Maandelijks archief: juni 2019

‘in mijn eierstok leeft een monster’ en andere voor Poetry International vertaalde gedichten van Galina Rymboe

62595221_10217264639721289_3826711634764627968_n

Galina Rymboe te gast op het Rotterdam Poetry International Festival 2019

Wie er, zoals ikzelf, tijdens het afgelopen Poetry International Festival te Rotterdam niet bij kon zijn om Galina Rymboe aan het werk te zien, kan hieronder de vertalingen lezen die ik op vraag van de organisatie uit het Russisch maakte (met dank aan Ann Catteeuw voor haar kritische blik).

Het gaat om de gedichten ‘Mijn vader ligt te slapen op de grond’, ‘In mijn eierstok leeft een monster’ en ‘Het boek van de teloorgang (fragment)’, die niet opgenomen waren in de bundel tijd van de aarde (Perdu, 2019). De originele teksten zijn beschikbaar op de festivalwebsite


IN MIJN EIERSTOK LEEFT EEN MONSTER

in mijn eierstok leeft een monster; complex gemaakt,
maar van mijn bloedeigen embryonale weefsels;
’s nachts laat het van zich horen,
ik word wakker en wil mezelf iets aandoen.
als vast stond dat dood kan worden gestreden,
zou mijn tweelingbroertje of -zusje, gegroeid in een klein orgaan,
vrij zijn –
in de aarde of in de organische stoffen van as . . .
ik geloof dat we enkel wanneer we weg zijn
stenen kunnen liefkozen en onze blik op bomen kunnen laten rusten,
de tijd zwijgt, afgekeerd in zichzelf
en achter het vensterglas gaat de Ruimtevaartlaan tekeer,
dronkaards uitspuwend op slijkpaadjes. ik droom
dat mijn boezem rot en dat ik dan toch vrouw geworden ben . . .
en dat alle dieren van de wereld zich door mij laten strelen.

voor het slapengaan scheen mijn zoon me op mijn buik met het lampje van mijn mobieltje.
hij gelooft dat we een raket kunnen bouwen om naar de ruimte te vliegen,
en ik krijg hem maar niet uitgelegd dat de ruimte er is voor een select clubje,
en zelfs niet nu, maar als toekomstperspectief.

dat de ruimtehuizen die hier op aarde al gebouwd worden
en de robottentoonstellingen waar hij zo dol op is
en de complexe gadgets die voor nieuwe dichters machinale poëzie produceren
gemaakt worden voor een select clubje, in naam van een select clubje,
al geen mensen meer, geen materie, maar een troebele zwerm systemen
die onze milieus als gezwellen overwoekeren.

dat er mensen zijn die geen documenten kunnen krijgen,
dat er mensen zijn die nergens heen kunnen reizen,
ze liggen als zieke monsters, in dichte kuilen gemaakt van werk en honger
hun taal is schraal

dat opeenstapelingen van regeringen als afvalbergen zijn op onze Aarde,
dat er nog wat anders bestaat dan in kamers geperste tijd,
dat lichamen nog wat anders bevatten dan woorden en gedachten . . .


MIJN VADER LIGT TE SLAPEN OP DE GROND

mijn vader ligt te slapen op de grond en wij zitten te wachten
op zijn salaris, als op een wonder, als op de Messias, als kleine kinderen,
als op het einde van de wereld,
het moment waarop we allen samen zullen vreten tot we barsten en sterven
en het aureool van de wereld aanschouwen buiten de tijd – zo zitten we te wachten,
avond na avond onze blikken persend door het enige venster in onze enige kamer, bedekt met een grijze folie tegen de zomerzon;

mijn vader ligt te slapen op de grond
in de keuken, terwijl mijn moeder, mijn zoon en ik in de kamer liggen en het is alsof we synchroon ademhalen en elkaar horen als we ’s nachts wakker worden;
in warmtekrachtcentrale TETS-5 gaan ze opnieuw door de schoorstenen
en weerklinkt hun gebulder,
en bij momenten ook het gebrul van de dikste schoorsteen
het verspreidt zich over onze wijk – alsof het uit de hemel gesprongen komt
en over onze rotte aarde raast, als een boze geest. en augustus
jaagt zijn blauwe stieren de duistere hemel door, langs drukke vuilnisbeltheuvels,
langs overwoekerde vijvers en pompeuze paleizen
van afgelegen supermarkten –
tot bij onze complexe gemeenschappen, opeengepakt in één huis, één verstandelijke stroom,
die de aarde omspoelt met idiote tranen,
en wij zitten te wachten op vaders salaris en bekvechten
omdat het er nog steeds niet is en wij de schuldigen niet gewoon kunnen vermoorden,
vragen weg te gaan; daarom willen we soms gewoon elkaar vermoorden,
wanneer augustus met zijn zwarte flonkering ons brein openscheurt,
wanneer de bomen tot leven komen en aan de rand van de stad dronkaards omhelzen,
hen wiegen, als kleintjes, om hen daarna zachtjes in de vuilnisbakken neer te laten,
wanneer de oude kat in de keuken op gedroogde dille knauwt en jankt, onduidelijk waarom net als een dier;

