Categorie archief: Uncategorized

“Russisch is ook de taal van de vrijheidsliefde” Interview met de Wit-Russische schrijver Sasja Filipenko in BRUZZ

Michaël Bellon nam voor BRUZZ een diepgravend interview af van de gevluchte Wit-Russische schrijver Sasja Filipenko, dat ik mocht vertolken. Het was een plezier, want Sasja blijkt een sympathieke peer. Bovendien heeft hij veel te vertellen:

In zijn pas vertaalde roman Hetze beschrijft de Wit-Russische schrijver Sasja Filipenko hoe een kritische journalist door de handlangers van een oligarch wordt getergd opdat hij het land zou verlaten. Filipenko zelf maakte iets gelijkaardigs mee. Hij resideert momenteel in Brussel en treedt aan op het Passa Porta Festival.

“Toen ik op een dag vanuit Rusland in Minsk aankwam en mijn Russische simkaart verruilde voor mijn Wit-Russische kreeg ik een minuut later een anoniem telefoontje van iemand die me vroeg of ik soms een escortekonvooi naar de gevangenis had besteld, waarna werd opgehangen. En in 2015, toen we na de annexatie van de Krim door Rusland aftastten of er misschien weer wat meer mogelijk was in Wit-Rusland, had ik een kritische column geschreven in een tijdschrift. Even later moest ik met de nachttrein naar Sint-Petersburg. Mijn wagon was helemaal leeg, op een enorme manspersoon na, die dat tijdschrift vasthad op de pagina van mijn column. Hij zei dat ik er goed aan zou doen een beetje voorzichtiger te zijn in de toekomst.”

Aan het woord is de Wit-Russische schrijver Sasja Filipenko, die enkele weken in residentie is bij Passa Porta. Filipenko is pas 38, maar heeft al een lange staat van dienst. Hij werkte voor televisie in Rusland en is schrijver van vijf romans die in zestien talen vertaald werden. Zijn debuut De ex-zoon was al kritisch voor de dictatuur in Wit-Rusland, en hij staat nog altijd in contact met de verbannen Wit-Russische oppositieleidster Svetlana Tichanovskaja. Zij leidde de protesten na de vervalste verkiezingen van 2020, die dictator Aleksandr Loekasjenko aan de macht hielden. Met opiniebijdragen in internationale kranten blijft Filipenko de situatie in zijn land, maar ook in Oekraïne en Rusland, aanklagen.

Twee keer ontsnapte Filipenko aan een arrestatie. Eén keer in Wit-Rusland en één keer in Rusland, dat dissidenten aan Wit-Rusland uitlevert. Filipenko’s verhaal is daardoor veel gelijkenissen gaan vertonen met zijn roman Hetze uit 2016, die nu naar het Nederlands vertaald is. In die zwarte tragikomedie wordt een kritische journalist op verschrikkelijke wijze getreiterd en getergd in opdracht van een oligarch die hem het land uit wil.

Na omzwervingen in verschillende landen heeft Filipenko net een vaste stek in het Zwitserse Bazel verworven. Nu maakt hij samen met schrijvers als Annie Ernaux, Timothy Garton Ash, Vladimir Sorokin, Mohsin Hamid, Claudio Morandini, Lize Spit en Tom Lanoye deel uit van het programma van het Passa Porta Festival. Omdat het festival dit jaar ook de ICORN Network Meeting van internationale vluchtsteden voor bedreigde schrijvers, kunstenaars en journalisten in ballingschap ontvangt, staan verschillende programma’s in het teken van vlucht en verbeelding.

Was u al eerder in Brussel geweest?
Sasja Filipenko: Op doorreis. Dit is de eerste keer dat ik de mogelijkheid heb om de stad te bestuderen en met mensen te praten. Voorlopig begrijp ik er niets van! Van steden als Parijs, Rome, Londen of Amsterdam krijg je al redelijk snel een eerste indruk van hoe ze in elkaar zitten, maar in Brussel kan ik daar mijn vinger nog niet op leggen. Het is duidelijk een multiculturele stad, maar ik heb er meer tijd voor nodig. Ik lees nu alle Vlaamse boeken in Russische vertaling die hier in de kast staan: gisteren David Van Reybrouck, vandaag Anne Provoost, morgen Hugo Claus. Voor de rest wandel en fitness ik. Met schrijven in de strikte zin ben ik nog niet bezig. Ik ben veel aan het nadenken, en ’s avonds op café maak ik aantekeningen. Schrijven is voor een volgende fase.

Ook u bent als televisiemaker én schrijver, en als Wit-Rus van een Tataars-Russische moeder en een Oekraïens-Wit-Russische vader niet zo makkelijk samen te vatten.
Filipenko: Die vermenging van etniciteiten is heel typisch voor de post-Sovjetruimte. Voor de rest ben ik een Wit-Russische auteur die in de Russische taal schrijft (in Filipenko’s geboortestad Minsk is Russisch courant, red.). Ik heb een succesvolle carrière gehad bij de televisie, maar wilde altijd graag schrijven en me met literatuur bezighouden.

Waaruit bestond dat televisiewerk?
Filipenko: In het begin van mijn carrière heb ik gewerkt voor Kanaal 1, de belangrijkste overheidszender van Rusland, waar ik grappen schreef voor Projektor Paris Hilton, het bekendste satirische programma van Rusland. Hierin werd het nieuws becommentarieerd. Ik ben bij Kanaal 1 weggegaan omdat ik aan den lijve ondervond hoe de censuur zijn werk deed. Rusland is een groot land met verschillende tijdzones, waardoor ons programma in eerste instantie in Vladivostok werd uitgezonden en dan via steden als Jekaterinenburg en Kazan stelselmatig dichter naar Moskou kwam. Zo kon je er in real time getuige van zijn hoe sommige moppen uit het programma werden geknipt. Sommige bleven in de Oeral hangen, anderen konden in Kazan niet meer door de beugel. Daarom werd Vladivostok grappend de meest vrije regio van Rusland genoemd. Toen er in 2011 wat zogenaamde politieke dooi was onder president Dmitri Medvedev en er wat meer gelachen kon worden, ben ik overgestapt naar de oppositiezender TV Rain (of Dozhd TV), waar ik onder meer meewerkte aan een satirische latenightshow waarin de hele Russische actualiteit te grazen werd genomen.
Op dit moment is er geen enkel politiek programma meer in Rusland waarin je grappen kan maken over de politieke actualiteit. Terwijl humor een belangrijk wapen is waar dictaturen bang voor zijn.

Kunt u het verhaal van uw vlucht uit Wit-Rusland nog eens vertellen?
Filipenko: In 2020 nam ik deel aan de protesten in Minsk en onderhield ik op internet het project ‘Solidaire literatuur’ met bekende auteurs. Op een dag belde een vriend me op met de vraag waarom ik nog niet was vertrokken. Via de belangrijkste massamedia in Wit-Rusland was een heksenjacht geopend op de bekendste Wit-Russen die hadden deelgenomen aan de protesten. Daar stond een grote foto bij van mij met een protestbord, en een lijst met namen. De eerste twee waren al gearresteerd. Ik was de derde op de lijst.

Via Rusland ging ik naar Oostenrijk, maar ik ben toch nog even naar Rusland teruggekeerd om de literaire Yasnaya Polyana-prijs in ontvangst te nemen. Toen ik op de luchthaven in Moskou aankwam, werd ik gearresteerd om uitgeleverd te worden aan Wit-Rusland. Daar werd ik in de propagandapers beschuldigd van het rehabiliteren van nazisme en extremisme, waarvoor je twaalf jaar kon krijgen. Ik heb drie uur vastgezeten, maar uiteindelijk heeft iemand kennelijk besloten dat de prijsuitreiking beter zonder schandalen zou verlopen en werd ik vrijgelaten.

Ook vandaag laat men u nog niet met rust.
Filipenko: Gisteren was er nog een hetze in de propagandamedia in Rusland nadat een journalist van Deutsche Welle mij had gevraagd of het mij niet stoorde Russisch te spreken, omdat dat de taal van de aggressor is. Ik antwoordde dat mij dat niet stoort, dat Russisch geen eigendom van Poetin is, en zelfs niet van Rusland. En dat het een goede zaak zou zijn om de Russische taal van Poetin af te nemen om te tonen dat het niet alleen de taal is van de terreur, maar ook de taal kan zijn van vrijheidslievende en liberale waarden. De volgende dag verscheen op een medium van de orthodoxe Kerk in Rusland het bericht dat ik de Russen zou verbieden nog Russisch te spreken. Alle propagandakanalen hebben die onzin verder verspreid.

Welk leven leiden uw boeken ondertussen in Wit-Rusland en Rusland?
Filipenko: In Minsk, waar ik ben geboren en twintig jaar heb geleefd, is een bekende boekenwinkel waar mijn boeken niet in het zicht liggen, maar wel nog kunnen worden gekocht in een achterkamertje, als je ernaar vraagt. Zoals drugs. De opvoering van mijn toneelstuk Rood Kruis, gebaseerd op mijn gelijknamige boek, is verboden in Moskou.

