekens en gaf haar met haar grote handen onder oorverdovend gekrijs luide klappen, en daarna liet ze haar rondlopen in de wagon, en dan moest je oppassen: het meisje struikelde en sloeg brullend tegen de grond, waarop haar moeder als een boze wijfjesolifant te hulp stormde en alles verpletterde en vertrappelde wat op haar weg lag.

Levit zette zich steevast zo bij de kachel neer dat daar behalve hijzelf niemand meer kon gaan zitten; ook zijn keteltjes verdroegen geen buren op de kachel. Zijn gang door de wagon was apart: eerst zei hij ‘verontschuldigt u mij’, en dan stapte hij met zijn laarzen in iemands soep. Op zijn brits lag hij niet in de lengte, zoals iedereen, maar ietwat dwars, waarbij hij zijn benen uitvouwde over het naburige territorium van de vrouwelijke artsen. Hij sliep met zwaar gesnurk in zodra hij op zijn bres ging liggen, en in zijn slaap rolde hij naar rechts en naar links, overal tegenaan stotend, maar iemand moest maar stilletjes ‘Levit’ zeggen of hij stopte prompt met snurken en trouwens gaf hij dan een prima adequaat antwoord. De meest onschuldige aanslag – bijvoorbeeld de verplaatsing van zijn koffer – bestreed hij met vreselijk gescheld, waarbij zijn speeksel de wagon rondvloog, zodat de kachel siste, en hij begon enkel geen gevecht omdat hij niet meer de jongste was en zwak van gestel. Maar zodra hij op gepaste wijze zijn eigendom en zichzelf in veiligheid gebracht had, werd hij lief en zong hij met plezier in koor met de zusters; een enkele keer danste hij zelfs.

De vrouwelijke artsen naaiden iets.

Galopova, een al wat oudere zuster, voelde zich bij voorbaat door iedereen tekortgedaan. Het scheen haar toe dat het meisje van de Fomins van bovenaf op haar spuugde. Dat gebeurde misschien ook.

‘Wat valt er te lachen? Ik ben niet belachelijker dan jullie,’ zei Galopova wanneer iemand glimlachte.

‘We lachen helemaal niet om u,’ werd haar gezegd.

‘Ik weet wel dat jullie om mij lachen. Er is niets belachelijks aan mij,’ antwoordde Galopova.

Een andere keer nam ze een gitaar en studeerde ze haar enige lied in:

Wat sta je daar te schudden,

Ra-ammelende lijsterbes.

Het lied lukte haar allerminst. Wanneer haar gevraagd werd op te houden, zong ze het met bijzonder lijden uit tot het eind, waarna ze onmiddellijk herbegon vanaf het begin.

‘Ik ben geen greintje slechter dan anderen,’ legde Galopova uit.

Mijn buurman Aslamazjan daarentegen was een ridder. Hij sliep erg schilderachtig, op zijn rug uitgestrekt, met een arm onder het hoofd gestoken. Hij hielp iedereen bij het openen en sluiten van onze hels zware wagondeur. Overdag lag hij gewoonlijk blootsvoets op zijn brits, met zijn gespreide tenen tegen het plafond geduwd. Hij was besnord, zwartharig, gezet en sterk. Veel zusters wilden iets met hem beginnen, maar hij liet dat aan zich voorbijgaan en was even lief tegen iedereen. Ook hij was een liefhebber van koorgezangen, al is het zo dat hij nooit danste.

 

IV

De meisjes waren minder verscheiden.

Dat dacht ik tenminste wanneer ik naar hen keek vanaf mijn brits.

Ze hadden hun eigen leven, vol vogelachtige frivoliteit. Onder de britsen scharrelden, verkasten, nestelden en friemelden ze als vogels.

Hun gepraat bestond volkomen uit nogal onstuimige toespelingen en stiltes. Trouwens weerklonken er ook onversneden soldatenvloeken.

Ik kon niet meteen onderscheiden wie van hen Anja was, wie Nadja en wie Tanja. Allemaal waren ze rozig, lacherig, rap van tong. Bleek was alleen Vera Moesjnikova, de snelste, tengerste en onstuimigste. Ieder ogenblik begon ze aan iets nieuws: ze kon de kleine Lariska grijpen, het meisje van de Fomins, zich storten op haar gitaar, beslissen om al haar kledij door te nemen, die uitpakken, uitspreiden en rondgooien, dan ruzie maken met haar vriendinnen om ze dan weer te omhelzen. Op de stations sprong zij als eerste de wagon uit om ergens te verdwijnen; het gebeurde dat ze volledig achterop raakte en ons inhaalde met een of andere stoomlocomotief.