wij willen elkaar vermoorden, als gezin, maar slapen opnieuw in,
en zelfs in onze dromen zitten mama en ik te wachten op papa’s salaris,
om shampoo en douchegel te kunnen kopen, met mijn zoon bootje te kunnen varen,
de minibus te nemen, de bloemententoonstelling in het centrum te bezoeken,
en tot slot ook nog om te kunnen eten waar we zin in hebben, eten en nog eens eten,
zolang er nog tijd rest; en papa ligt te slapen in de keuken en te hoesten,
zijn longen openen zich niet als een scharlaken bloem, zoals in poëzie, ze klotsen vanbinnen dof, de geur van de nacht pijnigt de huid;
hij ligt te slapen en heeft zelf niets te melden over zijn salaris,
hij spreekt in zijn slaap Moldavisch met zijn broer.


HET BOEK VAN DE TELOORGANG (FRAGMENT)

de zon komt zwart op in plaats van helder, de wereld geselend, we wachten
op de gemeenschap; het einde – wij lopen als lichtdraden, ieder voor zich, ons van de plaatsen wegdenkend,
mijn mobieltje is bijna leeg, ik schrijf dit om vast te leggen: de rand van de nacht,
alsof kleverig schuim in onze ooghoeken naar beneden glijdt.
we hebben de grenzen bereikt.niemand van mijn geliefden zal de ogen openen.
niemand van de overlevenden zal dezelfde zijn.rode gezichten in oliefonteinen . . . zwartgeblakerde gebouwen . . .ik heb werelden gekend waar men van de dorst de zoute gele aarde likte,
waar men doodde zonder om te zien naar bloed
en werelden, waar men lucht in ere hield, genietend van de glinstering van zonnepanelen,
waar onder een regenboogkoepel gekoelde prosecco gedronken werd . . .
we hebben de grenzen bereikt.de laatste insecten bestuiven op verschillende uiteinden van de wereld een bruine bloemknop:haat.mijn mobieltje is bijna leeg, ik schrijf om vast te leggen: de rand van de nacht
anders, in ander gezelschap, en alweer
het boek der teloorgang dat open is gespat,
vlakbij het vuur.

De dichter Frank Keizer (uitgeverij Perdu) over Galina Rymboe:

“Galina Rymboe (1990) is dichter, feminist en activist. Ze schreef de dichtbundels De beweegbare ruimte van de omwenteling (Moskou, 2014) en tijd van de aarde (Charkov, 2018), dat in het Nederlands vertaald werd en verscheen bij Uitgeverij Perdu. Haar poëzie werd in Rusland en daarbuiten bekroond; een vertaling van haar gehele oeuvre tot nu toe naar het Engels is in voorbereiding bij Ugly Duckling Press. Dat ze de wereld rondreist met haar poëzie, is onwaarschijnlijk, zoals ze zelf toegaf in een interview in BOZAR in Brussel. Ze werd in 1990, tijdens de nadagen van de Sovjet-Unie, geboren in de Siberische industriestad Omsk, in een arbeidersgezin; iedereen om haar heen werkte in de zwaar vervuilende industrie. Een ander leven, laat staan een leven als dichter, leek onvoorstelbaar.

Met haar poëzie wil Galina Rymboe echter meer doen dan een achtergelaten milieu beschrijven. Als haar gedichten zich in een milieu afspelen, dan eerder in de betekenis die de Franse filosoof Gilles Deleuze aan dat woord geeft: een ruimte waarop allerlei ritmes, geschiedenissen en verhalen met elkaar verstrengeld raken. Haar werk is dan ook geen ontsnapping uit de wereld, maar eerder ernaartoe: een poging contact te maken met bijna vergeten herinneringen, gewoonten en oude structuren, met de rivieren die opdrogen en leven dat afsterft, de lege fabrieken en verlaten opgravingsterreinen die de ingestorte Sovjet-Unie en het huidige Russische roofkapitalisme kenmerken. In deze dystopische en gure ruïnes zoekt Rymboe naar vormen van liefde en intimiteit. Hoe verwoest ook, ze wil de “terreinen van de nederlaag”, zoals ze het in tijd van de aarde noemt, bewoonbaar maken.

