It is my pleasure to inform you that the Open Access ebook of the volume Retranslating the Bible and the Qur’an, which I edited together with Marijke de Lang and Joseph Verheyden for Leuven University Press, is now available online on OAPEN.
This book contains the proceedings of the international online conference (21-23 March, 2022) on “Retranslating the Bible and the Qur’an: Tensions between Authoritative Translations and Retranslations in Theory and in Practice”, which CETRA, the KU Leuven Centre for Translation Studies, organised in collaboration with the United Bible Societies. Our aim was to bring together Translation Studies scholars and translators working with sacred writings, in particular the Bible and the Qur’an, to stimulate dialogue between theory and practice. Most of the papers appearing in this volume were presented at the colloquium, but some were solicited afterwards.
By spanning both historical and current aspects, and by treating the Bible and the Qur’an together, this book breaks new ground and paves the way for future research on the myriad discursive and religious aspects of retranslation. With cases ranging in time from the early Reformation to the present, and traversing linguistic contexts from Russia to Sweden, Slovenia to Saudi Arabia, the essays capture diverse dimensions of retranslation work.
Many thanks to the contributors for the pleasant spirit of collaboration, and, of course, for their insightful articles: Naima Afif, Helge Daniëls, Sameh Hanna, Yazid Haroun, Rim Hassen, Hilla Karas, Elvira Kulieva, Marijke H. de Lang, Christian Moe, Johanna Pink, Richard Pleijel, Sohaib Saeed, Alexey B. Somov, Joseph Verheyden, Andy Warren-Rothlin and Marija Zlatnar Moe. We also wish to thank the reviewers for their constructive reports.
For the visitors of this blog, who only care about Russian language and literature, these are the two most appealing chapters of the book: “The authority of the old for producing the new: the thorny path towards a new authoritative Russian Bible translation” by Alexey B. Somov, and “In the shadow of orientalism: tracing the legacy of Ignatiĭ Krachkovskiĭ in Russian Salafi Qur’an translations” by Elvira Kulieva.
Here you have two kindly written reviews:
“50-odd years after Eugene Nida, this volume forms a welcome update on the conceptual and practical complexities that arise when sacred texts are interpreted for diverse audiences, in various translations. […] A must-read for anyone interested in the translation and interpretation of religious texts and / or the relationship between retranslation and canonicity.” — Kris Peeters, University of Antwerp
“This high quality volume offers a fascinating range of perspectives on constructing and challenging authority in the triangle of tensions between sacred source texts, their translations and retranslations, as these tensions play out in Jewish, Christian and Islamic communities in various times and places, from the undermining of the authority of the Holy Vulgate in early Humanism and Reformation to Kader Abdollah’s retranslation of the Holy Qur’an as a literary masterpiece.” — Lourens de Vries, Vrije Universiteit Amsterdam
We expect the printed book to be delivered shortly as well. You can order it here.
On 28 and 29 November, the Royal Library of Belgium will host an international conference devoted to ‘Book translation in multilingual states (1945-2024)‘. This conference is part of the BELTRANS-project regarding Intra-Belgian (literary) book translations since 1970, and is organised in association with Royal Library of Belgium, KU Leuven and UCLouvain.
On Friday 29 November, I will have the pleasure of contributing to this conference alongside Mariana Myrosh, who holds a Master degree in History from the Ukrainian Catholic University of Lviv, and is currently pursuying an master’s degree in Cultural Studies at KU Leuven.
Our lecture, entitled ‘Literary translation in (post-)Soviet Ukraine: a tool for (de)russification’, explores the way in which literary translation was used in Soviet-Ukraine as a tool for russification, and is used today, by the Ukrainian authorities, in the context of nation-building against the background of the ongoing Russian-Ukrainian war, as a tool for derussification.
Here’s the abstract:
The bulk of the territories corresponding to today’s state of Ukraine during the last centuries were included in the Russian empire and the Soviet Union, which today is considered a Russian imperialist project. During those times, the Ukrainian territories were subjected to top-down russification. There is a lot of research showing that literary translation served this purpose. To begin with, certain classics were only available in Russian, which meant that Ukrainian readers were dependent on that language to familiarize themselves with them (Rudnytska 2013). In addition, literature was translated systematically into Ukrainian in an unnatural, Russian-like manner, without making full use of the lexical richness of Ukrainian (Kolomiyets 2023). These practices came to an end in 1991, when Ukraine gained independence.
Also after the implosion of the Soviet Union, Ukraine remained a multilingual country: many inhabitants were (and still are) more fluent in Russian than in Ukrainian, or are bilingual. In terms of book sales, in post-Soviet Ukraine for a long time the Russian language remained dominant (Chernetsky 2011: 50). The same applies to the people’s reading habits: according to sociological research, in 2018, the majority of the Ukrainian population in practice preferred Russian as a reading language (Osvitoria 2018). However, the escalation of the Russian-Ukrainian conflict, has caused a turnaround (Rudnytska 2023). The Ukrainian authorities have passed laws restricting the import of books, originals and translations, printed in Russia, and banning the production of publications in Russian only. As an effect of this government interference in the free market, today the Ukrainian language is privileged as a reading language.
Selected references
Chernetsky, Vitaly. 2011. “Nation and translation. Literary translation and the shaping of modern Ukrainian culture.” Contexts, Subtexts and Pretexts. Literary translation in Eastern Europe and Russia. Edited by B. J. Baer. Pp 33-53.
