Maandelijks archief: juni 2017

Leesmagazijn bereidt Vsevolod Petrovs novelle De Manon Lescaut van Tourdeille voor

cover-manon-lowres Deze zomer verschijnt bij uitgeverij Leesmagazijn, die ook Alles is slecht van Kirill Medvedev uitgaf, mijn vertaling uit het Russisch van Vsevolod Petrovs De Manon Lescaut van Tourdeille. Kroniek van een liefde.

Het is een novelle over een arts die tijdens de Tweede Wereldoorlog is tewerkgesteld in een sanitaire trein van het Rode Leger. Hij maakt van de oorlog in volle Stalintijd gebruik om zijn eigen persoonlijke idylle te creëren. Dat doet hij door weg te vluchten in de achttiende eeuw. En ook in zijn verliefdheid op de kokette zuster Vera Moechina, die hij aanziet voor de reïncarnatie van het Franse personage Manon Lescaut.

De Manon Lescaut van Tourdeille werd kort na de Tweede Wereldoorlog geschreven, naar alle waarschijnlijkheid in 1946. De auteur, een gevierd kunsthistoricus, heeft het nooit ter publicatie aangeboden. Hij zag in dat de kloof met de officiële Sovjetliteratuur onoverbrugbaar was. Na zestig jaar in de lade gelegen te hebben, werd De Manon Lescaut van Tourdeille in Rusland ontdekt. Naar aanleiding van de publicatie roemde de emigré Oleg Joerev de novelle als ‘een sleutel tot het raadsel van de Russische cultuurgeschiedenis’. Wat hij daarmee bedoelt, lees je in het nawoord.

Bij wijze van voorsmaakje op de novelle, krijg je hier eerste regels:

De Russische schrijver en kunsthistoricus Vsevolod Petrov (1912-1979)Ik lag op een slaapbank, eigenlijk een brits, die in onze verwarmde wagon geïnstalleerd was. Links was er een muur, rechts lag mijn kameraad, Aslamazjan, gedetacheerd aan het militair hospitaal, net als ik. Achter hem lagen twee vrouwelijke artsen, en daarachter Levit, een apotheker. Aan de overzijde stonden dezelfde britsen, waarop ook lichamen lagen.

Beneden, onder de britsen, leefden de zusters. Dat waren ruwe meiden, voor het grootste deel achttien à twintig jaar oud. Ze kibbelden luid met elkaar en zochten ruzie met de bewoners van boven. Dan grepen ze een gitaar en in koor zongen ze alle mogelijke liederen. Op de stations knoopten ze bliksemsnelle romances aan met militairen van tegemoetkomende echelons.

Van bovenaf had ik een goed zicht op het midden van de wagon, waar het leven soepel zijn gangetje ging. Daar stond een ijzeren kachel, en allen dromden er rond samen met keteltjes. Daar lagen ook stapels brandhout, die tegelijk dienden als stoelen. Precies daar begonnen de ruzies. Iemand die naar zijn brits vertrokken was gold als afvallig van het strijdtoneel – verder dan dat viel niet weg te gaan. Als de weggegane zweeg en stil lag, dan beschouwde men hem min of meer als afwezig. Er kon zelfs op hem gefoeterd worden, zoals achter iemands rug. Daar werd geen aanstoot aan genomen. Ook om zich te verzoenen kwam men tevoorschijn bij de kachel: hier was de enige levende brandende stip in de enorme en doodse ruimte van vorst en sneeuw.