Hoe heeft de ballingschap uw schrijverschap beïnvloed?
Filipenko: Het voorbije jaar heb ik me vooral toegelegd op journalistiek en essayistiek om in kranten als Le Figaro en The Guardian te vertellen wat er op dit moment in Wit-Rusland gebeurt. Door de inval van Rusland in Oekraïne schijnt iedereen te vergeten dat veel mensen in Wit-Rusland hebben gestreden voor de vrijheid. Van de ene op de andere dag zijn we medeagressor geworden.

Hoe gaat het met u persoonlijk? Het is een opluchting dat u nog altijd kan lachen.
Filipenko: Dat is een van mijn zelfverdedigingsstrategieën. Lachen is heel belangrijk om niet gek te worden. Een andere uitlaatklep is roeien. Op een meertje in Bazel en in de fitness. De laatste jaren waren moeilijk en stresserend. Een van de personages in mijn boeken zegt dat als je je jezelf niet kan helpen, je anderen moet helpen, dat heb ik de voorbije jaren proberen te doen. Maar op een bepaald moment is het vat leeg, en was, zoals in een vliegtuig in nood, het moment gekomen om eerst zelf het zuurstofmasker op te zetten en aan zelfzorg te doen.

Hoopt of denkt u dat de oorlog in Oekraïne onrechtstreeks ook de dictatuur in Wit-Rusland kan ondermijnen?
Filipenko: Ik zou natuurlijk willen dat Oekraïne deze oorlog wint, want als Poetin verliest, dan verliest Loekasjenko ook. Maar eerlijk gezegd zie ik niet hoe een van beide partijen een overwinning kan boeken. Het lijkt eerder een lang smeulend conflict te worden. In Europa is men gerustgesteld wanneer de oorlog tot Oekraïne beperkt kan blijven, en helaas denk ik dat dat het meest realistische scenario is, al wil ik me heel graag vergissen en zien dat Oekraïne wordt hersteld binnen de grenzen van 1991

Met welke motivatie heeft u in 2016 het profetisch gebleken Hetze geschreven?
Filipenko: Ik werkte toen nog als journalist voor TV Rain en had veel bevriende journalisten die werkten voor onafhankelijke media. Die hadden allemaal te kampen met georganiseerde hetzes tegen hen. We denken aan vervolgde journalisten wanneer ze gevangen worden genomen, gedood of gedwongen worden te emigreren. Het boek toont dat er meer intimidatievormen zijn, waarbij soms dagdagelijks druk wordt uitgeoefend. Ik heb zelf ervaren hoe mijn Instagram-account elke dag overladen werd met bedreigingen en scheldpartijen. Je kan je daar psychologisch tegen proberen te beschermen, toch heeft dat invloed. Ik wilde het ook hebben over het feit dat een journalist zich daar misschien wel kan op instellen, maar zijn gezin misschien niet, terwijl ook zij slachtoffer kunnen worden.

De belaagde journalist Anton Kwint blijft verrassend kalm onder de terreur. “Moedige mensen zijn altijd naïef,” staat ook in het boek.
Filipenko: Kwint is natuurlijk niet echt naïef, want hij is goed op de hoogte, maar hij houdt vast aan zijn idealen. Naïviteit in de goede zin van het woord is belangrijk, want in dictaturen probeert de overheid journalisten cynisch te maken, opdat ze niet meer zouden geloven dat ze nog iets fundamenteels kunnen veranderen. Wie gelooft in de maakbaarheid van de samenleving vormt een bedreiging voor het systeem van de machthebbers.
Daarom worden liberale vrijheidslievende journalisten in eerste instantie ook alarmisten genoemd. Er wordt gezegd dat zij overdrijven, alles in de donkerste kleuren neerzetten, en alleen maar kritiek leveren. Toen ik in Hetze schreef over iemand die veroordeeld werd voor een volledig lege Facebook-post, vond iedereen dat grappig. Maar in die tijd zag je al dat Rusland die kant op ging, en nu zien we dat iemand die met een leeg blad protesteert, inderdaad gearresteerd kan worden.

Dit gesprek kwam tot stand met de hulp van de Russische tolkopleiding van de KU Leuven (campus Antwerpen).

.

Novaya Gazeta over ‘Metro en mobilisatie’ van Igor Bobyrev: ‘Een krachtig verhaal over zelfbehoud’

Op 22 maart 2023 verscheen in de onafhankelijke en liberaal georiënteerde krant Novaya Gazeta Europe een recensie (in het Russisch) van de literaire criticus Sorin Broet over de door ons uitgegeven dichtbundel Metro i mobilisatsija van Igor Bobyrev:

“Wie het heeft over ‘ademnood’, kan niet heen om Метро и мобилизация (Metro en mobilisatie): het laatste boek van de Russischtalige dichter uit Donetsk Igor Bobyrev, dat op de grens van 2022 en 2023 in Duitsland verschenen is. De figuur Bobyrev lijkt door de vertegenwoordigers van de Z-poëzie even antipathiek bevonden te worden als door talrijke anti-oorlogsdichters. Enerzijds schrijft hij uitgesproken anti-oorlogspoëzie en staat hij kritisch tegenover het Poetinregime, anderzijds bekritiseert hij de Oekraïense autoriteiten en de anti-oorlogsoppositie. Zijn visie komt voort uit de plaats waar hij zich bevindt: Donetsk, waarvan veel vreedzame inwoners zich in deze oorlog alleen voelen te staan, en wier belangrijkste eis niet politiek, maar menselijk is: ‘Houd op ons te vermoorden’.

Het boek van Bobyrev, en dan vooral het tweede deel, is een psychologisch document van een man in een door de oorlog bevangen stad. De plaats van de handeling is een appartement dat je onmogelijk kan verlaten zonder ten prooi aan de mobilisatie te vallen. Maar dit appartement kan eveneens getroffen worden door een bom. De ruimte in de gedichten wordt verscheurd tussen thuis en de buitenwereld, die altijd bedreigend is. Trouwens zijn de grenzen van het appartement niet hermetisch. De ongure straatlucht van de oorlog dringt er naar binnen door onzichtbare scheuren in de muren, en zaait afwisselend verschrikking en wanhoop. De gewoonte van de oorlog gaat gepaard met de onmogelijkheid om eraan te wennen: ‘heel lang werden we gebombardeerd / heel lang heb ik geprobeerd te schrijven / iets aan te vangen / een film te bekijken / ik moest hem vaak onderbreken om naar het toilet te gaan / daar te schuilen / mama lag op de grond / alsmaar moest ik onze kat Vasja afhouden van het raam’.

Maar naast ‘de droge documenten’ ontstaan helemaal andere teksten: lyrische innerlijke monologen, die geschreven zijn als een gedachtestroom en als herinneringen aan kleine geneugtes van het leven, zoals een nachtelijke wandeling met een weggegane vriend of lekkere goedkope soep in een restaurant. Het zijn eigensoortige gebeden gewijd aan een vredig leven, dat complex en diepzinnig is in zijn eenvoud van alledag, die natuurlijk enkel maar vanwege de gewoonte eenvoudig lijkt. Met zijn herinneringen (met zijn gedichten, met zijn dagboek) weet Bobyrev de grenzen van zijn opsluiting als het ware te verbreden, geeft hij aan de ongure oorlogslucht een nieuwe invulling, probeert hij daaruit de voor de levende mens in alle opzichten nefaste oorlog te verdringen. Zo wordt het boek een krachtig verhaal over het streven naar zelfbehoud.”

[“Говоря об удушье, нельзя не упомянуть новую книгу русскоязычного поэта из Донецка Игоря Бобырева «Метро и мобилизация», которая вышла на рубеже 2022–2023-го в Германии. Фигура Бобырева кажется равно антипатичной и для представителей Z-поэзии, и для многих антивоенных авторов. С одной стороны, он пишет отчетливо антивоенные стихи и критически настроен к путинскому режиму, с другой — критикует украинскую власть и антивоенную оппозицию. Его взгляд определен местоположением — Донецком, для многих мирных жителей которого в этой войне, кажется, вообще нет своих, а главное их требование не политическое, а человеческое: «Прекратите нас убивать».

Книга Бобырева и, прежде всего, ее вторая часть — психологический документ человека в охваченном войной городе. Место действия — квартира, из которой если выйдешь, то обязательно попадешь под мобилизацию. Но и в квартиру может прилететь снаряд. Пространство в стихах расколото на свое и наружное — всегда угрожающее. Впрочем, квартирные границы тоже проницаемы. Жесткий воздух военной улицы просачивается сквозь невидимые щели в стенах, порождая то ужас, то безнадежность. Привычка к войне сочетается с невозможностью к ней привыкнуть: «очень долго сегодня бомбили / очень долго пытался писать / что-нибудь делать смотрел фильм / приходилось часто прерывать и идти в туалет / там прятался / мама легла на полу / постоянно оттаскивал от окна своего кота Ваську».

Но рядом с «сухими документами» возникают совсем другие тексты — лирические внутренние монологи, записанное течение мыслей и воспоминаний о повседневных мелочах вроде ночной прогулки с уехавшим другом или дешевого вкусного супа в ресторане. Своего рода молитвы о мирной жизни, сложной и глубокой в простейших повседневных вещах, которые, конечно, только из-за привычки кажутся простыми. Воспоминаниями (и стихами, и этим дневником) Бобырев как бы расширяет границы своего заключения, перезаряжает жесткий военный воздух, вытесняя из него саму войну, во всех смыслах посягающую на живую личность. Так книга становится и сильной историей самосохранения.”]