Kolomiyets, Lada. 2023. “The politics of literal translation in Soviet Ukraine. The case of Go The case of Gogol’s ‘The tale of how Ivan Ivanovich quarreled with Ivan Nikiforovich’.” Translation and Interpreting Studies. 18:3. Pp. 325-359.
Idem. 2023. “Literary translation and elimination of the Soviet ideology in contemporary Ukraine.” Academic Journal of Modern Philology. 19. Pp. 283-292
You can sign up for the conference via this website.
De grootschalige oorlog in Oekraïne duurt intussen op de kop af duizend dagen. Naar aanleiding van deze gruwelijke verjaardag publiceer ik hieronder een kort verhaal, dat ik een tijdje geleden geschreven heb op basis van een getuigenis van mijn vriend en grootvader, Juul Van Dessel (1929-2010). Ik draag het op aan hem ─ en aan alle dienstweigeraars.
***
‘De korpsgeest (esprit de corps) kan, als hij berust op werkelijke meerderheid van den troep, als hij behoorlijk gevoed en met bekwaamheid geleid wordt, in de hand des bevelhebbers een der onfeilbaarste middelen worden om den naijver op te wekken en buitengewone zaken te doen volvoeren.’ ─ H.M.F. Landolt, Militair woordenboek
Mijn kleinzoon, een krullenkop, die nog geen twintig jaar oud is, en het volwassen leven alleen maar kent uit boeken en films, gelooft dat wie heeft geleefd en nagedacht, niet anders kan dan zijn medemens te verachten.
Natuurlijk struikel je bij iedere pas over de schurken en de lafaards. Er zijn mensen die je heel fatsoenlijk lijken, die als je ze tegenkomt spontaan naar je kleinkinderen vragen en oprecht geïnteresseerd lijken in je antwoord, en die maar een ietsepietsie druk hoeven te voelen, of je ziet hoe weinig ze waard zijn: om een schilfertje van hun eigen huid te redden, zijn ze bereid je levend te stropen. Daar hoeven ze niet eens over na te denken. Maar wat doen zij er toe? Niet iedereen is uit dat rotte hout gesneden.
Mensen zijn in staat tot prachtige dingen, en sommigen zelfs tot heldendom. Tijdens het jaar dat mij ontnomen is door het vaderland, en met interest terug geschonken door mijn kameraden, ben ik er getuige van geweest – en meer dan een keertje.
Filip Daelemans heb ik leren kennen tijdens een gifgasaanvalsimulatie: wanneer de sirene afging, moesten wij, rekruten, ons inbeelden dat de lucht giftig was geworden en als de gesmeerde bliksem met een geslurfd masker op in een container kruipen, tot het signaal der bevrijding werd gegeven. Ik heb altijd al delicate luchtwegen gehad, en zodus kon ik ook zonder dat olifantencarnaval: bij het horen van de huiltoon die je keel dichtkneep, sloop ik naar de centrale stelplaats, waar ik mezelf onder de eerste de beste wissellaadbak wierp. Flipke bleek hetzelfde idee gehad te hebben, en had bovendien precies dezelfde laadbak uitgekozen, en dus zaten we daar een uur tegenover elkaar, ons met volle teugen lavend aan onze vrije adem.
Flipke was bijna twee meter groot en breedgeschouderd, maar mij vielen in eerste instantie vooral zijn pretoogjes op. Ze schoten alle kanten op, om aandachtig alles en niets in detail gade te slaan. Rond zijn lippen, verborgen achter zijn vlassige snor, speelde een minuscuul klein glimlachje. Zijn wangen zaten onder de sproeten – een gelaatstrek die hij deelde met zijn zes oudere broers, door wie hij zich ook in hun afwezigheid beschermd ́́leek te voelen.
Tijdens de eerste week van onze legerdienst noemden we Filip Daelemans, bij gebrek aan inspiratie, ‘Sproetenmans’. Daar waren we prompt mee opgehouden toen hij had aangegeven er niet van te houden. In de toiletten had een soldaat hem aangesproken als ‘Vlekkie’, niet eens met kwade bedoelingen. Flipke had hem meteen tegen de muur geplakt, met de woorden: ‘En nu ga je ze tellen!’. Hij had onze spotlustige collega pas losgelaten nadat al zijn sproeten geteld waren.
En toch was Filip Daelemans in hart en nieren zachtaardig, alsof hij niet in dat gigantenlichaam, maar in het donzige lijfje van een kattenjong had moeten terechtkomen. Dat hij in het Belgische leger vertoefde, was eveneens een jammerlijke vergissing van het lot – hij had er nog minder te zoeken dan de rest van ons. Misschien zou dienst in de kantine hem nog goed afgegaan zijn, maar zo’n beer werd in de buurt van de voedselvoorraden en kookpotten gewantrouwd. Trouwens hadden we er andere mannetjes om voor ons af en toe een knapperig krentenbroodje achterover te drukken.
Hoeveel tientallen jaren zijn sindsdien verstreken? Nu ik amper nog geuren gewaarword, behalve wanneer ik spek bak of mijn stoma zich vult (de tijd van de worsten is voor mij voorbij), ruik ik nog altijd de regenval vermengd met ons zweet.