We kwamen aan in L*** en kwamen voor lange tijd vast te zitten op een opstelspoor. Daar stonden al meer militaire echelons. Soldaten wandelden in groepjes van twee en drie langs de treinen.

De meisjes begonnen uit de wagon te verdwijnen. Zelfs Galopova vond aanbidders en werd gesterkt in haar overtuiging dat ze niet slechter dan de anderen was. Langs onze wagon liepen vaak cavaleristen. Een van hen was bijzonder knap: een negentienjarige kerel in een halflange pelsjas, met sabel en sporen, met een blozend en naïef gezicht zoals die voorkomen op schilderijen die Russische adonissen uitbeelden.

‘Kijk eens,’ zei ik tegen de meisjes, ‘dat is, als je het mij vraagt, een voortreffelijke jongeman.’

Allemaal keken ze naar hem. Hij werd verlegen en ging een beetje verderop staan met zijn sabel en sporen.

’s Avonds verscheen hij in onze wagon. Voorop ging Vera Moesjnikova en leidde hem als een winnares. Hij stapte bedremmeld rond en keek verliefd naar Vera. De meisjes riepen ‘ach’. Meteen begonnen de gezangen. Anja Serova, onze beste zangeres, sperde haar mond open en blaatte als een schaap. Hij zong ook. Vera zat naast hem, opgewonden en trots.

Overigens eindigde in onze wagon alles met liederen. Men kwam bij de kachel, ging zitten op het brandhout en onze wagon begon te trillen. Alleen de vrouwelijke artsen zongen niet – uit verkeerd begrepen aristocratie. En ik, liggend op mijn brits in de hoek, stikte door aanvallen van mijn hartziekte.

 

V

Ze kwamen onverwacht opzetten, soms overdag, maar meestal ’s nachts, na een avond die doorgebracht was op oervervelende wijze, met fletse gesprekken. In het holst van de nacht werd ik wakker: ik ben mezelf niet meer, geen officier, niet die ene man – of liever ben ik enkel nu echt zuiver mezelf, zonder naam, zonder gezicht, zonder herinneringen: slechts een naakt gevoel van tegenstelling. Alles is niet-ik behalve het punt dat ik ben. Dat punt is samengebald tot een punt. In dat punt zit mijn hele doodsangst gepropt: de angst om dat punt te laten schieten. Mijn ademhaling wordt fijngedrukt. Rondom mij slaapt men. Het zou gemakkelijker zijn om in eenzaamheid te sterven, zonder ’s mensen vreselijke onverschilligheid rondom mij te voelen. Maar mijn bangheid gaat niet over hun onverschilligheid. Hier speelt een bijzondere angst. Zij zijn onverschillig omdat ze als het ware niet bestaan in het aangezicht van de dood, ze tellen niet mee. De dood is tot mij alleen gericht. Ik ben krachteloos en de dood zal mij vernietigen.

En er is nog een angst, voor mij de belangrijkste.

Ik ben dus gestorven en mijn geest verlaat mijn vlees. Waar gaat hij heen? Hij trekt dus weg uit mijn lichaam, dat hem op de wereld zet, als een kind. Als een kind is hij zwak en hulpeloos en naakt: het lichaam dekt hem niet toe. En wat als hij uiteenvloeit en zijn vorm verliest, aangetrokken, als door magneten, door de passieve zielen van de rondom mij slapende mensen? Die zielen staan halfopen en klaar om hem te ontvangen.

Mijn geest zal oplossen en in deeltjes de ziel van iedere slapende binnengaan. In ieder van hen zal er een klein stukje van mij zitten, en ikzelf zal verdwijnen.

Nee, ik moet alleen met mezelf sterven en met mijn laatste wilsinspanning de vorm van mijn geest bewaren, tot hij zelf sterk genoeg is in zijn nieuwe lot.


Scrofula[1] Scrofulose of koningszeer is een tegenwoordig zeldzame aandoening van de halsklieren, die kon leiden tot misvormingen aan het gezicht.


cover-manon-lowres

Benieuwd naar het vervolg?  Je vindt een exemplaar van De Manon Lescaut van Tourdeille in de rekken van de betere boekhandel, of in de webshop van de uitgever (of bij bol.com als je weinig geduld hebt).

Benieuwd naar de achtergrond van de auteur? Maak hier nader kennis met hem.

