
Galina Rymboe te gast op het Rotterdam Poetry International Festival 2019
Wie er, zoals ikzelf, tijdens het afgelopen Poetry International Festival te Rotterdam niet bij kon zijn om Galina Rymboe aan het werk te zien, kan hieronder de vertalingen lezen die ik op vraag van de organisatie uit het Russisch maakte (met dank aan Ann Catteeuw voor haar kritische blik).
Het gaat om de gedichten ‘Mijn vader ligt te slapen op de grond’, ‘In mijn eierstok leeft een monster’ en ‘Het boek van de teloorgang (fragment)’, die niet opgenomen waren in de bundel tijd van de aarde (Perdu, 2019). De originele teksten zijn beschikbaar op de festivalwebsite.
IN MIJN EIERSTOK LEEFT EEN MONSTER
maar van mijn bloedeigen embryonale weefsels;
’s nachts laat het van zich horen,
ik word wakker en wil mezelf iets aandoen.
in de aarde of in de organische stoffen van as . . .
stenen kunnen liefkozen en onze blik op bomen kunnen laten rusten,
en achter het vensterglas gaat de Ruimtevaartlaan tekeer,
dronkaards uitspuwend op slijkpaadjes. ik droom
dat mijn boezem rot en dat ik dan toch vrouw geworden ben . . .
voor het slapengaan scheen mijn zoon me op mijn buik met het lampje van mijn mobieltje.
hij gelooft dat we een raket kunnen bouwen om naar de ruimte te vliegen,
en ik krijg hem maar niet uitgelegd dat de ruimte er is voor een select clubje,
en zelfs niet nu, maar als toekomstperspectief.
dat de ruimtehuizen die hier op aarde al gebouwd worden
en de robottentoonstellingen waar hij zo dol op is
en de complexe gadgets die voor nieuwe dichters machinale poëzie produceren
gemaakt worden voor een select clubje, in naam van een select clubje,
al geen mensen meer, geen materie, maar een troebele zwerm systemen
die onze milieus als gezwellen overwoekeren.
dat er mensen zijn die geen documenten kunnen krijgen,
dat er mensen zijn die nergens heen kunnen reizen,
ze liggen als zieke monsters, in dichte kuilen gemaakt van werk en honger
hun taal is schraal
dat opeenstapelingen van regeringen als afvalbergen zijn op onze Aarde,
dat er nog wat anders bestaat dan in kamers geperste tijd,
dat lichamen nog wat anders bevatten dan woorden en gedachten . . .
MIJN VADER LIGT TE SLAPEN OP DE GROND
mijn vader ligt te slapen op de grond en wij zitten te wachten
op zijn salaris, als op een wonder, als op de Messias, als kleine kinderen,
als op het einde van de wereld,
het moment waarop we allen samen zullen vreten tot we barsten en sterven
en het aureool van de wereld aanschouwen buiten de tijd – zo zitten we te wachten,
avond na avond onze blikken persend door het enige venster in onze enige kamer, bedekt met een grijze folie tegen de zomerzon;
mijn vader ligt te slapen op de grond
in de keuken, terwijl mijn moeder, mijn zoon en ik in de kamer liggen en het is alsof we synchroon ademhalen en elkaar horen als we ’s nachts wakker worden;
in warmtekrachtcentrale TETS-5 gaan ze opnieuw door de schoorstenen
en weerklinkt hun gebulder,
en bij momenten ook het gebrul van de dikste schoorsteen
het verspreidt zich over onze wijk – alsof het uit de hemel gesprongen komt
en over onze rotte aarde raast, als een boze geest. en augustus
jaagt zijn blauwe stieren de duistere hemel door, langs drukke vuilnisbeltheuvels,
langs overwoekerde vijvers en pompeuze paleizen
van afgelegen supermarkten –
tot bij onze complexe gemeenschappen, opeengepakt in één huis, één verstandelijke stroom,
die de aarde omspoelt met idiote tranen,
en wij zitten te wachten op vaders salaris en bekvechten
omdat het er nog steeds niet is en wij de schuldigen niet gewoon kunnen vermoorden,
vragen weg te gaan; daarom willen we soms gewoon elkaar vermoorden,
wanneer augustus met zijn zwarte flonkering ons brein openscheurt,
wanneer de bomen tot leven komen en aan de rand van de stad dronkaards omhelzen,
hen wiegen, als kleintjes, om hen daarna zachtjes in de vuilnisbakken neer te laten,
wanneer de oude kat in de keuken op gedroogde dille knauwt en jankt, onduidelijk waarom net als een dier;
wij willen elkaar vermoorden, als gezin, maar slapen opnieuw in,
en zelfs in onze dromen zitten mama en ik te wachten op papa’s salaris,
om shampoo en douchegel te kunnen kopen, met mijn zoon bootje te kunnen varen,
de minibus te nemen, de bloemententoonstelling in het centrum te bezoeken,
en tot slot ook nog om te kunnen eten waar we zin in hebben, eten en nog eens eten,
zolang er nog tijd rest; en papa ligt te slapen in de keuken en te hoesten,
zijn longen openen zich niet als een scharlaken bloem, zoals in poëzie, ze klotsen vanbinnen dof, de geur van de nacht pijnigt de huid;
hij ligt te slapen en heeft zelf niets te melden over zijn salaris,
hij spreekt in zijn slaap Moldavisch met zijn broer.