In het putje van de winter namen we deel aan een vijfdaagse veldoefening. De blauwen hadden het aan de stok met de roden, zo had de militaire leiding bedacht, en dus moesten de trekezels die wij klaarblijkelijk waren beladen met loodzware rugzakken door de modder marcheren van punt A naar punt B.
Al na een dag manoeuvreren was onze ontbering van die aard dat wij niet langer opzagen tegen onze dagelijkse portie cornedbeef. We vervloekten het spelletje oorlog waarmee de generaals zich amuseerden en kusten onze handjes dat we niet in een echte hoefden te dienen. We wilden terug naar ‘huis’, waarmee we onze barak bedoelden, om er liggend op onze britsen te paffen en te zwartepieten. Daar konden we spelen alsof ons leven ervan afhing, voor ons eerlijke plezier, nooit voor de rookworstjes die onze familie ons per post opstuurde – daarvoor was de vrede ons te lief.
Op de tweede dag van onze wintermanoeuvres probeerde een slimmerik er vanonder te muizen door zich door de tegenstander te laten afschieten, maar hij bleek niet opgewassen tegen de ingebeelde medici van het twintig kilometer verderop gelegen veldhospitaal: ‘de aard van de wonde’ was ‘niet ernstig genoeg’, en dus mocht hij te voet het peloton terug opzoeken. Mijn kameraden vonden het amusant, maar ik iets minder: mijn knieschijven deden zo’n zeer, dat ik amper nog kon gaan zitten.
Op de derde dag pakten donkere wolken zich samen boven onze hoofden, om vervolgens in hagel uit te barsten. De enige die het niet deren kon was adjudant-chef Janssens, die in de exercitie behalve een probaat psychologisch middel om tucht aan te leren, ook een springplank zag om adjudant-majoor te worden.
De modder werd doorzeefd door de hagelbollen alsof het een schietschijf was, maar met ons onder zijn commando liep adjudant-chef Janssens erin te schitteren. Hij leidde ons voor, en wij sloften achter hem aan.
Toen we het eindpunt van onze martelgang bijna hadden bereikt, en ons in gedachten al ontdeden van onze doorweekte uniformen en andere ondienstige militaria, vouwde zijn smoelwerk zich plots in een brede glimlach. Dat betekende dat hij nog een verrassing in petto had.
Zijn commando ‘halt houden!’ versmolt met het gekolk van een vervaarlijk uitziende rivier. Het water had een kakigroene kleur, waaruit we konden afleiden dat het onder een hoedje speelde met Defensie.
Zelfgenoegzaam ging adjudant-chef Janssens midden op het houten bruggetje staan. Zijn kakkerlakkensnor bewoog lustig op en neer terwijl hij bulderde: ‘Jullie gaan nu deze rivier oversteken, maar pas op: het is jullie taak jullie in te beelden dat het bruggetje waarop ik sta – en hij stampte met zijn rechtervoet op de planken, waardoor water omhoog spatte – niet bestaat. Het is nooit gebouwd! Zoek maar uit hoe jullie dat aanpakken, ik wacht jullie op aan de overkant.’ Hij grijnsde. Toen hij op de andere oever stond, riep hij: ‘De laatste krijgt corvee.’
Nog voor hij zijn dreigement helemaal had uitgesproken, stonden er al twee tot hun middel in het slijkwater. Ze hadden hun rugzakken achtergelaten, en nodigden de anderen uit om een soldatenketting te maken, via welke eerst het materiaal, en daarna de dragers ervan konden worden overgezet.
Veel animo hadden we niet. Het water klotste tegen de stenen op de oever. Mocht ik er met mijn huidige gestel zijn ingekropen, de rivier zou mij wis en zeker hebben opgeslokt en meegenomen. Her en der werd gevloekt. Iemand vroeg zich hardop af op welke vuile toilet de moeder van adjudant-chef Janssens had gezeten.
We schoten toch maar in actie. De rugzakken werden afgeworpen en verzameld. Alleen Flip hield de zijne aan. Hij zat op zijn hurken. Hij was bezig te observeren hoe een kruisspin in een jonge appelboom haar web weefde.
Die flinkerd met haar witte vlekjes verstevigde de door haar spintepels uitgespuwde draad, nadat die door de samenzweerderige wind naar de overzijde was gebracht, door er talloze keren over te lopen, heen en weer tussen de stam en de tak. Beetje bij beetje ontstond zo de basis voor een prachtig raamwerk, waarin ze straks spaken en een spiraal zou doen verschijnen. Terwijl wij, soldaten van de Belgische strijdkrachten, met ons gemarcheer en geploeter van punt A naar punt B, helemaal niets van waarde voortbrachten. Het enige wat wij in het leven riepen was de esprit de corps: de klopgeest die ons in de pas deed lopen.
Intussen waren er al drie aan de overkant geraakt. Ze bibberden van de kou. Hun gezichten hadden de kleur van de rivier aangenomen. Misschien had ook hun bloed een kakigroene tint had gekregen.
Er werd op Flipke geroepen, dat hij zijn rugzak moest doorgeven. Eerst leek hij het niet te horen. Toen zette hij zich energiek recht, alsof het kruisspinnetje dat hij zo-even had zitten bewonderen hem gebeten had. Met kordate passen – je zou zweren dat hij ditmaal marcheerde – liep hij over het pad langs de rivier. Zijn lippen waren getuit, alsof hij een deuntje floot. Toen stak hij het klotsende slijkwater over, via het bruggetje, en zette hij zich op zijn helm naast de soldaten die de oversteek via andere weg gemaakt hadden.
