Voor de goede vrede. Ten geleide van het boek ‘Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog)’

Had ik je al een kerstcadeau gegeven? (Misschien zat je er niet op te wachten, maar dat geldt vast ook voor wie straks jouw snuisterij uitpakt.)

Tezamen met Annemarie Gielen (Pax Christi Vlaanderen) schreef ik onder de titel ‘Voor de goede vrede’ een inleiding voor de essaybundel Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog). Met dank aan uitgeverij Acco is deze inleiding nu—zij het in lichtjes in ingekorte vorm—verschenen in het onafhankelijk online geschiedenismagazine Historiek.net. De lezers van deze blog hoeven niet achter te blijven.

‘Vrede aan de wereld!’ Zo luidde de slogan die de Sovjetpropaganda tijdens de Koude Oorlog luid liet weerklinken. ‘Миру мир!’, ofwel ‘Miroe mir!’ Het is een klankspelletje, want ‘mir’ betekent zowel ‘vrede’ als ‘wereld’. De leuze deed zijn intrede in de Sovjetpers in de late Stalinjaren, en versierde vlaggen en posters. Wie cynisch is, ziet er niet meer in dan een wanhoopspoging van de Sovjetautoriteiten om het tempo van de wapenwedloop met de Verenigde Staten af te remmen. De slogan om een pacifistische wereldpolitiek te bedrijven stond immers in scherp contrast met de hardhandige onderdrukking van tal van volkeren in de Sovjet-Unie, en met de inval in Afghanistan in 1979. Wat er ook van zij, hele generaties Sovjetonderdanen groeiden ermee op. Intussen is hun land van de wereldkaart verdwenen, en is het verbrokkeld tot een veelheid aan nieuwe staten. Rusland, dat de drijvende kracht achter het imperialistische Sovjetproject was, verkondigt al even geen pacifistische waarden meer. Wel integendeel: wie vandaag in de publieke sfeer de slogan ‘Vrede aan de wereld!’ bovenhaalt, riskeert hardhandige arrestatie en gerechtelijke vervolging.   

Sovjetposters met de leuze ‘Vrede aan wereld!’ uit de late Stalintijd en uit de vroege Brezjnevtijd

Toen de Russische troepen op 24 februari 2022 aan een grootschalige invasie begonnen in Oekraïne, stond de wereld perplex. We hadden dit met zijn allen niet zien aankomen. De waarschuwingen van het Pentagon—dat ook wel aan geloofwaardigheid had verloren door ons destijds voor te liegen over de massavernietigingsplannen van Saddam Hoessein—waren wereldwijd onthaald op scepsis. Ook door de Oekraïense autoriteiten. De Russen zelf wisten evenmin waar ze het hadden. Velen konden niet geloven dat hun land een echte oorlog met Oekraïne was gestart. Per slot van rekening had Poetin zijn oorlogsplannen nooit aan zijn onderdanen voorgelegd. Het was zijn bedoeling geweest om iedereen ermee te verrassen.

Terwijl er zich na drie jaar wapengekletter een zekere oorlogsmoeheid laat voelen (en onze aandacht in toenemende mate opgeëist wordt door het Israëlisch-Palestijnse conflict), domineerde de Russisch-Oekraïense oorlog de eerste maanden en zelfs jaren onze krantenkoppen en nieuwsberichten. Om het cru te stellen: van de ene dag op de andere veranderde Zelenski in de perceptie van een geslepen komiek met geheime offshore bankrekeningen (zoals bleek uit de Pandora Papers) in een heroïsche oorlogspresident—en zijn natie van corrupte en maffiose Oost-Europeanen in heldhaftige toekomstige mede-Europeanen. Ze kregen onze sympathie en wapens, maar de levens moesten ze zelf aanreiken (op basis van onze pers zouden we bijna gaan geloven dat de Oekraïners ervoor stonden te trappelen). De Russen daarentegen verloren alle sympathie. Opvallend daarbij is dat het onderscheid tussen het Poetinregime en de gewone bevolking onmiddellijk wegviel. Beide werden geviseerd door de economische sancties die door de VS en de EU opgelegd werden. Nochtans was het voor de modale Rus, zeker in de eerste maanden van de oorlog, niet zo eenvoudig om zicht te krijgen op de handelingen van het Russische leger in Oekraïne—laat staan dat die er invloed op zou kunnen uitoefenen. Terwijl je pas moreel verantwoordelijk gesteld kunt worden voor een situatie als je er kennis van hebt en er ook controle over kunt uitoefenen. In hoeverre de Russen dat collectief kunnen in de huidige sfeer van desinformatie en totale repressie, is voer voor discussie.  