Vsevolod Petrov. De Manon Lescaut van Tourdeille. Kroniek van een liefde. Met een nawoord door Oleg Joerev. Leesmagazijn: 2017. Vertaling uit het Russisch. ISBN 9789491717444

Getagged , , , ,

Een woordje uitleg bij de Manon Lescaut van Vsevolod Petrov

petrov

Portret van Vsevolod Petrov door Tatjana Glebova (jaren 1930)

Ongeveer een Russisch mensenleven. Zoveel tijd zat er tussen de creatie en de publicatie van De Manon Lescaut van Tourdeille (klik hier voor een voorproefje) van Vsevolod Petrov (1912-1978). Deze oorlogsnovelle verscheen voor het eerst in 2006, in het Russische tijdschrift Novyj mir. Vorig jaar werd de novelle door uitgeverij Ivan Limach ook in boekvorm uitgebracht, toepasselijk genoeg in Sint-Petersburg, de geboortestad van de auteur. Wanneer precies Petrov zijn novelle schreef, is niet met zekerheid geweten. Vermoedelijk schreef hij ze in 1946, als reactie op de toen pas verschenen roman Reisgenoten van Vera Panova over een bont Sovjetgezelschap dat als personeel van een sanitaire trein in de Tweede Wereldoorlog een collectieve bijdrage levert aan de overwinning op de vijand.

Samen met Viktor Nekrasovs In de loopgraven van Stalingrad vormde Panova’s Reisgenoten de literaire sensatie van de onmiddellijk naoorlogse periode. Terwijl zij in 1947 bekroond werden met Stalinprijzen, respectievelijk van de Eerste en de Derde Klasse, bleef de novelle van Petrov in de lade liggen. Hij heeft het bij leven ook nooit ter publicatie aangeboden. Tijdens de zogenaamde mini-dooi, waarmee de onmiddellijke naoorlogse periode door Russische literatuurhistorici als Dmitri Bykov aangeduid wordt, of zelfs tijdens de dooi, maakte het geen schijn van kans. Daarvoor was het te compromisloos. Niet dat het een openlijke aanval bevat op de Sovjetrealiteit. Wel omdat de Sovjetrealiteit er meesterlijk in genegeerd wordt, ontkend zelfs, zowel door het hoofdpersonage als door de auteur. Symptomatisch is dat het woord ‘kameraad’ door Petrov enkel gebruikt wordt in zijn voorrevolutionaire betekenis. De Russische criticus Andrej Oeritski schreef hierover in NLO (2007, Nr. 85): ‘De Sovjetmacht is weggegomd, vergeten, van haar is geen spoor of geluid te bekennen. Ze interesseert Vsevolod Petrov niet.’ De auteur is de grootmeester van het escapisme.

Terwijl oorlog het hoofdthema is van Panova’s Reisgenoten en van Nekrasovs In de loopgraven van Stalingrad, is die in De Manon Lescaut van Tourdeille eigenlijk niet veel meer dan de setting. Het wordt uit de tekst zelf ook niet duidelijk tegen wie gevochten wordt. Meer dan een oorlogsnovelle is het een liefdesnovelle. Daarom draagt het werkje ook als ondertitel Kroniek van een liefde. In eenendertig korte, gedistilleerde hoofdstukken, schetst het de verliefdheid van een naamloze ik-persoon, te herkennen als een vertegenwoordiger van de voorrevolutionaire Peterburgse intelligentsia, die tijdens de Tweede Wereldoorlog als militair arts tewerkgesteld is in een sanitaire trein. Hij is geen positieve held in de zin van het socialistisch realisme. Hij is een individualist, die zich geen deel voelt van het collectief. Tegenover enthousiasme om te strijde ten trekken voor de Sovjetstaat, stelt hij verlammende  doodsangst. Die probeert hij te bezweren met een vlucht in de achttiende eeuw. Wanneer het treinpersoneel zich overgeeft aan gezangen, glipt hij weg om Die Leiden des Jungen Werthers te lezen – uiteraard in het Duits. Zijn vlucht uit de oorlog en uit de Sovjetrealiteit gaat gepaard met een pathetische verliefdheid op Vera Moesjnikova, een aantrekkelijke en kokette droezjinnitsa,[1] in wie hij trekken van de achttiende eeuw ontwaart. Zij doet hem denken aan de Franse koningin Marie Antoinette en meer nog aan Manon Lescaut, de frivole en promiscue heldin van de gelijknamige achttiende-eeuwse Franse schandaalroman. Die associatie is een vloek. Met de Manon Lescaut van Petrov loopt het even slecht af als met die van Abbé Prévost. Maar niet vooraleer de romantische held met haar een tijdloze plattelandsidylle beleeft in het dorpje Toerdej – dat hem Bretons in de oren klinkt, als Tourdeille. Omdat die idylle ooit bestaan heeft, al was het maar voor hemzelf, kan hij ernaar terugkeren wanneer alles is verwoest, als naar een eiland. In de novelle wordt de creatie van dat eiland op mysterieuze wijze aangekondigd: ‘De tijd was ietwat schuin gaan lopen: hij verbond het verleden niet met de toekomst, maar leidde me ergens heen.’