‘Daelemans! Was je niet gezegd je in te beelden dat er geen brugje was!’ tierde de commandant. ‘Tot uw orders, adjudant!’ riep Flipke, het commando recht in de ogen kijkend. ‘Ik heb me ingebeeld dat er toch een is.’ Flipje glimlachte. De vernedering van adjudant-chef Janssens was compleet.
Het ontzag dat mijn kameraden en ik voor Filip Daelemans voelden, kan ik moeilijk uitleggen. Volgens mij had het ermee te maken dat we het van onszelf niet zo zeker wisten – die korpsgeest werd alsmaar sterker – maar van Flipke konden we gerust zijn: hij was totaal ongeschikt om op commando te doden.
Toen we afzwaaiden, bleef Flipke ingelijfd: vanwege zijn inbreuken op het Belgisch Militair Tuchtrecht was zijn diensttijd met zes maanden verlengd.
Hoe vaak heb ik me niet afgevraagd hoe het hem vergaan is buiten het leger (als hij er ooit is weggeraakt)? Ik hoorde onlangs het lied Het apekot van Vuile Mong en zijn Vieze Gasten op de radio, en toen het refrein ‘Inki pinki parlez-vous’ weerklonk, moest ik opnieuw aan hem denken. Zou hij al begonnen zijn aan onze laatste oversteek, of maakt hij andere plannen? Toen heb ik mijn kleinzoon, die gelooft dat mensen samenvallen met het slijkwater waarin ze waden, over Filip Daelemans en zijn fantastische bruggetje verteld.
Ik weet niet of het hem geholpen heeft, maar hij zag er geamuseerd uit.
On Tuesday 3 December 2024, my new colleague and PhD student Ilya Skokleenko, from Belarus, will present his research project at the International Workshop ‘Reflections on Russian and German Literary Exile’, which is being organised by Professor Arvi Sepp (VUB), co-supervisor.
Ilya’s research, funded by the Flemish Research Council (FWO), explores contemporary Russophone dissident poetry of exile and political resistance in the context of the Russo-Ukrainian War. The project examines the Resistance and Opposition Arts Review (ROAR) journal as a new modality of tamizdat – a dissident network of authors, editors, and translators – focusing on how the intersection of political commentary and literary aesthetics in the works of poetry published in ROAR shapes cultural identity within the Eastern-European post-Soviet space, both in the metropolia and in exile.
Prior to commencing his PhD at KU Leuven, Ilya was awarded a Doctoral Grant by the Doctoral Programme in Literary Studies (DPL) at the University of Basel, where he spent one semester initiating his research. He holds a Master of Arts in Linguistics and Literary Studies Magna Cum Laude from the University of Brussels (VUB). His MA thesis, titled “Transcending the Curtain. Joseph Brodsky’s Bilingual Poetry: A (Self) Translation Study”, received the Jeanne Lonnoy Award for Literary Studies as the best MA thesis in English, German, or Dutch. His academic interests include poetics and politics, literature of exile and political dissent, and translation as a form of cultural activism. Beyond academia, Ilya is a publishing poet-translator.
You’re very welcome to join our discussion on literary exile in Brussels. Please sign up by sending an e-mail to Prof. Sepp.
Oorlog is nooit heroïsch, en altijd smerig. Raketten die in woonhuizen belanden zijn smerig. Clusterbommen zijn smerig, vlinderbommen zijn nog smeriger. Er bestaat niet zoiets als collaterale schade. Wel zijn er burgers die sterven en lijden onder de bommen. Maakt niet uit welke taal ze spreken, waar ze wonen, of welke politieke analyses ze al dan niet maken.
Voor uitgeverij Leesmagazijn vertaalde ik de bundel Metro en mobilisatie van Igor Bobyrev, die (na lang wachten) net is verschenen.
Igor Bobyrev is een Russischtalige poète maudit, die zich tussen twee vuren bevindt. Hij werd geboren in Donetsk in 1985, toen Oekraïne nog deel uitmaakte van de Sovjet-Unie. Aan de plaatselijke universiteit studeerde hij geschiedenis. Ook toen de stad op instigatie van Rusland ingenomen werd door pro-Russische gewapende milities, bleef hij er wonen. Hij begon te dichten op twintigjarige leeftijd, in 2005. Zijn gedichten in vrije verzen doen denken aan het vroege werk van Kirill Medvedev (Alles is slecht, Biopolitiek), die hem stilistisch beïnvloed heeft. Hij publiceerde in grote Russische tijdschriften als Novyj mir еn Volga. In 2016 verscheen in Moskou zijn bundel Iedereen weet dat tijdens de oorlog in mijn appartement een bom terecht is gekomen.
Metro en mobilisatie bestaat uit miniatuurtjes in vrije vers over hoe Bobyrev overleeft in zijn door geweld geteisterde thuisstad, Donetsk. Ze zijn geschreven tussen maart 2021 en september 2022, terwijl hij zich schuilhield voor het coronavirus, de bommen en de mobilisatie (eerst georganiseerd door de Volkskrepubliek Donetsk, en na de annexatie door de Russische Federatie). De bundel geeft een beeld van Bobyrevs dagelijkse leven in tijden van oorlog, van zijn angst, medelijden, sleur en groeiende haat, en van zijn pogingen tot ontsnapping aan de oorlog in dichterschap, in zijn vriendschap met zijn kat Vasja en in herinneringen aan kleine en grote geneugten (zoals homoseksuele avontuurtjes en zeldzaam lekkere zalmsoep).