 

Getagged , , , , , ,

Rectificatie. Wat de alwetende verteller van Kader Abdolah niet wist over Poesjkin

In de eerste druk van zijn laatste boek Salam Europa! (Prometheus, 2016, pp. 99-100) laat de Perzisch-Nederlandse schrijver Kader Abdolah het personage van de sjah de Russische dichter Aleksandr Poesjkin citeren – eerst een stukje in het Russisch (om de Nederlandse en Vlaamse slavisten te plezieren?) en dan een volledig gedicht in mijn vertaling (geplukt van deze webpagina):

Poesjkin.png

De alwetende verteller van Kader Abdolah leidt het citaat als volgt in:

“De sjah kende een van zijn [Poesjkins] gedichten gedeeltelijk uit het hoofd, maar hij wist niet dat de tsaar niets van Poesjkin en zijn gedichten moest hebben. Hij wist ook niets over het rebelleren van Poesjkin tegen de autocratie, en dat dit gedicht, Ode aan de vrijheid uit 1818, een beroemd manifest was.”

Na het lezen van deze uitleg, die verder gaat met de bewering dat Poesjkin vanwege deze verzen lange tijd uit Sint-Petersburg verbannen werd, is de lezer meer dan een beetje geneigd om het geciteerde gedicht te identificeren als Ode aan de vrijheid (eigenlijk Vrijheid. Een ode).

Dat klopt niet: het geciteerde gedicht is niet Vrijheid. Een ode (geschreven eind 1817), maar wel Aan Tsjaädajev (vermoedelijk geschreven in 1818 en voor het eerst gepubliceerd in 1829, in gecensureerde vorm).

Alwetende vertellers kunnen niet alles weten.

Getagged , , , , , , , , ,

Minoes als Russische femme fatale

IMAG6763_1Onder de titel Minoes, Minnie, Minu en andere katse streken heeft de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek in de reeks Lage Landen Studies bij Academia Press een bundel uitgebracht die gewijd is aan de internationale receptie van Annie M.G. Schmidts Minoes.

Minoes, Minnie, Minu en andere katse streken bevat acht case-studies over een van Nederland’s meest vertaalde kinderboeken. Ze worden voorafgegaan door de inleiding “Acht levens van Minoes” van Jan Van Coillie, die de bundel samen met Irena Barbara Kalla bezorgde.

In het kader van het onderzoeksproject The Circulation of Dutch Literature onderzochten Jan van Coillie, Matthieu Sergier, Stéphanie Vanasten, Sara Van Meerbergen, Renée Marais, Janina Vesztergom, Irena Barbara Kalla en Natalia Brożyna de receptie van Minoes in het Nederlands, Frans, Zweeds, Afrikaans, Hongaars en het Pools.

afbeelding1Ik sluit de bundel af met het artikel “‘De geschiedenis van een opmerkelijke metamorfose’: Minoes als Russische femme fatale” (pp. 171-193), over de Russische gedaante van Minoes.  Centraal daarin staat de vraag in hoeverre het feministisch potentieel van Schmidts geesteskind overeind blijft in post-Sovjet-Rusland. Gezien de barbie-achtige make-over die de knullige Minoes van de Russische illustrator kreeg, ligt dat niet zo voor de hand.

Dit is de Engelse samenvatting van mijn bijdrage:

‘The story of a remarkable metamorphosis’: Minoes as a Russian femme fatale. ​

afbeelding5This article deals with the Russian translation of the famous children’s book Minoes by Annie M.G. Schmidt. The point of departure is the observation that a recent opinion piece in a Flemish newspaper describes this fairytale as an antidote against the mass production pink princesses pop culture that shapes the female image of young girls. This leads to the central research question: to what extent is the feminist interpretation of Minoes privileged by the translation strategies used to render it into Russian?

An attempt to answer this question is undertaken in three phases. First, a literary-historical overview investigates the circumstances which made it first difficult and then possible for Minoes to become a Russian book. In this context, both the Soviet and the post-Soviet demands on children’s literature are dealt with. Second, light is shed on the female image of  girls in post-Soviet Russia. Thereupon, the analysis turns towards the most recent version of the Russian translation Murli. Attention is paid to its directness, peritexts, illustrations, macrostructural and microtextual shifts.