Igor Bobyrev loopt gevaar in Donetsk. Hij wil niets liever dan samen met zijn bejaarde moeder en kat wegtrekken, maar heeft daarvoor nog niet de nodige financiële middelen. Wie dat wil, kan hem steunen. PayPal: ivan_sokolov@berkeley.edu (vermelding: ‘for IB’).

New Russian Poetry Book ‘Метро и Мобилизация’ (‘Metro and Mobilization’) by Igor Bobyrev

In Berlin, the small publishing house LMVerlag has just brought out, in Russian language, Igor Bobyrev’s poetry book Метро и Мобилизация (‘Metro and Mobilization’), which I had the honor of editing.

You can order your copy (in Russian!) of this limited tamizdat edition at the publisher’s webshop. Translations in German and Dutch will follow in the course of 2023.

About the author

Igor Bobyrev is a Russian-speaking poet who feels he’s caught between two fires. His poems and fate are the poems and fate of a real contemporary poète maudit.

He was born in Donetsk in 1985, where he graduated from the Faculty of History of Donetsk National University. After the outbreak of the war in Donbass, he continued to live in his native city.

He began writing poetry at the age of twenty. His free verse recalls the early works of the Moscow poet Kirill Medvedev (“It’s No Good”), who has had a great stylistic influence on him. He has published in, among other Russian journals, Novy Mir and Volga. In 2016, Translit and the Free Marxist Publishing House published his collection ‘Everyone knows that during the war my apartment was hit by a shell’.

The present collection, entitled Метро и Мобилизация (‘Metro and Mobilization’), consists of poems written during the war and the covid pandemic, from March 2021 to September 2022. They are intimate miniatures about the author’s personal life in a war-torn city. His homosexual adventures are also a recurring theme in his new poetry.  

Reviews of Метро и Мобилизация (‘Metro and Mobilization’)

Dmitry Volchek, poet, translator, editor-in-chief of the Russian-language website of Radio Liberty:

“You’re looking at a book written in a city that in 2014 became one of the most dangerous and miserable cities in the world. When death is hunting you, you become a poet to enchant and deceive it.”

Anton Ochirov, poet, artist, curator:

“In the battling city of Donetsk, Igor Bobyrev has found the most important thing: the possibility of a personal speech. This speech, balancing between figures of rhetoric, self-limitations and the assertion of personal ethics, quite amazingly reveals an immediate reality, providing us with both a testimony and a document. It also serves as a vivid confirmation that the poetic ‘project’ contains the option ‘salvation’ – that is, the possibility of survival on the exclusively traumatic roller coaster of our ‘Big History’.”

Kirill Medvedev, poet, activist, publisher:

Live there, where you cannot live! This is what Dmitry A. Prigov, the classic of Soviet conceptualism, recommended to young poets. The Post-Soviet history, as a fate, did not wait for the poet Igor Bobyrev, and turned his city Donetsk into a place where it is almost impossible to live, and where one can be, if one is persistent enough, completely free in poetry.”

Бобырев, Игорь. «Метро и мобилизация». Берлин/Амстердам: издательство «LMVerlag», 2023. 196 с. Под редакцией П. Булоня. ISBN: 978-90-833037-1-0.

Kirill Medvedev. ‘Gedichten’

Kirill Medvedev (1975, Moskou) is bij ons bekend als neomarxistisch dichter, activist en essayist dankzij de bij Leesmagazijn verschenen bundels Alles is slecht: gedichten, essays, acties (2014) en Biopolitiek (2017). Zijn gedichten, geschreven in vrije vers, zijn rauw, onopgesmukt. In zijn analyses is hij vlijmscherp voor de Russische intelligentsia, die hij al twee decennia lang een flagrant gebrek aan politiek bewustzijn verwijt.

Enige tijd na de invasie van de Russische troepen in Oekraïne van 24 februari 2022 reisde Medvedev naar België. Hij stond er zijn echtgenote, de gelauwerde cineaste Anna Moiseenko (die momenteel een documentaire maakt voor Clin d’oeils films), bij toen ze er van hun zoontje beviel. Op 23 september 2022 trad hij op in Brussel tijdens de opening van de internationale poëziemarkt Poetik Bazar. Behalve eerder gepubliceerd werk droeg hij er ook nieuwe weerspannige verzen voor. Op vraag van de organisator, het literatuurhuis Passa Porta, vertaalde ik ze in het Nederlands. Ze zijn opgenomen in het nieuwste nummer (91) van Tijdschrift voor Slavische Literatuur.

A propos, in 2023 verschijnt bij Leesmagazijn in het Nederlands vertaald werk van een dichter die sterk beïnvloed is door het vroege werk van Medvedev, namelijk Igor Bobyrev (die we eerst in het Russisch uitgeven). Het grootste verschil tussen beiden is dat de laatstgenoemde een tragedie beschrijft: het leven in de stad Donetsk. Later meer daarover.

///

Enkel op facebook gaat alles goed met mij,

geslaagde kiekjes vanop mooie plekken,

interessante gedachten, reisjes, respect van veel friends,

aan elke westerse universiteit, waar ik maar wens,

kan ik starten zonder examens,

maar mijn leven loopt helemaal anders:

een ongestructureerde zooi,

de sleur van de cafés,

dan mijn pa, mijn ma, hun gezeur,

op mijn eentje kreeg ik de huur niet bij elkaar,

een intellectueel beroep is kwetsbaar,

intellectuele eigendom is kwetsbaar,

mannen zijn infantiel, niet om aan te zien, maar wel brutaal,

er zijn er goeie bij, maar bijna nooit ben ik bevredigd,

terwijl een schuldgevoel daarover me pijnigt,

fuck hem, denk je, maar dan moet je ook nog eens opboksen

tegen die kutzooi die me voortdurend tegenwerkt,

die voortdurend tegenwerkende kutzooi.

Zo zit het offline. Maar is op facebook niet alles beeldmooi?

Ik heb altijd openlijk over die dingen kunnen praten,

maar het is nu eenmaal niet netjes om de hele tijd te kijven.

Rusland, Rusland, mijn moederland, is ziek.

Laat het hemelse leger mij inlijven.

///

Enkel revolutie

Zo, zeggen we,

op dit punt is revolutie onze enige optie.

Enkel revolutie

kan ons op dit punt nog helpen 

in onze appartementen rond te hangen.

Enkel revolutie kan ons nu nog in staat stellen

op sociale media te zitten zeuren

dat het allemaal niets uithaalt.

Enkel revolutie kan ons nu nog helpen te ruziën, 

de ander voor rotdefaitist uit te maken.

Ten langen leste zal enkel zij ons met de vraag confronteren:

moeten we hem smeren, vandaag of morgen?

Enkel revolutie.

Enkel revolutie helpt ons vandaag

ons in boeken te begraven.   

Enkel zij maakt dat wij

ons compromisloze radicalen kunnen voelen

of beheerst en wijs,

anders konden we dat hele gedoe gewoon de rug toekeren.

Maar daartoe is voorlopig geen kans,

ga mee protesteren, kameraad,

blijf niet zitten

op je praatzieke opportunistische reet.

///

Allemaal zigeuners

Allemaal zigeuners woonden in de 1-Meistraat. 

Allemaal Russen woonden in de Sovjetstraat.  

De 1-Meistraat konden we maar beter mijden.

Af en toe hadden we scheld- en vechtpartijen. 

Via de tuinen grensde ons huis aan dat van zigeuners.

Ze glipten ons territorium binnen voor onze appels.

Op de plaats waar ze onze tuin insprongen vanop het hek,

plaatste mijn opa een val: een in het gras verstopte plank

waaruit een stel nagels omhoog stak.  

Eén zigeuner, Valerka, was onze vriend,

speelde voetbal met ons mee.

Hij bracht nog zigeuners mee.

Een keer, ’s avonds laat, terwijl ik met vrienden op een bankje zat,

liep een zigeunermeid door onze straat.

Terwijl op haar het licht viel van de maan,

trok ze haar lange rok op, bijna tot aan haar middel.

Ik sliep op het terras, waar het rook naar onze appels.

Even hoorden we vanop het dak luid getrappel.

Zigeuners, dachten we, maar het waren katten,

een onwaarschijnlijk kabaal, een akoestisch effect,

waarschijnlijk te wijten aan het leien dak.

Enkele jaren geleden bezocht ik met kameraden dat stadje,

om er een documentaire te draaien over de plaatselijke verkiezingen.

Daarin kreeg de anti-zigeunerkandidaat de volle steun

van de nationalisten.

In de verkiezingen kreeg hij tegenstand van

de bazin van de corrupte politie.

De autoriteiten hadden de stad volgeplakt

met antifascistische leuzen.

Сборник стихотворений «Метро и мобилизация» И. Бобырева готовится к печати

Готовится к выходу в тамиздате: Бобырев, Игорь. «Метро и мобилизация». Берлин/Амстердам: издательство «LMVerlag», 2023. 196 с. Под редакцией П. Булоня. ISBN: 978-90-833037-1-0.