“Bobyrevs visie komt voort uit de plaats waar hij zich bevindt: de stad Donetsk, waarvan veel vreedzame inwoners zich in deze oorlog alleen voelen te staan. Hun belangrijkste eis is niet politiek, maar menselijk: ‘Houd op ons te doden’.”
– Sorin Broet, literair criticus en schrijver, in Novaya Gazeta Europe
“Dit boek werd geschreven in een stad die in 2014 een van de gevaarlijkste en ongelukkigste ter wereld is geworden. Wanneer de dood je voortdurend beloert, word je dichter, om hem te bezweren en beet te nemen.”
─ Dmitri Voltsjek, dichter, vertaler, hoofdredacteur van de Russische website van Radio Liberty
“‘Ga daar leven waar niet valt te leven!’ zo ried Dmitri Prigov, de classicus van het Sovjetconceptualisme, jonge dichters aan. De post-Sovjetgeschiedenis heeft, als fatum, niet op Igor Bobyrev zitten wachten, en veranderde zijn thuisstad Donetsk in een plek waar bijna niet valt te leven maar waar je – als je koppig genoeg bent – volledig vrij kunt zijn in de poëzie.”
“Als getuigenis en als document legt dit boek op verrassende wijze een rauwe realiteit bloot. Toch maakt deze bundel aanschouwelijk dat in het poëtische project de optie ‘redding’ besloten ligt: een kans op overleving op de exclusief traumatiserende roetsjbaan van de big history.”
Als reactie op de invasie in Oekraïne van 24 februari 2022 werden aan Rusland door de EU en de VS grootschalige en ongeëvenaarde sancties opgelegd. Om via de economie de destabilisering van het Poetinregime in de hand werken. Wat is daarvan terechtgekomen? Hoe kijken de Russen vandaag naar de oorlog? En hoeveel ruimte is er nog voor binnenlands protest? Kan er in Rusland na de dood van Navalny überhaupt nog sprake zijn van een burgermaatschappij?
Deze en andere actuele vragen leg ik graag tijdens een rondetafelgesprek, dat onze reeks over de Russisch-Oekraïense oorlog (voorlopig) afsluit, voor aan drie experts: Ria Laenen (KU Leuven), Joris Van Bladel (Egmont Institute) en Annemarie Gielen (Pax Christi).
Dit debat vindt plaats op onze Campus Sint-Jacob, op wandelafstand van station Antwerpen-Centraal. Je kan je inschrijven door me een mailtje te sturen (pieter.boulogne@kuleuven).
Komende zondagavond wordt de prachtige, ongezien belangrijke en moedige documentaire Tree of Violence van Anna Moiseenko over de kunstenares Viktorija Lomasko vertoond op het documentaire filmfestival Docville, te Leuven. Na afloop modereer ik een gesprek met hen, waaraan ook collega Ria Laenen, professor politieke wetenschappen, zal deelnemen. Hier kan je tickets bestellen.
“De afgelopen tien jaar heeft cartooniste Victoria Lomasko zich toegelegd op het nauwgezet vastleggen van het Rusland van Poetin. Terwijl Poetin een ‘militaire operatie’ start in Oekraïne en Russische dissidenten verkettert, wordt Lomasko geconfronteerd met de harde realiteit dat ze haar werk in Rusland niet langer kan voortzetten. Deze film maakt deel uit van de reeks Draw or Change!, gecreëerd door Vincent Coen & Guillaume Vandenberghe.
De serie Draw for Change zoomt in zes afleveringen in op vrouwelijke cartoonisten van over de hele wereld die maatschappelijke grenzen en normen uitdagen. De film met de Russische kunstenares Victoria Lomasko in de hoofdrol onthult op onthutsende wijze de impact van Poetins macht op het dagelijkse leven van cartoonisten. Slechts een jaar voor de Russische invasie in Oekraïne, begint ze aan een diepgaand onderzoek naar de ingewikkelde verbanden tussen binnenlands en door de staat gesponsord geweld. Ze maakt een historisch verhaal dat zich uitstrekt van de protestwinter van 2021 tot de tragische winter van 2022 en destilleert haar ontdekkingen in wat haar meest ambitieuze muurschildering tot nu toe zou worden.
Voor en na de vertoning kan je de VR experience Existimos Resistimos, meemaken, deze werd speciaal voor de Draw for Change reeks ontwikkeld. (gratis, in dezelfde ruimte)”
Op woensdag 28 februari om 19u deelt collega Vladimir Ronin (KU Leuven), historicus en slavist van het eerste uur, op onze Antwerpse Campus zijn kijk op de manier waarop de Russen reageren op de antiwesterse staatspropaganda waarmee ze dag en nacht worden bestookt.
Deze lezing maakt deel uit van de reeks over de Russisch-Oekraïense oorlog die we in samenwerking met Pax Christi organiseren. Vrije toegang, je kan je inschrijven door me een mailtje (pieter.boulogne@kuleuven.be) te sturen.