In het nawoord bij deze novelle (dat een prima voorwoord zou zijn, als het niet zo veel details van de plot verried) legt de emigré Oleg Joerev het belang uit van De Manon Lescaut van Tourdeille, die hij ‘een sleutel tot het raadsel van de Russische cultuurgeschiedenis’ noemt. De novelle gunt ons een blik in de parallelle literaire wereld zoals die onder Stalin bijna onzichtbaar naast de officiële literatuur bestond. Vsevolod Petrov heeft zijn werk nooit ter publicatie aangeboden, maar hij las het wel af en toe voor aan vrienden, op verjaardagen. Zelf was Petrov, die stamde uit een oud adellijk geslacht, afkomstig uit de kring rond de befaamde dichter van de Zilveren Eeuw Michail Koezmin (1875-1936), die in weerwil van de Sovjets de erfenis van het modernisme levend probeerde te houden. Het is onder diens invloed dat Petrov zelf begon te schrijven. Zijn Manon Lescaut van Tourdeille droeg hij ook op aan Koezmins nagedachtenis, waarmee hij aan de lezer of luisteraar ook meteen te kennen gaf niets met de officiële Sovjetliteratuur te maken te hebben. In de jaren dertig was hij bevriend met de avant-gardistische dichters Daniil Charms (1905-1942), Nikolaj Olejnikov (1898-1937) en andere halve en hele oberioeten. Over de eerstgenoemde heeft Petrov unieke memoires nagelaten, waarin hij schreef dat het lot hem had voorbestemd om ‘de laatste vriend van Charms te worden’. De absurdist droeg een van zijn late verhalen uit de bundel ‘Voorvallen’ op aan Petrov.

De kringen rond Koezmin en de oberioeten werden opgerold door het lot en de NKVD. Het leven van Vsevolod Petrov ging verder. Voor en na de Tweede Wereldoorlog, waaraan hij vanaf juli 1941 deelnam als militair, verdiende hij zijn brood als werknemer van het Russisch Museum. Hij werkte er als pupil van de befaamde kunstkenner Nikolaj Poenin, die hem voorstelde aan zijn toenmalige vrouw Achmatova. Ten gevolge van beschuldigingen van formalisme en een hetze tegen Poenin, werd Petrovs positie in het Russisch Museum tegen 1949 onhoudbaar. Hij slaagde erin om zich heruit te vinden tot onafhankelijk literator. Hij schreef biografieën van populaire schilders. Onder Chroesjtsjov en Brezjnev groeide hij uit tot een gerespecteerd kunsthistoricus. Nog altijd is zijn magnum opus Mir isskustva (De kunstwereld), over de gelijknamige voorrevolutionaire kunstenaarsbeweging, een standaardwerk voor Russische kunstkenners.

Toen het stoffelijk overschot van Vsevolod Petrov in 1978 werd geplaatst naast dat van zijn vader, een beroemd oncoloog, in Komarovo bij Leningrad, kende bijna niemand hem als bellettrist. Maar daarmee was het laatste woord over De Manon Lescaut van Tourdeille nog niet gezegd. Niet voor niets is het motto van deze novelle de dichtregel ‘Nog niet dood is de bekoring’, ontleend aan het gedicht ‘Ja Moezoe joenojoe, byvalo’ (1824) van de romanticus Vasili Zjoekovski. Daarin betreurt de dichter dat de inspiratie hem verlaten heeft. Niettemin is hij hoopvol, want hij wordt beschenen door de ster van het ‘Genie van de zuivere schoonheid’. De geciteerde dichtregel roept automatisch het volgende vers op, tevens de slotregel van het gedicht: ‘Het verleden zal eens herleven’. Het eilandje dat Petrov in volle Stalintijd voor zichzelf en zijn vrienden heeft gecreëerd kan nu ook aan ons ontsnapping bieden.


rm_20_434

“Droezjinnitsy van het Rode Kruis! Op het slagveld laten wij de gewonden noch zijn wapens achter.” (propagandaposter van de Sovjets uit de Tweede Wereldoorlog)

[1] In WOII sloeg de term ‘droezjinnitsy’ op vrijwel ongeschoolde vrouwen die massaal ingezet werden om gewonde soldaten van het slagveld te halen en te verzorgen. Een Sovjetpropaganda-affiche gericht aan de droezjinnitsy heeft als leuze ‘Op het slagveld laten wij gewonden noch wapens achter’.


cover-manon-lowres

Benieuwd naar het boek? Lees hier de eerste hoofdstukken, bij wijze van voorsmaakje.