Закажите сборник тут.

ОБ АВТОРЕ

Игорь Бобырев – русскоязычный поэт, оказавшийся меж двух огней. Его стихи и судьба – это стихи и судьба настоящего современного «проклятого поэта».

Он родился в Донецке в 1985 году. Окончил исторический факультет Донецкого национального университета. После начала войны в Донбассе продолжает жить в родном городе.

Писать стихи начал в возрасте двадцати лет. Его свободный стих напоминает ранние работы московского поэта Кирилла Медведева («Все плохо», «Вторжение»), оказавшего на него влияние. Публиковался в журналах «Новый мир» и «Волга». В 2016 году в книжной серии альманаха «Транслит» и «Свободного марксистского издательства» вышел его сборник «Все знают, что во время войны в мою квартиру попал снаряд».

Сборник «Метро и мобилизация» состоит из стихотворений, написанных во время войны и пандемии ковида – в период с марта 2021 по сентябрь 2022 года. Это интимные миниатюры о личной жизни в охваченном войной городе. Гомосексуальные приключения автора также являются повторяющейся темой его новой поэзии. 

ОТЗЫВЫ О КНИГЕ «МЕТРО И МОБИЛИЗАЦИЯ»

Дмитрий  Волчек, поэт, переводчик, главный редактор сайта Радио Свобода:

Перед вами книга, написанная в городе, который в 2014 году стал одним из самых опасных и несчастных городов на свете. Когда за тобой повсюду охотится смерть, ты становишься поэтом, чтобы ее заколдовать и обмануть.

Кирилл Медведев, поэт, активист, переводчик, издатель:

«Живите там, где жить нельзя!» – рекомендовал молодым поэтам классик советского концептуализма Дмитрий А. Пригов. Постсоветская история как судьба догнала поэта Игоря Бобырева, сделав его город Донецк местом, где почти невозможно жить и где можно, при определенном упорстве, быть полностью свободным в поэзии.

Антон Очиров, поэт, художник, куратор:

В воюющем Донецке Игорь Бобырев нашел самое важное – возможность личной речи. Эта речь, балансируя между фигурами риторики, самоограничениями и отстаиванием персональной этики, удивительным образом открывает непосредственную реальность, воспринимаясь одновременно как свидетельство и документ. Так же она служит наглядным подтверждением того, как в поэтическом «промысле» заложена опция «спасения», то есть возможности выживания под исключительно травмирующим катком «большой истории».

‘From One Jail to Another. Pavlensky’s Arson of the Bank of France as (Un)Successful Cultural Transfer and Self-Translation’

A couple of weeks ago, my article ‘From One Jail to Another. Pavlensky’s Arson of the Bank of France as (Un)Successful Cultural Transfer and Self-Translation’ was published in a special issue of the journal Interférences littéraires, entitled Paradoxes and Misunderstandings in Cultural Transfer/Paradoxes et malentendus dans les transferts culturels.

My contribution is about the Russian artist Pavlensky. In order to protest the power of French bankers, in October 2017 he set fire to a branch of the Bank of France, at the Place de la Bastille in Paris. In my article, I propose to consider this action as a case of self-translation.

Special thanks to Capucine Henry, who kindly granted me the reproduction rights of this photo.

This is how the article is described, in French, in the issue’s introduction by Stéphanie Vanasten, Hubert Roland and Maud Gonne:

“C’est bien dans l’optique de s’émanciper des cadres nationaux que Pieter Boulogne propose une ouverture du concept de transfert à un ensemble de pratiques intersémiotiques, inter- et intralinguistiques, qu’il entend lier à une compréhension élargie du concept de traduction en traductologie. L’étude de cas présentée ici se réfère à une péripétie récente de la longue histoire culturelle entremêlée de la Russie et de la France, soit une performance spectaculairement subversive de l’artiste russe Pyotr Pavlensky à Paris en octobre 2017. À l’occasion du centième anniversaire de la Révolution d’Octobre, ce dernier, exilé en France, a mis le feu au siège de la Banque de France. Bien que cette action n’ait pas été perçue comme une transposition de l’esprit révolutionnaire, il y a matière à l’analyser comme un « auto-transfert », voire une sorte d’« auto-traduction ». Car l’un des textes sources, pour ainsi dire, de Pavlensky était une performance réalisée auparavant à Moscou : l’incendie qu’il avait perpétré au siège du FSB, le service fédéral de sécurité de la fédération de Russie. Un des paradoxes politiques exposés ici est que l’un des symboles de l’opposition artistique au Kremlin, accueilli en France au nom de la liberté d’expression face aux régimes totalitaires, a fini par se retrouver derrière les barreaux français. Mais sous l’angle de l’histoire des transferts culturels inscrit dans le long terme, la réception de la performance de Pavlensky s’inscrit dans une tradition de longue durée d’un « paradigme romantique » et national. Tandis que l’art de Pavlensky actualise, dans son projet, la diffusion de l’artefact démocratique et culturel des « idées de 1789 » et perpétue dans ce sens la tradition des échanges franco-russes, son accueil en France méconnaît la tradition transnationale des avant-gardes dans laquelle il réaffirme, en acte, son inscription radicale et de gauche. Dans cette perspective, le transfert, vu sous divers angles, est échec et succès à la fois, mais avant tout bien circulation et transformation, dans le sens de la plus grande mobilité et hospitalité du concept.”

The PDF of my article can be downloaded here.

‘Becoming the President of Ukraine: from screen to reality. Zelenskyi’s acting performance in the TV show Servant of the People as a self-fulfilling prophecy’

Once upon a time, my university, KU Leuven, hosted an educational program in Slavonic Studies, in which I used to teach Russian literature, culture and grammar. Ruben Coomans was among the very last generation of students who graduated in this program. In 2020, he wrote a splendid master thesis on Zelensky’s performance as the fictitious President of Ukraine in the television series Servant of the People. During the last two years, I had the pleasure of reworking it, together with Ruben, into a scientific article, which now has been published in the peer reviewed journal Image & Narrative.

Here’s the abstract:

When the current President of Ukraine, Volodymyr Zelenskyi, ran for election, the electorate only knew him as an actor. In the widely acclaimed satirical TV series Servant of the People, he played an inspiring but clumsy teacher who, out of indignation at the corrupt state of Ukrainian politics, successfully makes a bid for the presidency and aims to reform his country. This TV series has been accused of being political marketing, but a systematic analysis of its marketing potential has not yet been made. This article want to fill this gap by performing a screen character analysis. As it turns out, as a fictional being, the lead character bears a striking physical resemblance to Zelenskyi. His most striking trait is modesty. He is driven by a high sense of responsibility, guarantying his moral integrity. As an artifact, the lead character is portrayed as a part of the common people. As a symbol, he equals servitude to people, but also the historical person who plays him. It is concluded that the confusion between Zelenskyi and the lead character allows for labelling the TV series Servant of the People as a unique example of political marketing with the potential of a self-fulfilling prophecy.

Ruben and I would like to express our sincere gratitude to Prof. Dr. Kris Van Heuckelom for his useful theoretical advice.

To watch an interesting fragment of the TV show Servant of the People, you can click here.

You can download and read the article (PDF) here:

Opiniestuk in De Standaard: ‘Reik Russische dienstweigeraars de hand’

Voor de Vlaamse krant De Standaard (28 september 2022, pp. 26-27) schreef ik een opiniestuk over onze omgang met de Russische mobilisatie.

Sinds op 21 september 2022 de zogezegde gedeeltelijke mobilisatie in Rusland is afgekondigd, zijn er in de Russische provincie al volledige dorpen van hun werkzame mannelijke bevolking gestript. In Moskou hebben anti-mobilisatiedemonstranten tijdens hun arrestatie, bij wijze van straf, een oproepingsbrief voor het leger gekregen. De Tsjetsjeense president Ramzan Kadyrov gaat er prat op dat de mobilisatie in zijn deelrepubliek niet plaatsvindt, maar in de praktijk worden mannen er onder dwang naar Oekraïne afgevoerd. Er zijn nieuwe Russische wetten in de maak die aan dienstweigering zware gevangenisstraffen koppelen. Advocaten zijn alvast gewaarschuwd dat hulp aan dienstweigeraars hen duur te staan zal komen. Poetin heeft deze repressie nodig, want ondanks de dolgedraaide propaganda heeft de Russische bevolking, zeker in Sint-Petersburg en Moskou, geen animo voor de oorlog. Maar helaas kunnen de Russen al lang niet meer wegen op het beleid.

Om uiting te geven aan zijn machteloosheid, stak gisteren een man in Rjazan zichzelf in brand. Hij riep uit: ‘Ik wil niet naar het front’. Hij is afgevoerd naar het ziekenhuis. Ten noorden van Irkoetsk schoot een jongeman de commandant van een rekruteringscentrum neer, omdat zijn beste vriend was opgeroepen. Hij wordt berecht. Her en der wordt een rekruteringscentrum in brand gestoken, en vervolgens geblust. In de deelrepubliek Dagestan vinden hevige straatprotesten tegen de mobilisatie plaats. Betogers worden hardhandig aangepakt. De mobilisatie gaat door.