HET BOEK VAN DE TELOORGANG (FRAGMENT)
op de gemeenschap; het einde – wij lopen als lichtdraden, ieder voor zich, ons van de plaatsen wegdenkend,
mijn mobieltje is bijna leeg, ik schrijf dit om vast te leggen: de rand van de nacht,
alsof kleverig schuim in onze ooghoeken naar beneden glijdt.
we hebben de grenzen bereikt.niemand van mijn geliefden zal de ogen openen.
niemand van de overlevenden zal dezelfde zijn.rode gezichten in oliefonteinen . . . zwartgeblakerde gebouwen . . .ik heb werelden gekend waar men van de dorst de zoute gele aarde likte,
waar men doodde zonder om te zien naar bloed
en werelden, waar men lucht in ere hield, genietend van de glinstering van zonnepanelen,
waar onder een regenboogkoepel gekoelde prosecco gedronken werd . . .
we hebben de grenzen bereikt.de laatste insecten bestuiven op verschillende uiteinden van de wereld een bruine bloemknop:haat.mijn mobieltje is bijna leeg, ik schrijf om vast te leggen: de rand van de nacht
anders, in ander gezelschap, en alweer
het boek der teloorgang dat open is gespat,
vlakbij het vuur.
De dichter Frank Keizer (uitgeverij Perdu) over Galina Rymboe:
“Galina Rymboe (1990) is dichter, feminist en activist. Ze schreef de dichtbundels De beweegbare ruimte van de omwenteling (Moskou, 2014) en tijd van de aarde (Charkov, 2018), dat in het Nederlands vertaald werd en verscheen bij Uitgeverij Perdu. Haar poëzie werd in Rusland en daarbuiten bekroond; een vertaling van haar gehele oeuvre tot nu toe naar het Engels is in voorbereiding bij Ugly Duckling Press. Dat ze de wereld rondreist met haar poëzie, is onwaarschijnlijk, zoals ze zelf toegaf in een interview in BOZAR in Brussel. Ze werd in 1990, tijdens de nadagen van de Sovjet-Unie, geboren in de Siberische industriestad Omsk, in een arbeidersgezin; iedereen om haar heen werkte in de zwaar vervuilende industrie. Een ander leven, laat staan een leven als dichter, leek onvoorstelbaar.
Met haar poëzie wil Galina Rymboe echter meer doen dan een achtergelaten milieu beschrijven. Als haar gedichten zich in een milieu afspelen, dan eerder in de betekenis die de Franse filosoof Gilles Deleuze aan dat woord geeft: een ruimte waarop allerlei ritmes, geschiedenissen en verhalen met elkaar verstrengeld raken. Haar werk is dan ook geen ontsnapping uit de wereld, maar eerder ernaartoe: een poging contact te maken met bijna vergeten herinneringen, gewoonten en oude structuren, met de rivieren die opdrogen en leven dat afsterft, de lege fabrieken en verlaten opgravingsterreinen die de ingestorte Sovjet-Unie en het huidige Russische roofkapitalisme kenmerken. In deze dystopische en gure ruïnes zoekt Rymboe naar vormen van liefde en intimiteit. Hoe verwoest ook, ze wil de “terreinen van de nederlaag”, zoals ze het in tijd van de aarde noemt, bewoonbaar maken.
Daarmee waagt deze poëzie zich aan de voorstelling van een leven voorbij het repetitieve geweld van uitsluiting, uitputting en ontginning van lichamen en werelden die ons maatschappelijke systeem bepaalt. Rymboe’s tijd van de aarde kan dan ook gelezen worden als een utopisch gebaar. Het is niet louter een verwijzing naar het tijdperk van het Anthropoceen waarin we volgens geologen en klimaatwetenschappers inmiddels leven, waarin de mens, na eeuwenlange uitputting van haar natuurlijke bronnen onuitwisbare sporen in de aarde heeft aangebracht. De tijd van de aarde dwingt ons ook om onze relatie tot de grond onder ons en tot elkaar te herzien. Vaak wordt het Anthropoceen beschreven als een grote acceleratie, de periode waarin de uitgestrekte tijdsschalen van de geologie de tijd van de mens achterhalen en hem onttronen als middelpunt van het universum. Wat Rymboe’s werk doet is net anders, omdat ze het verhaal vertelt dat erdoor overschaduwd wordt: bij haar staat niet de veroverende man-mens centraal, maar altijd al diegenen, niet eens alleen mensen, die door de drang tot vooruitgang in de steek werden gelaten en vertrapt. Haar poëzie laat juist andere ritmes klinken dan we gewend zijn, traag, polyfoon, voorbij het menselijke; het zijn precies die ritmes, zo suggereert deze schitterende poëzie, die de lezer kunnen sensibiliseren voor een leven te midden van de ineenstorting van wat we ooit beschaving noemden.”