Meteen na de invasie kwam van onder iedere steen een zelfverklaarde Ruslandspecialist gekropen. Daarbij was reële, zorgvuldig opgebouwde expertise in de regel van secundair belang. Ook van de journalisten die de oorlog verslaan, wordt niet per se verwacht dat ze de talen van de betrokken partijen enigszins beheersen (denkoefening: beeld je eens een journalist in die de Amerikaanse politiek verslaat zonder een woord Engels te kunnen verstaan of spreken). Sowieso hebben we in Vlaanderen en Nederland een lange traditie waarbij nieuws over Rusland niet zozeer geproduceerd wordt, maar veeleer gekocht—zoals van het Angelsaksische persagentschap Reuters en de Britse krant The Guardian. Een gevolg daarvan is dat de berichtgeving over de oorlog in onze media amper aanleiding gegeven heeft tot een echt debat. Veeleer krijgen nieuwsconsumenten een dagelijkse portie gemeenplaatsen op hun bord. Morele verontwaardiging over de slechtheid en de misdaden van Poetin staat daarbij centraal. In tweede instantie worden ook de ontwikkelingen aan het front ontleed, in tactische en strategische termen. Indien er aandacht gaat naar burgerdoden, dan zijn ze gevallen door Russisch vuur. De burgers die door Oekraïens vuur omkomen, halen amper onze pers—terwijl cluster- en (illegale) vlinderbommen onvermijdelijk ‘collaterale schade’ met zich meebrengen, ook Oekraïense. Omdat de NAVO-landen zelf betrokken partij zijn in deze oorlog, zijn er stemmen die expliciet zeggen dat het nu niet het moment is om al te complexe diepte-analyses te maken. De publieke opinie moet immers overtuigd worden en blijven dat de steun—waarbij de nadruk op militaire middelen ligt—aan Oekraïne gerechtvaardigd en noodzakelijk is.

Het is veelzeggend dat Dominique Minten (2023), buitenlandredacteur van De Standaard, in zijn opiniestuk ‘Over deze oorlog kun je niet onpartijdig schrijven’ reageerde op lezers die de berichtgeving van zijn krant te tendentieus vonden met de eenduidige boodschap: ‘Oekraïne moet de oorlog winnen, zoals alle Europese leiders al snel hebben besloten.’ De vraag stellen of dat eigenlijk wel realistisch is, gold toen nog als defaitistisch en politiek incorrect. Onlangs herhaalde de Nederlandse schrijver Ilja Pfeijffer (2025) in De Morgen dat we maar één ding kunnen doen: ‘Oekraïne helpen de oorlog te winnen.’ Zijn optimisme gaat uit van zijn inzicht dat Rusland zich vanwege de sancties in een ‘nijpende economische situatie’ bevindt. Symptomatisch en problematisch hieraan is dat de Nederlandse schrijver dat—zoals hij ook zelf aangeeft—alleen maar van horen zeggen heeft (wat we schrijven met de grootste sympathie voor zijn persoon en bewondering voor zijn literair talent).

Intussen is ons militair triomfalisme weggeëbd, maar zelfs dat wil niet zeggen dat er veel wordt nagedacht over de-escalatie. Wel integendeel, zoals Willem Schinkel (2025) naar aanleiding van de NAVO-top in Dan Haag in NRC hekelde in zijn stuk ‘De geesten worden klaargemaakt voor een permanente mobilisatie’: kritiek op westerse oorlogstaal wordt gezien als naïef en er is ‘een blind vertrouwen in een industrie die geld verdient met het uiteenrijten van lichamen’. Of om het in de woorden van Europajournalist Paul Goossens (2025) in De Standaard te stellen: ‘Het besef dat te veel militair tuig vooral onveiligheid en roekeloze politiek activeert, is er niet meer.’

Sovjetmonument nabij Vorkoeta, in de Russische deelrepubliek Komi

Zonder twijfel te willen zaaien over de verpletterende morele verantwoordelijkheid die Poetin en zijn trawanten dragen voor het bloedbad dat ze hebben aangericht, denken we dat we toch wat meer moeten doen dan platitudes herkauwen, partij kiezen en ons verschansen in ons moreel superioriteitsgevoel. Hoewel er geen reden is tot optimisme over de termijn, zal er vroeg of laat vrede tussen Rusland en Oekraïne gesloten worden. Naar alle waarschijnlijkheid zal die vrede niet het gevolg zijn van onvoorwaardelijke capitulatie van een van de strijdende partijen, maar wel van diplomatieke onderhandelingen. Een beter begrip van de complexiteit van de Russisch-Oekraïense oorlog kan het vredesproces alleen maar ten goede komen. Inzicht in de manieren waarop dictatoriale regimes in ons hoogtechnologische tijdperk aan oorlogspropaganda vormgeven en met vormen van intern verzet omgaan, kan ons bovendien helpen om onze eigen democratieën te verdedigen en te versterken.