Een van de weinige opties die de opgeroepen mannen en (verpleegkundig geschoolde) vrouwen nog hebben om hun menselijkheid en hun leven te beschermen, is stemmen met de benen: wegvluchten. Dat is heel moeilijk geworden, want hoe raak je het land nog uit? Vliegtuigtickets zijn uitverkocht of onbetaalbaar, niet iedereen heeft een geldig reispaspoort, de grenscontroles worden opgeschroefd, en er staan monsterfiles aan de grenzen met Georgië, Kazachstan en Mongolië.

De voormalige president van Mongolië, Tsahiagiin Elbegdorzj, riep de Russen op om in geen geval bloed te gaan vergieten in Oekraïne. ‘Wij, Mongolen, zullen jullie onthalen met open armen en een open hart,’ verklaarde hij op zaterdag 24 september 2022. Ook Charles Michel pleit voor een Europese opvang van dissidente gevluchte Russen. In Duitsland klinkt al: ‘wir schaffen das’.

Onze premier Alexander De Croo (VLD) daarentegen laat zich in het tv-programma De zevende dag ontvallen dat België niet van plan is om Russische dienstweigeraars op te vangen: “Vandaag keert België bijna geen visa uit aan Russen en voorlopig wil ik dat graag zo houden.”

Daarvoor geeft hij twee argumenten. Ten eerste herkauwt hij het Franse spreekwoord “Quand tous les dégoûtés s’en vont, il n’ya que les dégoûtants qui restent” (als al diegenen die walgen weggaan, blijven alleen de walgelijken over). Terwijl het waar is dat de Russen een collectieve verantwoordelijkheid hebben om zich te verzetten tegen het Poetinregime, klinkt de uitspraak toch heel gemakzuchtig. In een land waar grondrechten gerespecteerd worden, en burgers in staat zijn om zelf hun leiders te kiezen, of desgevallend te doen ophoepelen, zou het wel hout snijden: de walgenden pakken met vereende krachten aan wat walgelijk is, en de samenleving kan weer verder. Helaas is Rusland niet zo’n land. Met behulp van een geoliede repressiemachine, kan een groep walgelijken het klaarspelen om een numeriek veel grotere groep walgenden te terroriseren en desnoods te verwerken tot kanonnenvoer. Mij lijkt het onethisch om van alle Russen te eisen dat zij zich daaraan blootstellen.

Ten tweede zou het “een moeilijk signaal” zijn ten opzichte van de Oekraïense vluchtelingen, aldus De Croo, om ook Russen te gaan opvangen. Nog los van de vraag of dit wel degelijk een onoverkomelijk samenlevingsprobleem moet opleveren (volgens mij niet): is het voor de Oekraïense zaak niet oneindig veel beter dat Russen en masse de inlijving in het Russische leger ontlopen in plaats van het te versterken? Iedere Russische man die zich aan de mobilisatie onttrekt, is een soldaat minder om de misdadige plannen van het Russische leger in Oekraïne uit te voeren. Niet alleen vanuit ethisch standpunt, maar ook vanuit pragmatisch standpunt, zouden we de Russische dienstweigeraars dus beter de hand reiken, door ze op te vangen zolang de mobilisatie verdergaat.

A propos, premier, nu we het toch over ethiek en pragmatiek hebben: hoe zit het met ons importverbod op de Russische diamant?

Enkel revolutie

De Russische dichter en activist Kirill Medvedev tijdens de openingsavond van Poetik Bazar (Brussel, 23 september 2022), waar hij oud en nieuw werk voordroeg.

Poëzie van de Kazachse dichteres Aigerim Tazhi in Nederlandse vertaling

Behalve ‘Mijn vagina’ bevat het nieuwste nummer van Tijdschrift voor Slavische Literatuur (Nr. 90, pp. 54-58) ook door mij vertaalde poëzie van de Kazachse dichteres Ajgerim Tazji (of Aigerim Tazhi, zoals ze zelf verkiest). Ze in 1981 geboren in de West-Kazachse stad Aqtöbe, maar woont vandaag in Almaty, de grootste stad van haar land. Ze is de auteur van de poëziebundel BOG-O-SLOV (2004) en van de tweetalige uitgave Paper-Thin Skin (Zephyr Press, USA, 2019). Haar dichtwerk verscheen onder meer in Russische literaire tijdschriften en anthologieën als Novy Mir, Znamja, Droezjba Narodov, Vozdoech en Novaja Joenost. In juni 2022 was ze te gast op het Poetry International Festival te Rotterdam, waar ze de onderstaande gedichten voordroeg.   

Ik maak van de gelegenheid gebruik om mijn dank uit te spreken aan Annemarije Baars, Femke Prins, Marina Snoek, Suzan van Wees en Melanie Zonderman, die als cursisten van de Opstapcursus literair vertalen Russisch-Nederlands, die ik in de lente van 2022 mocht geven aan de Vertalersvakschool, mijn ogen geopend hebben voor sommige nuances en betekenissen in de poëzie van Tazhi.

In het huis zit een venster

Op de vensterbank staat een kruik

In die kruik zit een twijgje

Een dommelige vrouw zit slofjes te breien

Binnen in haar gaat een vis ademloos tekeer

Ze voelt zich tevreden

Alsof ze haar buik toelacht

De kreten vanuit de kroeg

De kapotte lamp

De lichtdoos met z’n pikzwart nieuws     

Ze is verplicht een jongetje te verwachten

Een meisje is ook goed genoeg   

///

Wellicht lijkt god op een man die ligt te sterven

In zijn blik ligt dat wat niemand krijgt te zien

om zijn hoofd een krans van flauwe stralen

op zijn mond zout parelend zweet op zijn gelaat                              

ik aanschouw hem met een gek gevoel van schaamte

Water alsjeblieft denkt hij zonder woorden uit te brengen

Rechts moeder en voormoeder gezeten voorvader en vader links

aan het voeteind de dwergen de reuzen aan het hoofdeind

ze zijn gekomen en zijn muisstil

(ze denken terug aan de dag hij de schoot verliet)

Tegenover hen is hij een naakte boreling

voor wie niet alles mogelijk maar alles betamelijk is

Anderen huilen luidkeels vragen om vergiffenis

Maar in zijn oren is het zijn eigen stem die klinkt

Er is en komt geen toekomst meer

Er is en komt geen toekomst meer

En al vervaagd is het verleden

///

Mama’s Duitse chocoladetrommel verbergt een schat:

polsbandjes, melktandjes, en zelfs een plukje haar

van haar zoon, die zijn adres heeft in dezelfde stad

en haar lusteloos opbelt wanneer ze nog een keer verjaart.

Als hij komt, is het met goedkope bloemen dat meneer,

met dikke aders op zijn handen, haar graag verrast.

Zij vergast hem dan op thee: een half kopje, en niet meer,

om niet eindeloos te hoeven wachten tot hij is opgekrast.

///

Meer dan de ouderdom
doet het krieken van de dag
ons kraken.

Vogels, waarom zo vroeg ontwaken?
In vogelbekjes zitten tongklepels.
Een vogel is een kerkklok.

Door de stad sluipen
Duistere lieden in het wit
Hemellief, giet in hun oren
Het lied van tin.

Zodat de zee al is wat ze horen,
De oude zee, de nieuwe zee.
Dan schreeuwen wij het uit:
uit ons lijf de smart en wee.

///

Uit een bordje drinkt een viooltje de vroegere zee, door de aarde gezeefd.

De zon tast de kamer af, een dwarse straal verwarmt het water in een glas.     

In zijn handen een draad die op knappen staat. In de verte een snaar die trilt.

Draai je naar mij om, mens. Laat je zien. Je gezicht

Schemering. In de kille tuin trekt het doorzichtige licht zich terug.

Mierenpaadjes. Schaduwen op een kussen. Buiten vallen bladeren uit de lucht.  

 

///

    

Ik leg mijn oor bij een universum dat ik zelf verzin:
het vult zich met muziek van buitenaf
en in het land in binnenin mij
breken onvermijdelijk de dijken. Het zacht motief
vergroot mijn blijheid, lichtheid verheven
tot de tweede macht.
Maar iets laat mij me aan de slaap niet overgeven.
Op klaarlichte dag, in de pikdonkere nacht
hoor ik soms rare dingen. Wat is dat voor geluid?
Net gerammel van verdroogde pezen
in een instrument dat wordt beroerd. Hout
dat wordt verzaagd door de onzichtbare kever.

///

De roep weerklinkt en meteen
keert de enorme leeuwenkop.
De zon rijst bovenop de bult,
kijkt dwars door merg en been.

Op zoek naar het edele metaal
schift hij klompjes van het zand.
Wat in de schaal ligt is banaal.
Rivierstenen kletteren in het water.

De vlammenzee is uitgewoed,
de stammen afgekoeld. Giftig stof.
Maar het doodsbenauwde kindje leeft,
al lijkt het wel een lijkje.

///

Je verscheen en het leek alsof de vloer bewoog

Erover schreed een deken voort met blote benen  

Waarin een wezentje een nestje had gemaakt  

Hey, uitgeslapen? Je ontbijt staat klaar

Twee paardenogen scheef kijkend naar de vork

Het geel onherroepelijk gestold. Het zij zo.    