Vsevolod Petrov. De Manon Lescaut van Tourdeille. Kroniek van een liefde. Met een nawoord door Oleg Joerev. Leesmagazijn: 2017. Vertaling uit het Russisch.

Je vindt een exemplaar van De Manon Lescaut van Tourdeille in de rekken van de betere boekhandel, of in de webshop van de uitgever (of bij bol.com als je weinig geduld hebt).

Getagged , , , , , , , , , , ,

Kirill Medvedev: ‘Je zegt me: schat, ik maak me zorgen over jou…’

22426586_1762540087379609_4984652169208299680_o.jpg

De Russische dichter en activist Kirill Medvedev bij de voorstelling van zijn dichtbundel Biopolitiek (Leesmagazijn, 2017) op Het Betere Boek in Gent (foto: Machteld Ryckaert)

Je zegt me: schat, ik maak me zorgen over jou,

ik ben zo bang dat ze je gaan oppakken

voor de 6 mei-zaak.

 

Ik zeg je: liefje, we zitten al in de tang.

Dus wij moeten helemaal niet bang zijn.

Ik ben ingeschreven in de Malyj Kiselnyjstraat,

Wij wonen samen in de Nizjni Kiselnyjstraat,

Rondom ons liggen wijken van de FSB.

De folterkelders van de Tsjeka, de KGB.

Miljoenen, miljarden verwoeste levens…

 

Mijn kameraden en gelijkgezinden, de bolsjewieken,

Stonden aan de wieg van doeltreffende technieken.

Die zijn nu in handen van verre afstammelingen,

Geen genadeloze helden, maar ellendingen:

Fletse figuren, onopvallende heerschappen.

Overigens kunnen ze wel tegen een grap.

En wij wonen min of meer met hen samen in één pand,

Als ik ze zie sneren ze onverwacht en arrogant:

 

Kameraad Kots, ik hoop dat het goed met u gaat?

Kameraad Kots, waarvoor stond u ook alweer paraat?

Kameraad Kots, wat dacht u van capituleren?

Kameraad Kots, kameraad Kots,

kameraad, kameraad, kameraad, kameraad

Kots…

 

Ik zeg: wees niet bang, ik ben zonder smet,

Wij waren die dag, zoals je nog weet, toch naar ballet.

Dat ik die smeris in elkaar heb getrapt is weliswaar

Op Kanaal 1 voorzien van beeld en commentaar,

Maar zo’n stakker als ik gaan ze toch niet arresteren.

De verzamelde intelligentsia zou protesteren,

Europarlementariërs en mensenrechtenactivisten,

De Estse schrijversbond, de Italiaanse communisten.

En daarom, zie je, hebben ze voor mij ontzag,

En er is echt geen reden voor jouw vrolijke gelach.

Maar wanhopig gaan huilen is ook niet nodig.

Alles gaat goed, alles is cool, ik ben vrij, voorlopig.

Het is lente, wij zitten in ons keukentje met z’n twee.

En rondom ons liggen wijken van de FSB…

 

Kameraad Kots, ik hoop dat het goed met u gaat?

Kameraad Kots, waarvoor stond u ook alweer paraat?

Kameraad Kots, wat dacht u van capituleren?

Kameraad Kots, kameraad Kots,

kameraad, kameraad, kameraad, kameraad

Kots…

 

(Lees hier het originele Russische gedicht, geschreven in maart 2013.)