Het laatste nummer van Tijdschrift voor Slavische Literatuur (nr. 94, pp. 12-18) bevat een selectie gedichten van Igor Bobyrev, wiens dichtbundel Metro en mobilisatie in mijn vertaling in het voorjaar van 2024 bij Leesmagazijn verschijnt.
***
In Donetsk wonen na de Majdan-opstand, dat is een tragedie. Deze tragedie overkwam Igor Bobyrev, die er in 1985 geboren werd. Aan de plaatselijke universiteit studeerde hij geschiedenis. Ook toen de stad in 2014 op instigatie van Rusland ingenomen werd door pro-Russische gewapende milities, bleef hij er wonen, tezamen met zijn bejaarde moeder.
Bobyrev begon te dichten op twintigjarige leeftijd, in 2005. Zijn gedichten in vrije vers doen denken aan het vroege werk van Kirill Medvedev (Alles is slecht, Biopolitiek), die hem stilistisch beïnvloed heeft. Hij publiceerde in grote Russische tijdschriften als Novyj mir еn Volga. In 2016 verscheen in Moskou, bij de Vrije Marxistische Uitgeverij en Translit, zijn bundel Iedereen weet dat tijdens de oorlog in mijn appartement een bom terecht is gekomen.
Zijn nieuwste dichtbundel, Metro en mobilisatie, schreef Bobyrev tussen maart 2021 en september 2022 in zijn thuisstad, terwijl hij zich schuilhield voor het coronavirus, de mobilisatie (eerst van DNR, daarna van de Russische Federatie) en de bommen. De opgenomen gedichten zijn intimistische miniatuurtjes over zijn leven, gedachten en herinneringen in zijn door geweld geteisterde thuisstad. Ook zijn homoseksuele avontuurtjes vormen een thema.
Bobyrev is een poète maudit, die zich tussen twee vuren bevindt. Met zijn scherpe kritiek op Poetin, die hij ‘een tiran’ noemt, wordt hij verguisd door de vertegenwoordigers van de Z-poëzie. Evengoed willen talrijke pro-Oekraïense dichters een appeltje met hem schillen. In Novaya Gazeta Europe schreef de literaire criticus Siron Broet: ‘Bobyrevs visie komt voort uit de plaats waar hij zich bevindt: de stad Donetsk, waarvan veel vreedzame inwoners zich in deze oorlog alleen voelen te staan. Hun belangrijkste eis is niet politiek, maar menselijk: “Houd op ons te vermoorden”.’
De originele, Russische dichtbundel Metro i mobilisatsija is onlangs verschenen bij LMVerlag in Berlijn, als een eigentijdse tamizdat-publicatie. Pieter Boulogne, die daarbij als redactioneel uitgever betrokken was, vertaalde hem voor Leesmagazijn in het Nederlands. De onderstaande gedichten vormen een voorproefje.
***
toen ik afgelopen zomer in petersburg zat
ben ik meermaals doorgezakt met lokale marginalen
die literaire avonden afschuimden
om dan in een plantsoen vies spul te zuipen
waarvan steevast mijn maag omkeerde
***
een jaar geleden zijn we
naar een boerengat gewandeld
in het kalinski-district
en onderweg kwamen we
een mijnschacht tegen
waarin de fascisten
[tijdens de oorlog]
lijken hebben gegooid
[trouwens
liggen die lijken daar nog
want in totaal zijn [destijds]
niet meer dan 500 mensen
geïdentificeerd
en de rest
is er blijven liggen]
toen we dus
die mijnschacht
genaderd waren
hoorde ik
iemand daar beneden rondlopen
terwijl daar niemand kon rondlopen
waarop sergej zei
dat daar een rivier liep
en dat het daarom leek
alsof daar iemand rondliep
toen we terugliepen
bedachten we
dat al die mensen
waarschijnlijk waren aangevoerd
vanuit andere plekken
omdat je je moeilijk kunt voorstellen
dat de duitsers
in een en hetzelfde stadje
75 duizend mensen
konden vermoorden
dat is onwaarschijnlijk
maar als ze uit andere steden werden aangevoerd
dan is dat wel meer realistisch
***
ik kwam van metrohalte zvezdnaja gelopen
zonder acht te slaan
op wat er rondom mij gebeurde
en toen ik thuis was gekomen
merkte ik dat mijn rugzak openstond
en dat ik een eind met openstaande rugzak [af] had gelopen
diezelfde avond kreeg ik telefoon van een jongen
die mij wilde afzuigen
en toen ik naar beneden ging
was ik vergeten om eerst schoenen aan te doen
dus stond ik daar te wachten in mijn pantoffels
terwijl het sneeuwde
toen hij een tijdje later arriveerde
(hij had daar lang rond zitten lopen
op zoek naar de juiste flat
omdat in die wijk de flats
heel erg op elkaar lijken
en je die makkelijk door elkaar kan halen)
[kortom]
toen we bezig waren te neuken
moest ik terugdenken aan dat voorval met die rugzak
mijn kat vasja moest ik voortdurend terughalen van bij het raam
***
water en bombardementen
twee dingen
die in mijn leven
zijn gebleven
al zijn bombardementen
frequenter
terwijl stromend water
heel zeldzaam is
***
nog wat over de oorlog
een paar dagen geleden
werd water uitgedeeld
in flessen
ook onze buurvrouw ging
flessen halen
toen ze daar aankwam
bleek daar
al tachtig man te staan
allemaal stonden ze
op die flessen te wachten
en die vrouw dacht