The observed shifts, especially the illustrations by Sokolov, show a strongly patronized Murli with a diva-attitude. It is concluded that the adopted translation strategy makes the text more suitable for a Russian-style gender socialization. Nevertheless, it is argued that also in its Russian Barbie-like disguise, Minoes can play a feminist role.

Meer informatie over de reeks Lage Landen Studies, vind je op de website van de uitgever.

Van Coillie, Jan & Kalla, Irena Barbara (red.). Minoes, Minnie, Minu en andere katse streken. De internationale receptie van Annie M.G. Schmidts Minoes. Gent: Academia Press, 2017. (= Lage Landen Studies 8)

 

Getagged , , , , , , , , , ,

‘Unexpectedly Moving’? An Inquiry into the Intermedial and International Trajectory of a Flemish Novel

unnamed Doing Double Dutch is the beautiful title of a freshly published volume, edited by Elke Brems, Orsolya Réthelyi and Ton van Kalmthout, about the international circulation of literature from the Low Countries.

It contains, in addition to theoretical and methodological chapters and among various case studies, a chapter on the intermedial and international trajectory of the Flemish novel The Misfortunates by Dimitri Verhulst, written by my colleagues Elke Brems, Stéphanie Vanasten and myself.

reetveerdegemIt is an attempt to explain what is so surprising about the international success of the novel by Verhulst and its screen adaptation by Felix van Groeningen. For that, we even had to explain the meaning of the so-called ‘anal triangle’, the geographical area between the Flemish municipalities Reet, Aartselaar and Kontich, to an international scholarly audience.

Below you can watch an interview by Jack Mc Martin with Dutch Studies scholar Marc van Oostendorp about the importance of the presented research.

Here and on the publisher’s website you can find more information about Doing Double Dutch:

“The importance of a minor language in the field of world literature
Dutch literature is increasingly understood as a network of texts and poetics connected to other languages and literatures through translations and adaptations. In this book, a team of international researchers explores how Dutch literary texts cross linguistic, historical, geophysical, political, religious, and disciplinary borders, and reflects on a wide range of methods for studying these myriad border crossings. As a result, this volume provides insight into the international dissemination of Dutch literature and the position of a smaller, less-translated language within the field of world literature.

The title Doing Double Dutch evokes a popular rope-skipping game in which two people turn two long jump ropes in opposite directions while a third person jumps them. A fitting metaphor for how literature circulates internationally: two dynamic spheres, the source culture and the target culture, engage one another in a complex pattern of movement resulting in a new literary work, translation, or adaptation formed somewhere in the middle.”

Contributors: Chiara Beltrami Gottmer (American International School of Rotterdam), Peter Boot (Huygens ING), Pieter Boulogne (KU Leuven), Elke Brems (KU Leuven), Michel De Dobbeleer (University of Ghent), Caroline de Westenholz (Louis Couperus Museum), Gillis Dorleijn (University of Groningen), Wilken Engelbrecht (Palacký University Olomouc), Veerle Fraeters (University of Antwerp), Maud Gonne (KU Leuven), Christine Hermann (University of Vienna), Peter Kegel (Huygens ING), Tessa Lobbes (Utrecht University), Marijke Meijer Drees (University of Groningen), Reine Meylaerts (KU Leuven), Marco Prandoni (University of Bologna), Marion Prinse (Utrecht University), Orsolya Réthelyi (Eötvös Loránd University Budapest, Huygens ING), Diana Sanz Roig (Universitat Pompeu Fabra), Rita Schlusemann (Utrecht University), Matthieu Sergier (Université Saint Louis Brussels), Natalia Stachura (Adam Mickiewicz University in Poznan), Janek Urbaniak (University of Wrocław), Stéphanie Vanasten (UCL Louvain-la-Neuve), Ton van Kalmthout (Huygens ING), Suzanne van Putten-Brons, Herbert Van Uffelen (University of Vienna), Marc van Zoggel (Huygens ING), Nico Wilterdink (University of Amsterdam).

Getagged , ,