Kijk eens hoe bedrieglijk de dingen lopen

De thee die af was gekoeld verkild herrees

Op één tel na uitgedoofd

Ging de glazen bol voorzienig aan het gloeien

In zuivere tinten viel het licht uiteen

Een uit de pot gewassen ui

Met lege rokken. Erbovenop een bosje.  

Je loste erin op, en ook ik loste op.

… Het snuffelde ging zitten op mijn schoot

In mijn hals zijn warme knuffelsnoet

///

Bij de rand van een dorp vijzelde een vrouw het graan
Om zich te ontdoen van de kafjes die in haar ogen vlogen
floot ze gezwind de steppewind ter hulp.
Iedereen begon op haar te schelden: ‘een orkaan
lokt ze uit’, ‘het mens speelt met stormen’

De wind blies op de korrels gierst.
In het holst van de kom ontstond een donkere wolk
die boven het huis uitklom
en mens en dier opslokte.

Machtige steenarenden stoven uiteen,
vossen zetten het op een janken.
Als een stoomtrein pufte het vuurtje in de samovar.

Een blinde pellenzwerm. Afgemat ging de stamper
tekeer in het vat. Het koren hoopte op.
Toen rechtte ze haar kromgebogen rug:
‘Warempel, zo is ‘t genoeg!’
Terstond zeeg de wind neer bij de drempel
gelijk een uitgeraasde jagershond.

///

Het leek alsof je erboven stond.
Alsof je eeuwig door kon groeien,
de wereld voor altijd bestond.
Jij reikte naar de zon,
merkte geen grijze haren bij je ouders,
geen onscherp geworden trekken,
geen verschrompelende schouders.

Nog altijd even kwiek
Hielden ze zich recht in je aanwezigheid
Huppelend van hot naar her,
Zich haastend naar een danspartij.
Ze dachten dat je niet begrijpen kon
dat ze niet daarheen gingen maar andersom,
de blik niet naar boven maar naar beneden,
afgegleden naar de ouderdom.

Ook jij verborg voor hen de kentering.
Je treuzelde bij het portaal,
toen je in jezelf het kind opriep,
zodat alles vlekkeloos verliep.
Wat ben je groot geworden!
(Het is op jou dat we hopen)
Weldra veertig.
(Willen we nu niet horen)
Wat komt ligt voor je open.

///

‘Als het lichaam sterft, doen vis en valk zich tegoed,’
ontsnapte Lobsang tijdens het gezamenlijke maal,
op zijn bord een restje rijst bespelend tot een rij
‘En, afgekloven karper, wiens ziel omhulde jij?’

Zaai rijst op die velden waar mensen zijn geveld,
Als de rijstplanten rijpen, loop dan over de gronden.
Wie blootvoets is en dartel, ga staan in de rij
voor de bonte carrousel – of wordt verslonden.

///

hoofden die anderen toebehoren
op mijn hals-staak passend
terwijl ik voor de spiegel sta
breng ik een imitatie van mezelf
de solo van de naam smaakt ouder dan de zoute zee
waarin wij in allerijl gingen met elkaar
om sneller naderbij te komen
kijk
achter de haard die is getekend ligt een hart
geketend met een slot
maar geen sleutel die klingelt, wel een brokje koper
door de vuist omklemd als een gesmoorde bel

///

als je geheugen en je handen niet meer deugen
als er in je buik een beest is opgestaan
het lampje in je hoofd uit begint te gaan
dan steekt in het vacuüm
de stem de kop op van iemand
die uit jou groeien kon
maar je hebt pech gehad
hij stelt de vraag
welke dag we zijn vandaag

///

De reiziger met zijn kamelentred
komt stof opwaaiend dichterbij.
Ogen in twee andere kleuren,
uit hout gehouwen handen.
Aan zijn boezem een dode adder,
een giftig touwtje dat daar hangt.
Op de weg bezweek een ros.
Een karkas zo broos als glas,
met zandgolven bespannen.
Hoe heet je? Zeg ten minste iets.
Een gekreukt gelaat. Lager licht,
zijn huid verdunt tot een vloeitje.
Hem verschijnen letters op het gezicht.

///

… ergens waren de dagen wonderbaarlijk
de waterjufferszomer die traag wegebt
doet waterlelies bloeien in het droge slijk
onnodig is het daarheen dat ik me rep

achter een boog van vervlochten bomen
schuilt een huis dat kil en kwijnend is
toch is de vertrouwde kleur behouden
bewoog daar het gordijn? ik heb het mis.

kwistig strooit de zon met zijn blikken
die de tinten gebrokenheid belichten
zijn stralen doorbladeren ruwe schetsen
van houtskool en krijt op de lege tafel

het kruikje met de geknipte snavel
de bloemhartjes gespeld op stengels
diezelfde knuffel die op de piano ligt
ofwel is het wat anders daar in het stof
vanaf deze zijde heb ik geen goed zicht

///

Een ruige cactus op de vensterbank
Aast op het gordijn. Pijnlijke prikken
Midden in de hand. Langs de kamerflank.
Manestralen vermijden aan te tikken,
In geen geval trappen op een huisgeest,
Of op wat anders dat nog overleeft.

In de nieuwgeboren zwarte nacht
Belaagd door demonen en schimmen,
Op de zetel zittend als versmacht,
Alsof de tijd niets meer kan beginnen,
Alsof onze finale op is geschort,
De wereld is prachtig maar te kort.

 

Galina Rymboe’s gedicht ‘Mijn Vagina’

Het nieuwste nummer van Tijdschrift voor Slavische Literatuur (Nr. 90, pp. 23-27) bevat het gedicht ‘Mijn vagina’ van de hedendaagse Russischtalige dichteres Galina Rymboe, die in Rusland opgroeide, maar enkele jaren geleden emigreerde naar Oekraïne, waar ze zich thuis voelt. In het Nederlands verscheen in 2019 de door mij vertaalde dichtbundel tijd van de aarde (Perdu). In hetzelfde jaar gaf zij optredens in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten Bozar en op het Rotterdam International Poetry Festival.

In het kader van het Literair vertaalatelier Russisch-Nederlands, een vak van de Master in het literair vertalen (KU Leuven, Campus Antwerpen), vertaalde ik ‘Mijn vagina’ met student Philippe Vanhoof (hoewel geen van ons beiden er één heeft). Op het moment dat we het met toestemming van Galina aanboden aan Tijdschrift voor Slavische Literatuur, was zij met haar zoontje en man in Lviv aan het schuilen voor de Russische bommen. Dat maakt het gedicht, dat de strijd aanbindt met het Russische militarisme, alleen maar relevanter.

Galina heeft ‘Mijn vagina’ geschreven bij wijze van steunbetuiging aan de feministische activiste Joelija Tsvetkova, die in Rusland vervolgd is voor pornografie en homopropaganda, vanwege kunstwerken die het vrouwelijke geslachtsorgaan uitbeelden. 

Op de tonen van de band Semantische Hallucinaties 

kwam op 17 maart 2013 uit mijn vagina mijn zoon tevoorschijn,

en daarna de placenta, die de vroedvrouw als een slager vasthield:

hem wegend in haar handpalm. De dokter legde mijn zoon op mijn borsten

(ik wist toen nog niet hoe hij zou heten)

en sprak: uw zoon. En meteen piste die zoon van mij op mijn borsten en buik,

en de hele wereld werd mijn vagina, mijn zoon, zijn hete stroom,

zijn natte, warme hoofd, mijn geledigde

buik.

Daarna naaiden ze mijn vagina dicht,

ze veranderde van vorm. Ze werd strak en smal,

een vaginacachot, een vaginawonde. Ik droeg toen

witte steunkousen, besmeurd met bloed,

en een goedkope rode wikkeljurk, gekocht in een Chinees kioskje,

met daarop twee vrouwen, die boomkruinen vasthielden,

en wilde beesten, die de vrouwen vasthielden.

Zonder onderbroek, zonder steun, en met verwarde haren

liep ik na de operatie de zonovergoten gang van de kraamkliniek door,

op weg naar mijn zoon. Ik pakte hem op en dacht:

zijn vingers zijn net kleine snoepwormpjes.

Voortaan is mijn vagina een holletje

voor jouw bruine beestje met zijn dikke rode eikelkop.

Hij glipt er af en toe naar binnen om op krachten te komen. Het is een gaatje

voor je tedere tong, voor je ranke kloeke vingers, net

schrijfgerei uit een vervlogen tijd.

Op dit eigenste moment trekt mijn vagina samen,

ernaast, ietsje erboven, zwelt mijn clitoris op,

ze lijkt wel een kraaltje en is gehuld in een delicaat

vouwkapje, dat soms kan worden afgenomen,

als het zachte strelingen miezert.

Je mag… Voorzichtig…

Toen ik dertien was, heb ik eens geprobeerd er een zelfgekweekte

komkommer in te steken: ik wilde weten wat seks was.

Wist ik veel dat seks niet hetzelfde is als

penetratie. Ik keek vaak naar mijn clitoris met een piepklein

gebroken spiegeltje, dat mijn papa gebruikte bij het scheren.

Ik was een dorre boom die dag na dag

steeds heviger begon te branden.