dat wachten geen zin had
want dan zou ze
een hele dag staan wachten
en uiteindelijk toch niets krijgen
dus is ze terug naar huis gegaan
***
kun je dan zo lang niet werken
kun je dan zo lang binnen blijven
zelfs als er een jaar voorbijgaat
en wat als je ergens heen moet om een boodschap
[of [gewoon] om wat te eten]
kun je dan naar buiten
maar als je naar buiten gaat
kun je [daarna] dan weer naar binnen
terug naar huis
zeggen alles is oké
alles is rustig
voortaan kun je naar buiten gaan
wees maar niet bang rustig
alles is voorbij
voortaan kun je naar buiten
je zaakjes gaan regelen
waarheen je maar moet
kun je dat dan zeggen
en als dat zo is
wanneer dan
dat woord wanneer
krijgt een mystieke betekenis
want wij zitten hier opgesloten
als groente
als huisdieren
als wezels
al zijn wezels wellicht geen huisdieren
ik heb een kat
waarmee ik thuiszit
en nergens heenga
een paar keer is mijn kat
van mij weggelopen
en dan weer thuisgekomen
hij zat bij de deur
te wachten
om weer binnen te mogen
een paar keer
sprong hij op
tegen mijn raam
(op de begane grond
kun je altijd
[tegen mijn raam]
opspringen)
mijn kat zat daar
te wachten
tot ik het raam opendeed
en hem binnenliet
toen hij bij het raam zat
kwam er telkens een poes aan
dan sprong hij op en krijste
echt geweldig luid krijste hij
(zoals katten krijsen)
dus mijn kat vasja en ik
wij zitten samen
wij kijken films
soms spelen we [met elkaar]
meestal slaapt vasja bij mama
hij ligt tegen haar zij
of ergens op bed
en strekt zich dwars uit
dan wordt hij heel lang
al is vasja een kleine kat
als ik hem in de armen neem
al zeg je niet in de armen
maar eerder op de schoot
als vasja dus bij mij
op de schoot komt
en begint te spinnen
dan is ie heel klein
en als ie neerzit
en mij aankijkt
is ie ook klein
maar op bed wordt hij [altijd] heel groot
hoe komt dat
al komt dat niet door de kat
maar door de opsluiting eenzaamheid
al kan ook de kat eenzaam zijn
al komt het niet door de kat
maar door de opsluiting
en [door] de onmogelijkheid
om gewoon ergens heen te gaan
of naar buiten te gaan
[wat kan ik nog zeggen
zeggen en doen
zijn verschillende dingen
al staan in mijn geval
daden gelijk aan woorden
en heb ik soms de indruk
woorden tekort te komen
woorden die ik niet heb
maar die ergens bestaan
die ergens branden
zitten te wachten
tot ik ze aansteek]
***
gisterenavond keek ik een film
toen ik hoorde dat ze ons bombardeerden
toen ik de gang inliep
bombardeerden ze ons nog meer
ik dacht waarom is mama
haar kamer nog niet uitgekomen
en toen ik de zoveelste explosie hoorde
klopte ik op mama’s deur
[toen] bleek dat zij sliep
en de explosie niet had gehoord
natuurlijk heb ik toen op haar gescholden
want ik was me zorgen beginnen te maken
[daarna is ze opnieuw gaan slapen]
Vertaling Pieter Boulogne
[1] Aleksandr Iljanem (1958) is een experimentele dichter en prozaïst uit Sint-Petersburg. Voor zijn roman Vanity Boutique werd hem in 2007 de Andrej Bely-prijs toegekend. Hij is een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Russische queer-literatuur.
Eergisteren, op woensdag 13 december, gaf professor emeritus Emmanuel Waegemans op de Antwerpse campus van de KU Leuven (waar we vertalers en tolken Russisch opleiden) een meeslepende lezing over de complexe geschiedenis van de Krim.
Deze lezing maakt deel uit van een reeks over de Russisch-Oekraïense oorlog die we in samenwerking met Pax Christi organiseren. Je kan alvast de data van de volgende lezingen noteren:
28/2: Vladimir Ronin (KU Leuven): ‘Het beeld van het Westen bij de “gewone Rus”’
17/4: Wim Coudenys (KU Leuven): ‘Onze toekomst ligt in het verleden! Hoe Rusland zijn agressie goedpraat (en er ook mee wegkomt)’
22/5: Ronde tafelgesprek over de toestand van de Russische burgermaatschappij en de zin van de sancties met Ria Laenen (KU Leuven), Joris Van Bladel (Egmont Institute) en Annemarie Gielen (Pax Christi Vlaanderen)
Deze activiteiten vinden plaats in Antwerpen op de Campus Sint-Jacob van de KU Leuven, telkens vanaf 19u. Vrije toegang, iedereen is welkom. Je kan inschrijven door me een mailtje te sturen (pieter.boulogne@kuleuven.be).
Michaël Bellon nam voor BRUZZ een diepgravend interview af van de gevluchte Wit-Russische schrijver Sasja Filipenko, dat ik mocht vertolken. Het was een plezier, want Sasja blijkt een sympathieke peer. Bovendien heeft hij veel te vertellen:
In zijn pas vertaalde roman Hetze beschrijft de Wit-Russische schrijver Sasja Filipenko hoe een kritische journalist door de handlangers van een oligarch wordt getergd opdat hij het land zou verlaten. Filipenko zelf maakte iets gelijkaardigs mee. Hij resideert momenteel in Brussel en treedt aan op het Passa Porta Festival.