Kirill Medvedev. Biopolitiek.  Leesmagazijn, 2017. Met een voorwoord door Aleksandr Skidan. Vertaald uit het Russisch door Pieter Boulogne. 68 p. ISBN: 978-94-91717-45-1

biopolitiek-medvedevKirill Medvedev begon aan de in Biopolitiek opgenomen gedichten te schrijven in de nasleep van de Arabische Lente, die even de hoop van de Russische activisten deed opflakkeren. Opvallend zijn de zwarte humor en het burleske. De lyrische ‘ik’, die in vorige bundels aan de zijlijn toekeek op het Russische maffiakapitalisme en het bijbehorende consumentisme, ontpopt zich tot een actieve geweldenaar. Het universum van de dichter lijkt grimmiger te worden naarmate Poetin bij zijn onderdanen de duimschroeven aandraait. De Russische criticus Aleksandr Skidan noemde het ‘een voor iedereen toegankelijk, democratisch straattheater, een blamage aan het adres van de sceptici die niet geloven in de haalbaarheid van het project van de zelfkritische, reflexieve en tegelijkertijd populaire linkse cultuur’. Voor deze dichtbundel ontving Medvedev de prestigieuze Andrej Belyj-prijs, waarvan het prijzengeld bestaat uit een roebel, een fles wodka en een appel.

Na zijn doorbraak als dichter in 2002 nam Kirill Medvedev (1975) stapsgewijs afstand van de Russische literaire wereld, om na een zelf opgelegd moratorium in 2011 een comeback te maken onder zijn eigen voorwaarden. Hij is de auteur van de dicht- en essaybundels Alles is slecht (2000), Invasie (2002), Teksten uitgegeven zonder medeweten van de auteur (2007), 3% (2007) en Lang leven, jong sterven (2011). Naast dichter is Medvedev de Russische vertaler van Charles Bukowski, Pier Paolo Pasolini, Victor Serge en van de neomarxistische theoretici Terry Eagleton en Michael Löwy. Hij is ook een activist van de Russische Socialistische Beweging, de drijvende kracht achter de Vrije Marxistische Uitgeverij en de leadzanger van de band Arkady Kots. In de zomer van 2017 nam zijn politieke engagement de vorm aan van kandidaatstelling voor de Moskouse gemeenteraadsverkiezingen.

Getagged , , , , , ,

Biopolitiek op Het Betere Boek: wat je nog te goed had

22405441_1496847747068943_3921917742291060411_n_1_1Enkele uren geleden hebben de Russische dichter/activist Kirill Medvedev, mijn Gentse collega Michel De Dobbeleer en ikzelf in het kader van het literatuurfestival Het Betere Boek in Gent de gloednieuwe dichtbundel Biopolitiek (Leesmagazijn 2017) van de eerstgenoemde voorgesteld. We hadden weinig tijd, en hebben daarom niet alle gedichtjes kunnen lezen die we hadden willen lezen (we hadden ze wel allemaal willen lezen). Bijvoorbeeld dit gedichtje had je nog te goed:

 

De beul kwam op mij afgestapt,

mijn hoofd werd niet afgekapt,

in plaats daarvan werd mijn vlees,

door angst totaal verslapt,

versneden tot fijne filets.

 

Zijn dans was weergaloos.

Mijn bloed spoot in het rond

en hij bleef me maar bewerken

tot één grote gapende wond,

maar ik voelde mij aansterken.

 

Eindelijk kreeg hij in de gaten

de executie vreselijk te hebben gerekt

en dat het recht het veld had verlaten,

en hij begreep heel opgewekt

dat ons verzet niet hoeft genekt!


Kirill Medvedev. Biopolitiek.  Leesmagazijn, 2017. Met een voorwoord door Aleksandr Skidan. Vertaald uit het Russisch door Pieter Boulogne. 68 p. ISBN: 978-94-91717-45-1

biopolitiek-medvedevKirill Medvedev begon aan de in Biopolitiek opgenomen gedichten te schrijven in de nasleep van de Arabische Lente, die even de hoop van de Russische activisten deed opflakkeren. Opvallend zijn de zwarte humor en het burleske. De lyrische ‘ik’, die in vorige bundels aan de zijlijn toekeek op het Russische maffiakapitalisme en het bijbehorende consumentisme, ontpopt zich tot een actieve geweldenaar. Het universum van de dichter lijkt grimmiger te worden naarmate Poetin bij zijn onderdanen de duimschroeven aandraait. De Russische criticus Aleksandr Skidan noemde het ‘een voor iedereen toegankelijk, democratisch straattheater, een blamage aan het adres van de sceptici die niet geloven in de haalbaarheid van het project van de zelfkritische, reflexieve en tegelijkertijd populaire linkse cultuur’. Voor deze dichtbundel ontving Medvedev de prestigieuze Andrej Belyj-prijs, waarvan het prijzengeld bestaat uit een roebel, een fles wodka en een appel.