Om die redenen willen we in het boek Vrede aan de wereld! het woord geven aan experts ter zake uit Nederland en Vlaanderen. We nodigden hen uit om in een begrijpelijke taal belangrijke culturele en historische facetten van de oorlog te belichten. Als vertrekpunt voor deze excursie kozen we de vraag welke diepere oorzaken de oorlog heeft, en wat voor Rusland drogredenen waren om die te legitimeren. Hoe ziet het verguisde Oekraïense derussificatie-beleid er nu eigenlijk uit? Waarom hechten de Russen zo aan de Krim? En welke rol heeft de Belarussische dictator Loekasjenko gespeeld in de uitbraak van de oorlog? Een heel belangrijke vraag is ook hoe het Russische regime erin slaagt de oorlogspropaganda op te voeren in tijden van internet. Verschillende auteurs leggen in dit boek uit hoe de Russen met boeken, op school en in de bioscoop warm worden gemaakt om naar het front te trekken—en er desgevallend te sneuvelen. Ook de vlucht van Russische schrijvers uit Rusland en de massale opvang van Oekraïense vluchtelingen in Polen (waar de grootste groep naartoe gevlucht is) willen we onder de loep nemen. En wat vinden de Russen nu zelf van die oorlog? Wat vertellen de sociologische onderzoeken ons? Zijn de Westerse sancties tegen Rusland dan zinvol of onzinnig? En wat hopen de Russische vredesactivisten in de huidige repressieve context nog te bereiken?

We zijn verheugd en dankbaar dat we een dozijn—een klein legertje dus—specialisten bereid gevonden hebben om deze belangrijke vragen te beantwoorden. In alfabetische volgorde gaat het om Otto Boele, Ben Dhooge, Egbert Fortuin, Anna Kisiel, Anna Namestnikov, Tom Sauer, Koen Schoors, Elena Solonina, Joris Van Bladel, Piet Van Poucke, Peter Vermeersch en Emmanuel Waegemans. Ook wij, Pieter Boulogne en Annemarie Gielen, hebben onze duit in het zakje gedaan. Niet toevallig zijn de meesten van ons opgeleid tot slavist. In dat opzicht is ons boek een verwijt aan het adres van wie in 2016 de opleiding slavistiek aan de KU Leuven afschafte. Enkel door de talen, culturen, geschiedenis en tradities van Oost-Europa te studeren en bestuderen, krijg je inzicht in wat er leeft en speelt. Enkel dan is er een kans op uitwisseling, dialoog, samenwerking en al wat nodig is om tot een vredevolle verstandhouding te komen. Dit boek is dus ook een warm pleidooi om de nog bestaande opleidingen slavistiek in Vlaanderen en Nederland te beschermen tegen academische ‘ontvetting’ (lees: kortzichtige besparingsdrift).

In deze inleiding mag een disclaimer niet ontbreken. Wat de auteurs van deze bundel met elkaar gemeen hebben, is dat ze door hun jarenlange wetenschappelijke toewijding aan Oost-Europa of internationale politiek en economie genuanceerde en diepgravende analyses kunnen maken. Toch wil dat niet zeggen dat iedereen op precies dezelfde (geopolitieke) golflengte zit. Bijvoorbeeld verschillen de meningen over het aandeel dat de NAVO had in de escalatie van het Russisch-Oekraïense conflict. Alle uitspraken die in dit boek weerklinken, zijn dan ook voor conto van wie ze gedaan heeft—en dat geldt bij uitstek voor deze alinea’s.

We zijn ervan overtuigd dat de lezers er op intellectueel vlak sowieso hun voordeel mee zullen doen om een keertje andere geluiden te horen en wat dieper te graven dan gewoonlijk. Al was het maar om de argumenten aan te scherpen om het broodnodige debat over de-escalatie van de Russisch-Oekraïense oorlog mee te voeren. Op moreel vlak bieden de bijdragen van dit boek zowel een koude douche als hoop: enerzijds lijkt de mensheid—althans wanneer er belangen van staten mee gemoeid zijn—werkelijk geen lessen te willen trekken uit het verleden, en blijkt de razendsnelle circulatie van informatie en ideeën die het internet biedt toch geen waarborg tegen oorlogsgruwel; anderzijds is er van onderuit grootschalige tastbare solidariteit met de slachtoffers, en blijkt er voor de organisatie van de gruwel een ongeziene hoeveelheid ononderbroken manipulatie en repressie nodig—waar je uit kan afleiden dat mensen niet écht uit zijn op oorlog.

Vrede aan de wereld, we wensen het jou en onszelf toe! 

Je kan het boek Vrede aan de wereld! aankopen aan de speciale prijs van € 27,00 (gratis verzending binnen België, plus € 8,00 verzendkosten binnen Nederland), door bij de betaling op rekeningnummer IBAN BE47 0018 6697 6780 (Pieter Boulogne) je adres te vermelden. Meer informatie? Stuur gerust een mailtje: pieterboulogne@gmail.com.

Plaats een reactie