Mijn leefwereld bestond uit schoolboeken,

waarin alles enkel en alleen door mannenogen werd bekeken,

en uit burenruzies en krotten, propvol zweterige

gasten met zwarte jassen en versleten laarzen. Ik vond het heerlijk

op een tennisveldje te zitten, of een strakke jeans te dragen,

lekker spannend rond mijn clitoris

en buitenste schaamlippen.

Toen wist ik nog niet dat mijn vagina iedereen aanging:

de overheid, mijn ouders, gynaecologen, onbekende mannen,

popen, met militaire epauletten onder hun pijen,

en erbovenop vrouwenbloed,

werkgevers, antiradicaliseringsambtenaren, militairen, neonazi’s, migratiediensten,

banken, conservatieve bewakers van de goede zeden,

en cultuurdragers die een glaasje cognac heffen

op god, gezin en vaderland.

Iedere maand bloedt mijn vagina,

dan gaat mijn lief naar de winkel om maandverband

(ik heb het graag dun en met een vleugje kamille).

Soms komt het bloed eruit in klontertjes,

net ronde helmpjes van piepkleine kosmonautjes.

Mijn menstruatiekosmos in miniatuur: mijn baarmoederplaneet,

eierstokkometen, de melkweg van mijn gezwollen vulva.

Soms vloeit het bloed zoals wodka

uit een souvenirfles met een speciale, smalle hals.

Soms is er geen.

Ik heb graag seks tijdens mijn maandstonden,

dan wordt mijn hele lichaam hypersensitief.

Ik vind het heerlijk als je penis onder mijn bloed zit,

of om me voor te stellen dat ook jij je maandstonden hebt,

dat jouw zoute warme bloed

uit dat kleine eikelgaatje druipt.

Ik vind het heerlijk als je handen kleven van mijn bloed,

als het opdroogt op je nagels en in de scheurtjes rondom,

ik vind heerlijk te voelen hoe in mijn buik mijn baarmoeder pulseert,

als een tweede hart, hoe mijn borsten opzwellen en heet worden,

alsof zo meteen de melk gaat stromen.

Je krijgt ze te drinken, mijn lief, ze zal vloeien over je gezicht,

over je zachte roze tepels (net die van een klein meisje),

je borsthaartjes gaan erin drenken,

je hals en je buikje – waarin je in mijn dromen

op een dag onze dochter dragen zal.

Ik vind het heerlijk als je over mijn vagina praat,

als we er samen een gesprek over voeren

terwijl je bovenop me zit

in mijn t-shirt en met de groene oorbellen aan

die je van mij gekregen hebt.

Ik vind het heerlijk als je zachtjes tegen mijn schaamlippen tikt.

Het is maar goed dat je die dingen doet buiten Rusland,

waar Joelija Tsvetkova gevangenis riskeert om haar tedere vaginatekeningen,

waar mijn vriendinnen bang zijn om elkaar op straat te kussen,

waar Katja en ik na school urenlang bij haar thuis op het tapijt lagen,

elkaar betastten, en transformeerden in een

zoute zee, en er dan

niet over durfden te praten.

Onze vagina’s en vulva’s worden ook wel poesjes genoemd,

maar ik heb niet echt een poesje,

maar wel een klein, donzig, rusteloos

decoratief huismuisje.

Zal ze sterven voor haar tijd?

Zal ze sterven in de kooi?

Op een keer betastte ik mijn muisje tijdens een les aan de unief,

ik betastte haar in een lege bus, terwijl die gleed door de nachtelijke stad,

tussen fabrieken en flats, begraafplaatsen en winkelcentra.

Ik betastte haar achter garages, op een herfstochtend,

gezeten op een roestige pijp,

ik betastte haar in de ambulance die me wegvoerde,

naar een operatie, en ik betastte haar na die operatie,

toen er in mijn ureter een sonde zat,

toen mijn ureter bloedde,

ik betastte haar, toen mijn buik gigantisch was,

op die muffe kraamafdeling,

toen ik in de kliniek in een potje piste,

toen ik ’s nachts al huilend piste in de oude datsjatuin,

vol sprinkhanen en nachtvlinders,

toen ik op de kade van de rivier Irtysj in mijn broek piste,

voor de lol, toen ik in de sneeuw piste,

bij de fabriekshal,

toen ik in het studentenhuis in het potje van mijn zoon piste,

toen ik na een biertje in het cultuurpark piste, terwijl ietsje verderop

flikken rondliepen,

ik betastte haar ’s zomers in een bos, terwijl insecten me belaagden,

en bomen me omhelsden.

Ik betastte haar, nadat ik per ongeluk met een scheermesje

in mijn schaamlippen en clitoris gesneden had,

na een ruzie met een vriend en na

een forensisch onderzoek,

na een trip naar het oncologisch centrum en na

een arrestatie, in een huurappartement,

en na de onlusten op het Bolotnaja-plein

en op het Marsveld.

ik betastte haar, terwijl ik Nicolaas van Casu las,

terwijl ik Gastev las,

Castoriadis,

Ernst Bloch,

L’éthique van Alain Badiou,

Ise monogatari,

een handboek fysica,

een bloemlezing Duitse poëzie,

Majakovski,

Jakobson:

(ik heb ze gepakt!).

Ik betastte mijn muisje, toen ik huilde en weg van je wilde gaan,

ik betastte haar, toen ik huilde en een kind van je wilde,

ik betastte haar, zittend op jouw gezicht,

ik betastte haar, mijn gezicht begravend in je donkere perineum,

en ook toen ik je gewoon in de ogen keek.

Toch ken ik haar nog steeds niet,

ik kan haar maar niet doorgronden,

mijn muisje,

ik ben bang en verlegen.

*

Maar ik vat haar graag in politieke termen op,

dat vind ik geil, dat trekt mij

van de platgetreden paadjes,

bij gebrek aan nieuwe activistische methoden

geeft mij dat hoop.

Vaginaal revolutioneren.

Vrijheid opeisen.

Ik denk dat mijn vagina

de overheid misschien wel echt eens een keertje kapot gaat maken,

die zelfverklaarde president gaat verdrijven,

de regering af gaat zetten,

het leger naar huis gaat sturen,

net als de geheime dienst, dat instrument van de verderfelijke macht,

dat ze de belastingen voor de armen af gaat schaffen,

dat ze af gaat rekenen met de politie,

met conservatisme en revanchisme,

dat ze corrupte rechtbanken gaat ontbinden en politieke gevangenen bevrijden,

dat ze het rotte Russische nationalisme gaat versmoren,

dat ze stokken in de wielen gaat steken van wie mensen vernedert en strafzaken fabriceert,

dat ze de oligarchie en het patriarchaat totaal gaat verneuken,

dat ze de troepen in het buitenland,

die alsmaar dieper oprukken,

op gaat slokken:

militarisme in mijn hol!

Mijn vagina is de liefde, de geschiedenis en de politiek.

Mijn politiek is het lichaam, de sleur, de zwaarmoedigheid.

Mijn hele wereld is de vagina. En die wereld draag ik,

al ben ik voor sommigen een te duchten vagina, een vechtlustige vagina. Dit was mijn monoloog.

RECORDED VIDEO OF THE CETRA ROUNDTABLE ‘TRANSLATING THE HOLOCAUST’ (14/9/2022, LEUVEN)

Yesterday evening, I had the pleasure of moderating a roundtable on ‘Translating the Holocaust’.

This was the fall event of CETRA, the KU Leuven Centre for Translation Studies – to which, after four years, as I’m saying goodbye as a director (but I stay on board). The roundtable was integrated in the 3-day seminar ‘Voicing the Silence: New Approaches in Russian and Ukrainian Literature on the Holocaust in the 21st Century’ (13-15/9/2022), an initiative of the CoHLIT-21 consortium and KU Leuven’s Department of Literary Studies, that looks into the afterlife of the Holocaust in contemporary Russian- and Ukrainian-language literature. The colleagues who organised this event were Marina Balina (Illinois Wesleyan University), Roman Katsman (Bar-Ilan University) and, last but not least, Kris Van Heuckelom (KU Leuven).

The invited experts of the roundtable included Yuliya Ilchuk (Stanford University), Anja Tippner (University of Hamburg), Olga Bukhina (New York) and Mateusz Świetlicki (University of Wrocław).

We talked about the translation of historical events into the Holocaust master narrative, the different approaches towards this narrative in Russia, Ukraine and Poland in the post-Soviet time, the circulation of children’s Holocaust literature (e.g. The Diary of Anne Frank) across national, linguistic and cultural borders. To conclude, the question was asked whether Russian literature is to be blamed for the ongoing Russian-Ukrainian war, which has important implications for the Holocaust remembrance. In the midst of war, can (translated) literature make a difference?

Terzake (VRT) sprak met de dichter Kirill Medvedev over anti-Kremlinactivisme tijdens de oorlog

Het Vlaamse duidingsprogramma Terzake (VRT) sprak met de in Brussel gestrande Russische dichter en activist Kirill Medvedev (Alles is slecht, Biopolitiek), die gelooft dat de etnische minderheden die als kanonnenvoer moeten dienen (Dagestanen, Boerjaten) er wel eens genoeg van zouden kunnen krijgen.

Je kan de (enigzins, amper) hoopgevende reportage van slavist Marijn Trio (her)bekijken op de website vrt.be.