Na zijn doorbraak als dichter in 2002 nam Kirill Medvedev (1975) stapsgewijs afstand van de Russische literaire wereld, om na een zelf opgelegd moratorium in 2011 een comeback te maken onder zijn eigen voorwaarden. Hij is de auteur van de dicht- en essaybundels Alles is slecht (2000), Invasie (2002), Teksten uitgegeven zonder medeweten van de auteur (2007), 3% (2007) en Lang leven, jong sterven (2011). Naast dichter is Medvedev de Russische vertaler van Charles Bukowski, Pier Paolo Pasolini, Victor Serge en van de neomarxistische theoretici Terry Eagleton en Michael Löwy. Hij is ook een activist van de Russische Socialistische Beweging, de drijvende kracht achter de Vrije Marxistische Uitgeverij en de leadzanger van de band Arkady Kots. In de zomer van 2017 nam zijn politieke engagement de vorm aan van kandidaatstelling voor de Moskouse gemeenteraadsverkiezingen.

 

 

Getagged , , , , , , , , , ,

Sirin est mort, longue vie à Nabokov ! Bend Sinister, ou comment Nabokov devient un écrivain américain

IMAG7262_1Mes collègues de la KU Leuven David Martens et Bart Van den Bossche, en collaboration avec leur groupe de recherche MDRN, viennent de publier, auprès de la maison d’édition Les Impressions Nouvelles, l’ouvrage 1947 Almanach littéraire, qui est de a à z dédié à l’année littéraire 1947:

En 1947, la vie littéraire reprend, après une longue guerre, des périodes de dictature et de turbulences politiques qui ont eu un impact considérable sur la production, la diffusion, la réception de la littérature. Mais cette nouvelle vie n’est pas une simple reprise ou continuation, même si les transformations en cours ne sont pas toujours immédiatement visibles.

De l’essentiel qui s’impose tout de suite à l’attention (Gide, Malraux, Malaparte, Mann, Sartre…), de futurs chefs-d’œuvre qui passent inaperçus (Robert Antelme, Primo Levi), des œuvres tombées dans l’oubli, des revues et prix littéraires prestigieux à des curiosa ici redécouvertes, des événements individuels (emprisonnements, retours d’exil, polémiques…) aux grands enjeux sociaux de l’époque (mémoire de la Shoah, péril atomique, début de la guerre froide…), l’objectif de ce livre est de faire revivre dans toute sa diversité une année littéraire dont le présent était très différent de ce qu’en a retenu la postérité.

L’ouvrage se présente comme une coupe histologique dans le continuum de l’actualité littéraire et culturelle d’une année déterminante dans l’histoire de la littérature européenne. Cet almanach abondamment illustré plonge le lecteur, à travers 47 articles, au sein de l’écosystème de l’année 1947, comme si, lecteur à cette époque, il découvrait, au jour le jour, la littérature en train de se faire.

Parmi les 47 articles traitant de l’année 1947, il y a aussi celui que j’ai écrit à propos de Vladimir Nabokov, ou plus précisément à propos de sa fascinante métamorphose d’écrivain russe en écrivain d’expression anglaise. Voici un petit aperçu de “Sirin est mort, longue vie à Nabokov ! Bend Sinister, ou comment Nabokov devient un écrivain américain” (p. 85-92):

« Je suis extrêmement affligé par le descriptif du livre. Avant toute chose, l’idée de dévoiler l’intrigue me semble absurde. Deuxièmement, ce synopsis plat est plein d’erreurs ». En avril 1947, Vladimir Nabokov, fraîchement naturalisé citoyen des États-Unis, subvenant aux besoins de sa famille en tant que respectable lépidoptériste et professeur de russe  excentrique, se montre mécontent des épreuves de son premier roman américain.

Nabokov connaît sa valeur. Durant les années trente, il est devenu, sous le nom de plume de Vladimir Sirin, le principal écrivain de la diaspora russe. Cette communauté, son lectorat, qui fleurit tout d’abord à Berlin et ensuite à Paris, s’est complètement désintégrée par le régime nazi et la seconde guerre mondiale. Les derniers vestiges de ses espoirs de poursuivre une carrière d’écrivain dans sa patrie sont réduits à néant par le sinistre virage culturel stalinien qui établit le réalisme socialiste en 1934 comme la seule voie littéraire acceptable. En l’absence de toute scène littéraire soviétique souterraine, la meilleure solution pour continuer à être un écrivain à laquelle songe Nabokov consiste à devenir un écrivain anglophone.“Je suis extrêmement affligé par le descriptif du livre. Avant toute chose, l’idée de dévoiler l’intriure me semble absurde. Deuxièmement, ce synopsis plat est plein d’erreurs ». En avril 1947, Vladimir Nabokov, fraîchement naturalisé citoyen des États-Unis, subvenant aux besoins de sa famille en tant que respectable lépidoptériste et professeur de russe  excentrique, est clairement mécontent des épreuves de son premier roman américain.