Daarmee waagt deze poëzie zich aan de voorstelling van een leven voorbij het repetitieve geweld van uitsluiting, uitputting en ontginning van lichamen en werelden die ons maatschappelijke systeem bepaalt. Rymboe’s tijd van de aarde kan dan ook gelezen worden als een utopisch gebaar. Het is niet louter een verwijzing naar het tijdperk van het Anthropoceen waarin we volgens geologen en klimaatwetenschappers inmiddels leven, waarin de mens, na eeuwenlange uitputting van haar natuurlijke bronnen onuitwisbare sporen in de aarde heeft aangebracht. De tijd van de aarde dwingt ons ook om onze relatie tot de grond onder ons en tot elkaar te herzien. Vaak wordt het Anthropoceen beschreven als een grote acceleratie, de periode waarin de uitgestrekte tijdsschalen van de geologie de tijd van de mens achterhalen en hem onttronen als middelpunt van het universum. Wat Rymboe’s werk doet is net anders, omdat ze het verhaal vertelt dat erdoor overschaduwd wordt: bij haar staat niet de veroverende man-mens centraal, maar altijd al diegenen, niet eens alleen mensen, die door de drang tot vooruitgang in de steek werden gelaten en vertrapt. Haar poëzie laat juist andere ritmes klinken dan we gewend zijn, traag, polyfoon, voorbij het menselijke; het zijn precies die ritmes, zo suggereert deze schitterende poëzie, die de lezer kunnen sensibiliseren voor een leven te midden van de ineenstorting van wat we ooit beschaving noemden.”

Getagged , , , , , ,

“Te goed en op een aangename manier te complex om voor een plat politiek karretje te spannen” Enno De Witt recenseert Galina Rymboe voor Tzum

Ik heb smakelijk gelachen – in de beste betekenis van het woord – met de recensie van de door Perdu uitgegeven dichtbundel Tijd van de aarde door Enno de Witt, voor Tzum:

cover“Al na enkele bladzijden lezen in de eerste bundel van de Russische dichter Galina Rymboe die in het Nederlands werd vertaald, voor zover ik weet dan, want ik had nog nooit van haar gehoord, liet ik het boek uit mijn machteloze handen vallen en viel ik overmand door hevige emoties achterover op de divan. De djongos, die nimmer ver van mijn zijde week, woei me frisse lucht toe met de pendesak en druppelde jenever op mijn in tongen prevelende lippen. Nadat ik weer enigszins was bijgekomen raapte hij het boek op van de grond en bekeek nieuwsgierig het omslag. ‘Wat staat hier, toean?’ vroeg hij. Ik las hem auteursnaam en titel voor, en de naam van de uitgeverij, Perdu, die bijzonder klein was afgedrukt. ‘Was mijn naam geen Adipati’, zei hij dromerig, ‘dan zou ik ook Rymboe willen heten’, waarop hij met een weemoedige blik in de nevelige verte staarde, bevangen door een weemoed van levensgelatenheid. Een berusting in al het kleine aardse donkere onder die eindeloze hemel dreef om en toverde een beklemmende geheimzinnigheid. ‘Waar gaat het over, toean?’ vroeg hij. ‘Avonturen? Een held die zijn volk bevrijdt? Liefde? Krijgen zij elkaar?’ ‘Niets van dat alles, jongen’, zei ik, ‘maar laat me nu.’ Hij ontstak de olielampen en trok zich discreet binnen gehoorsafstand terug, klaar om na de geringste wenk mijnerzijds gedienstig overeind te schieten, onder achterlating van de kruik en een waterglas. Buiten maakten de jangkriks een oorverdovend kabaal. Nadat ik koortsachtig een paar glazen had geledigd voelde ik me weer in staat verder te lezen. Het was ver na middernacht toen ik in een onrustige slaap viel. Ik droomde dat ik in de schemer door een desolaat en winters landschap liep met een vrouw op mijn rug, die haar mond vlakbij mijn oor hield en onafgebroken tegen me praatte in een betoog dat volkomen logisch in elkaar zat, maar dat ik niet kon volgen. Als ik haar van me af wilde schudden klampte ze zich steviger vast, maar haar monoloog zette ze onverstoorbaar voort. Ik wist dat het belangrijk was wat ze vertelde, de oplossing van het wereldraadsel misschien zelfs, maar hoewel ik de woorden herkende en de syntaxis weinig afweek van wat ik gewend was bleef wat ze zei onbegrijpelijk. Uitgeput en badend in het zweet werd ik bij zonsopkomst wakker, terwijl buiten de buruh met gestage tred naar de dessa trokken en de vrouwen van de kraton de sambalan voor het avondmaal oelekten. Bij het ontbijt lag het boek dichtgeslagen voor me, desondanks werd ik een gestaag murmelen ingezogen, zodat ik ten langen leste het maar weer oppakte en opensloeg, op de plaats waar ik gebleven was:

de redenen van de materie zijn niet betrokken bij haar organisatie-
principe, het teken heeft niet te maken met wat het doet; en
de overblijvende betekenis houdt zichzelf zowat vast aan de delen,
zich oprollend in de diepte van een gesloten kamer, die aange-
schroefd is rondom haar bestaan binnen de soort “kamer”; het
taxonomische materiaal is verkregen in de vorm van organische
chemie van het teken uit het verleden op uitgeklapte klemborden
niet ver van een ingebeelde spoorweg; het stenen geraas van
de rivier, ofwel doorboort iets een handpalm en beweegt het zich
voort met de botten van de laatste gesteltenis; het bloed laat rode
rook ontsnappen in allerlei richtingen vanaf de lichaamsbuis;
enkel de zwarte gal van het teken schommelt in de blaas van de
handeling; ze wisselen hun handschoenen voor een nieuwe hande-
ling en houden andere buizen vast, waaruit gewoon iets slijmerigs
komt; de wet is onbetrouwbaar

Bij het doorleven van poëzie, ik heb dat in mijn bijdragen vaker opgemerkt, staat vaak de reflex om meteen maar aan het duiden te slaan ware lezing en diep gevoelde ervaring in de weg, de geest is daarvoor te druk met het herkennen van verbanden in en buiten de tekst, met ritme en eventueel rijm, woordfrequentie, mogelijkheden van betekenis, alsof het gedicht niet meer is dan een wat duur uitgevallen kruiswoordraadsel, of dat je bij een dichter die Rymboe heeft en zich vooral van prozagedichten bedient wijsneuzig naar Rimbauds Illuminations gaat zitten verwijzen. Vrijwel iedere dichter voldoet maar wat graag aan die verwachtingen, dat is prettig voor hem, zolang het maar voorzien is van voldoende herkenningstekens, bijvoorbeeld door iedere regel af te breken en veel wit op de pagina, wordt het automatisch ontvangen en gelezen als poëzie. Rymboe knalt in de eerste drie afdelingen gewoon de hele regel vol, zodat op het eerste gezicht haar gedichten op slecht geredigeerd proza lijken, tot je het al proza probeert te lezen en van een koude kermis thuiskomt. Pas bij herhaalde lezing vallen je vermoedens van patronen op, woorden en begrippen die terugkeren, gletsjers, mensen in uniform en in burger, partikels, tankers, buizen, ontploffingen, maar doordat die als het ware zijn losgerukt uit hun vertrouwde taalomgeving en in nieuwe verbanden zijn geweven die eigenlijk veel natuurlijker overkomen, waarbij Rymboe op indrukwekkend natuurlijke wijze abstract en concreet aan elkaar smeedt, ontstaat een geheel nieuwe werkelijkheid, die alleen maar verdacht veel lijkt op wat wij in ons dagelijks leven waarnemen en interpreteren als realiteit. Wanneer je als lezer zo wordt opgetild en meegenomen, wil ik maar zeggen, is het zonde om toch weer aan het interpreteren te slaan of erger nog, Rymboe voor één of ander plat politiek karretje te spannen, daar is deze poëzie simpelweg te goed en op een aangename manier complex voor. Dat hebben ze bij Perdu ook begrepen, door geen voorwoord te leveren waardoor je meteen al door een gekleurde bril aan het lezen slaat en van alles mist, maar een totaal onbegrijpelijk nawoord dat het raadsel zoals het hoort alleen maar groter maakt. Het schijnt trouwens dat Rymboe ondanks haar jeugd meer geschreven heeft, voor de vertaling daarvan moeten ze maar gauw een nieuwe crowdfundingactie starten, ik doe wel mee en de buren ook.”

Wie na het lezen van deze recensie Galina bezig wil zien, of horen, haast zich naar de 50ste editie van het Rotterdam Poetry International Festival:

rymboe_banner_w800_h800

Dichter

Galina Rymboe [Rusland, 1990]

Galina Rymboe is opgegroeid in een arbeidersomgeving in Siberië. Haar jeugd heeft haar poëzie sterk beïnvloed, zo ziet ze het als de taak van dichters om activistisch te zijn. In haar werk gaat ze op zoek naar de taal die ten grondslag ligt aan de onderdrukking van de lagere sociale klassen, om deze vervolgens te ondermijnen. Haar poëzie is zeer eigen en heeft tegelijkertijd veel gemeen met retorische teksten door de vele herhalingen en door de overtuigingskracht die ervanuit gaat. In maart dit jaar verscheen bij Uitgeverij Perdu voor het eerst een bundel van Rymboe in Nederlandse vertaling, onder de titel Tijd van de aarde.

LEZING: vrijdag 14 juni, 19:50 uur – Jurriaanse Zaal

Tijd van de aarde

Galina Rymboe
Vertaling uit het Russisch door Pieter Boulogne
Verschenen bij uitgeverij Perdu
ISBN: 9789051881158
62 pagina’s
Prijs: € 18,95
Je kan de bundel hier bestellen en hier ontlenen.