‘Stop de oorlog van het Kremlin tegen de Oekraïeners en de Russen’

Bespreking van ‘Russische literatuurgeschiedenis, deel 2’ van Willem Weststeijn

Zelfs wie een bovenmatige belangstelling koestert voor de geschiedenis van de Russische literatuur, komt in het Nederlandse taalgebied probleemloos aan zijn trekken. Onze boekenplanken kromden al onder het gewicht van de pittige Geschiedenis van de Russische literatuur van Vladimir de Heilige tot Anton Tsjechov van Karel van het Reve, de meer encyclopedisch aandoende Geschiedenis van de literatuur in Rusland 1700-2000 van Emmanuel Waegemans en de rijkelijk geïllustreerde Moderne Russische literatuur van Poesjkin tot heden van Arthur Langeveld en Willem G. Weststeijn. De laatstgenoemde vult dat rijtje nog verder aan met Russische literatuurgeschiedenis, waarvan in 2020 het tweede deel is verschenen.

Het is te zeggen: in de inleiding waarschuwt de auteur dat Russische literatuurgeschiedenis 2 tezamen met het voorgaande deel ‘min of meer’ een geschiedenis van de Russische literatuur vormt. In feite gaat het om een bloemlezing van een vijftigtal essays over een grote verscheidenheid van Russische schrijvers en werken, die Weststeijn bijeen heeft geschreven in de loop van de voorbije decennia (een precieze datering ontbreekt). Naast recensies die eerder verschenen in dit blad en voorwoorden uit de reeks ‘Slavische cahiers’, werden ook een paar bewerkte, in oorsprong Engelstalige academische artikelen opgenomen.

Met andere woorden wordt de lading door de vlag slechts min of meer gedekt – wat mogelijk te wijten is aan marketingoverwegingen. Van een literatuurgeschiedenis verwacht de lezer een min of meer coherent en uitgebalanceerd verhaal over chronologisch gerangschikte literaire feiten en thema’s. Die chronologische rangschikking is er wel, maar precies omdat de opgenomen stukken oorspronkelijk bedoeld waren om afzonderlijk te worden gelezen, is van coherentie niet zoveel sprake. In de plaats daarvan galmen af en toe echo’s. Zo komen we herhaaldelijk te weten wat skaz inhoudt, dat Solzjenitsyn uit de Sovjetunie werd gebonjourd en dat Daniël en Sinjavski zijn veroordeeld tot lange kampstraffen.  

Russische literatuurgeschiedenis 2, dat je best essay per essay leest, is dus geen klassieke literatuurgeschiedenis. Alles welbeschouwd hoeven we daar niet rouwig om te zijn: de bundel is zoveel meer dan een verzameling obligate levensbeschrijvingen en hoofdwerken in kort bestek van hele en halve coryfeeën.

Het is bevrijdend dat de blik van Weststeijn voorbij de canon reikt: we maken diepgaand kennis met een klein legertje verdienstelijke Russische schrijvers die, omdat ze overschaduwd worden door nog grotere talenten, doorgaans stiefmoederlijk behandeld worden. Aan bod komen onder meer Sollogoeb (niet te verwarren met Sologoeb), Melnikov-Petsjerski, Leontjev, Pomjakovski, Stepnjak-Kravtsjinski, V. Roptsjin, Zjitkov, Olejnikov, Zaltsman, Argoetinski-Dolgoroeki en Monastyrski.

Toch gaat de aandacht nog net iets meer uit naar usual suspects (Fonvizin, Karamzin, Gogol, Toergenjev, Dostojevski, Ostrovski, Saltykov-Sjtsjedrin, Tolstoj, Leskov, Hippius, Bjely, Chlebnikov, Majakovski, Paustovski, Grossman, Nabokov, Vojnovitsj, Solzjenitsyn, Brodsky, Limonov en Akoenin), waarbij ditmaal ook de emigrés Nabokov en Brodsky aan bod komen. Over die plejade leert Weststeijn, met zijn gevarieerde insteek, ons van alles en nog wat. Met vaardige hand dompelt hij ons onder in het door getallen en kleuren bevolkte universum van Chlebnikov. In het stuk ‘Dostojevski en de Russische rechtspraak’ fileert hij haarfijn de angst van Dostojevski voor een op westerse leest geschoeide rechtspraak, wat ons wapent om De broers Karamazov te (her)lezen. Bijzonder boeiend is bijvoorbeeld ook het stuk over wat er nu eigenlijk scheelt met Anna Karenina, met deze prachtzinnen: ‘Ze gooit zich voor de trein zonder het besluit genomen te hebben. Het besluit heeft eerder háár genomen, volkomen onverwacht.’  

Over vrouwen gesproken, er zijn er maar een handvol aan wie Weststeijn noemenswaardige aandacht besteedt: Zinaïda Hippius, Inna Lisnjanskaja, Jelena Schwarz – die de auteur aan de top van de Russische poëziepiramide plaatst – en Vera Pavlova. Het stuk over de laatstgenoemde heeft trouwens een rare titel gekregen: ‘3x echtgenote, 2x moeder, dichteres’. Hoe moeten we, mutatis mutandis, dan over Poesjkin gaan spreken? Ook Catherina de Grote en Lili Brik komen aan bod, maar toch eerder in hun hoedanigheid van staatsvrouw respectievelijk muze dan als literatoren. Wat de genderbalans betreft, is deze Russische literatuurgeschiedenis dus toch canonbevestigend – al is het makkelijker gezegd dan gedaan om daar een mouw aan te passen.

Enigszins bevreemdend vind ik de zweem van essentialisme die aan het mensbeeld van Weststeijn kleeft: ‘De Russen geloven oprecht dat hun ziel iets bijzonders is’; ‘Russen zijn emotioneel verbonden met hun land, of beweren in elk geval dat dat zo is’; wanneer Siewertsz van Reesema als filosoof het zweverige Russische kosmisme omarmt, dan staat dat in contrast met het gegeven dat hij etnisch gesproken ‘half een nuchtere (?) Hollander’ is.

Literatuurhistorici creëren graag een (valse) schijn van objectiviteit. Dat geldt niet voor de auteur van dit boekdeel, die zich niet te beroerd voelt om lees- en zelfs vertaaltips uit te delen, en in zeldzame gevallen ook lectuur te ontraden, zij het in subtiele bewoordingen. Zo is Jevgeni Vodomazkins ‘plotloze’ bestseller Het groen van de laurier ‘interessant om te lezen, maar niet meer dan dat’ – wel een beetje sneu dat deze anticlimax het boek afsluit.  

De rode draad die doorheen Russische literatuurgeschiedenis 2 loopt, is de sympathie die de auteur koestert voor de schrijvers die het regime trotseren. Die gaat hand in hand met verontwaardiging over het lot dat hun te beurt valt. Een zeldzame keer vergaloppeert hij zich: doelend op onder anderen Daniil Charms noemt Weststeijn het onbegrijpelijk dat het Sovjetregime zijn beste dichters en schrijvers ‘zomaar heeft vermoord’. Uiteraard is de verantwoordelijkheid van de Sovjets voor de neergang van Charms verpletterend, maar historische documenten geven aan dat hij in de krankzinnigenafdeling van Kresty-gevangenis tijdens het Beleg van Leningrad van de honger is gestorven. Zijn het dan niet de nazi’s, die de moorddadige hongerblokkade hebben georganiseerd, die Charms hebben vermoord?  

Paradoxaal is dat de auteur een rechtstreeks oorzakelijk verband legt tussen de Sovjetrepressie en de bloei van de Russische literatuur: Weststeijn verblijdt zich erover dat Brodsky als leegloper de Sovjetunie is buitengezet, omdat zo een heleboel briljante gedichten zijn ontstaan; ook vraagt hij zich provocerend af of nu de Russische literatuur wat minder geworden is, de censuur niet beter heringevoerd zou worden. Als stof tot nadenken kan dat tellen.    

Voor de auteur is de Russische literatuur een grote speeltuin. Dat hij daar helemaal thuis is, blijkt uit de souplesse waarmee hij verschillende literaire feiten aan elkaar rijgt. Zo opent zijn stuk over de humor van Voinovitsj met een onderhoudende bespiegeling over de voorliefde van de Russen voor satire die ons langs Catherina de Grote, Gogol, Saltykov-Sjtsjedrin, Proetkov, Majakovski, Zosjtsjenko, Ilf & Petrov, Zamjatin, Sinjavski en Zinovjev voert.   

In zijn inleiding noemt Weststeijn het ‘een voorrecht en een groot geluk’ dat hij zich zijn leven lang heeft kunnen bezighouden met Russische boeken. Als geheel beschouwd is deze bundel een aanstekelijke liefdesbekentenis aan het adres van de Russische literatuur, die niet ophoudt te beklijven. Voor de lezer is het een voorrecht en een groot geluk dat deze liefde van de pagina’s afspat – tussen de regels ontwaren we twee fonkelende, gebrilde pretoogjes.   

Weststeijn, Willem. Russische literatuurgeschiedenis, deel 2. Atlas Contact, 2020, 340 p. ISBN 9789045043180

[Recensie verschenen in het laatste nummer van Tijdschrift voor Slavische Literatuur]