Bien entendu, Nabokov pratiquait un anglais très fluide bien avant qu’il ne se rende aux États-Unis en 1940. Une série de puéricultrices et de gouvernantes anglaises avaient fait en sorte que le jeune aristocrate russe devienne, pour reprendre ses propres termes, « un enfant trilingue parfaitement normal ». Davantage, il avait soigné son anglais durant ses études à Cambridge. Pourtant, quand il franchit l’océan, les compétences de Nabokov en anglais étaient loin de celles qui avaient conduit Sirin à la notoriété. L’expérience de traduire lui-même en anglais son roman Camera Obscura en 1938 ne l’a pas libéré de ses doutes quant à son anglais. Un an plus tard, anticipant son départ pour un pays anglophone, il sollicite l’aide de locuteurs natifs pour écrire son premier roman en anglais : La vraie vie de Sebastian Knight (The Real Life of Sebastian Knight) – qui traite opportunément d’un écrivain anglais d’origine russe entre deux héritages culturels et linguistiques, « qui demeure finalement inconnu ». Sur le court terme, pas plus l’auto-traduction de Camera Obscura que la tentative d’écrire un roman en anglais ne génèrent l’intérêt d’un éditeur, en dépit des efforts de son agent américain. Nabokov revient donc au russe, mais à contrecœur et pour peu de temps…

IMAG7261_1.jpg

 

Getagged , , , , , , , , ,

Biopolitiek: nieuwe dichtbundel van de Russische dichter/activist Kirill Medvedev, te gast op Het Betere Boek te Gent

IMG_3890.jpg

Uitgeverij Leesmagazijn, die eerder de dicht- en essaybundel Alles is slecht publiceerde, heeft zonet een nieuwe bundel gedichten van de hedendaagse Russische dichter en activist Kirill Medvedev uitgebracht, onder de titel Biopolitiek, in mijn vertaling uit het Russisch.  De dichter komt over deze poëzie en zijn activisme op 14 oktober 2017 praten in Gent tijdens het literaire festival Het Betere Boek, dat dit jaar door curator Johan de Boose in het teken wordt gesteld van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie.

De blurb:

Kirill Medvedev begon aan de in Biopolitiek opgenomen gedichten te schrijven in de nasleep van de Arabische Lente, die even de hoop van de Russische activisten deed opflakkeren. Opvallend zijn de zwarte humor en het burleske. De lyrische ‘ik’, die in vorige bundels aan de zijlijn toekeek op het Russische maffiakapitalisme en het bijbehorende consumentisme, ontpopt zich tot een actieve geweldenaar. Het universum van de dichter lijkt grimmiger te worden naarmate Poetin bij zijn onderdanen de duimschroeven aandraait. De Russische criticus Aleksandr Skidan noemde het ‘een voor iedereen toegankelijk, democratisch straattheater, een blamage aan het adres van de sceptici die niet geloven in de haalbaarheid van het project van de zelfkritische, reflexieve en tegelijkertijd populaire linkse cultuur’. Voor deze dichtbundel ontving Medvedev de prestigieuze Andrej Belyj-prijs, waarvan het prijzengeld bestaat uit een roebel, een fles wodka en een appel.

Na zijn doorbraak als dichter in 2002 nam Kirill Medvedev (1975) stapsgewijs afstand van de Russische literaire wereld, om na een zelf opgelegd moratorium in 2011 een comeback te maken onder zijn eigen voorwaarden. Hij is de auteur van de dicht- en essaybundels Alles is slecht (2000), Invasie (2002), Teksten uitgegeven zonder medeweten van de auteur (2007), 3% (2007) en Lang leven, jong sterven (2011). Naast dichter is Medvedev de Russische vertaler van Charles Bukowski, Pier Paolo Pasolini, Victor Serge en van de neomarxistische theoretici Terry Eagleton en Michael Löwy. Hij is ook een activist van de Russische Socialistische Beweging, de drijvende kracht achter de Vrije Marxistische Uitgeverij en de leadzanger van de band Arkady Kots. In de zomer van 2017 nam zijn politieke engagement de vorm aan van kandidaatstelling voor de Moskouse gemeenteraadsverkiezingen.

Biopolitiek is verkrijgbaar in de betere boekhandel, de webshop van de uitgever of bol.com.

Getagged , , , , , , , , ,