“Toen ik op een dag vanuit Rusland in Minsk aankwam en mijn Russische simkaart verruilde voor mijn Wit-Russische kreeg ik een minuut later een anoniem telefoontje van iemand die me vroeg of ik soms een escortekonvooi naar de gevangenis had besteld, waarna werd opgehangen. En in 2015, toen we na de annexatie van de Krim door Rusland aftastten of er misschien weer wat meer mogelijk was in Wit-Rusland, had ik een kritische column geschreven in een tijdschrift. Even later moest ik met de nachttrein naar Sint-Petersburg. Mijn wagon was helemaal leeg, op een enorme manspersoon na, die dat tijdschrift vasthad op de pagina van mijn column. Hij zei dat ik er goed aan zou doen een beetje voorzichtiger te zijn in de toekomst.”
Aan het woord is de Wit-Russische schrijver Sasja Filipenko, die enkele weken in residentie is bij Passa Porta. Filipenko is pas 38, maar heeft al een lange staat van dienst. Hij werkte voor televisie in Rusland en is schrijver van vijf romans die in zestien talen vertaald werden. Zijn debuut De ex-zoon was al kritisch voor de dictatuur in Wit-Rusland, en hij staat nog altijd in contact met de verbannen Wit-Russische oppositieleidster Svetlana Tichanovskaja. Zij leidde de protesten na de vervalste verkiezingen van 2020, die dictator Aleksandr Loekasjenko aan de macht hielden. Met opiniebijdragen in internationale kranten blijft Filipenko de situatie in zijn land, maar ook in Oekraïne en Rusland, aanklagen.
Twee keer ontsnapte Filipenko aan een arrestatie. Eén keer in Wit-Rusland en één keer in Rusland, dat dissidenten aan Wit-Rusland uitlevert. Filipenko’s verhaal is daardoor veel gelijkenissen gaan vertonen met zijn roman Hetze uit 2016, die nu naar het Nederlands vertaald is. In die zwarte tragikomedie wordt een kritische journalist op verschrikkelijke wijze getreiterd en getergd in opdracht van een oligarch die hem het land uit wil.
Na omzwervingen in verschillende landen heeft Filipenko net een vaste stek in het Zwitserse Bazel verworven. Nu maakt hij samen met schrijvers als Annie Ernaux, Timothy Garton Ash, Vladimir Sorokin, Mohsin Hamid, Claudio Morandini, Lize Spit en Tom Lanoye deel uit van het programma van het Passa Porta Festival. Omdat het festival dit jaar ook de ICORN Network Meeting van internationale vluchtsteden voor bedreigde schrijvers, kunstenaars en journalisten in ballingschap ontvangt, staan verschillende programma’s in het teken van vlucht en verbeelding.
Was u al eerder in Brussel geweest? Sasja Filipenko: Op doorreis. Dit is de eerste keer dat ik de mogelijkheid heb om de stad te bestuderen en met mensen te praten. Voorlopig begrijp ik er niets van! Van steden als Parijs, Rome, Londen of Amsterdam krijg je al redelijk snel een eerste indruk van hoe ze in elkaar zitten, maar in Brussel kan ik daar mijn vinger nog niet op leggen. Het is duidelijk een multiculturele stad, maar ik heb er meer tijd voor nodig. Ik lees nu alle Vlaamse boeken in Russische vertaling die hier in de kast staan: gisteren David Van Reybrouck, vandaag Anne Provoost, morgen Hugo Claus. Voor de rest wandel en fitness ik. Met schrijven in de strikte zin ben ik nog niet bezig. Ik ben veel aan het nadenken, en ’s avonds op café maak ik aantekeningen. Schrijven is voor een volgende fase.
Ook u bent als televisiemaker én schrijver, en als Wit-Rus van een Tataars-Russische moeder en een Oekraïens-Wit-Russische vader niet zo makkelijk samen te vatten. Filipenko: Die vermenging van etniciteiten is heel typisch voor de post-Sovjetruimte. Voor de rest ben ik een Wit-Russische auteur die in de Russische taal schrijft (in Filipenko’s geboortestad Minsk is Russisch courant, red.). Ik heb een succesvolle carrière gehad bij de televisie, maar wilde altijd graag schrijven en me met literatuur bezighouden.
Waaruit bestond dat televisiewerk? Filipenko: In het begin van mijn carrière heb ik gewerkt voor Kanaal 1, de belangrijkste overheidszender van Rusland, waar ik grappen schreef voor Projektor Paris Hilton, het bekendste satirische programma van Rusland. Hierin werd het nieuws becommentarieerd. Ik ben bij Kanaal 1 weggegaan omdat ik aan den lijve ondervond hoe de censuur zijn werk deed. Rusland is een groot land met verschillende tijdzones, waardoor ons programma in eerste instantie in Vladivostok werd uitgezonden en dan via steden als Jekaterinenburg en Kazan stelselmatig dichter naar Moskou kwam. Zo kon je er in real time getuige van zijn hoe sommige moppen uit het programma werden geknipt. Sommige bleven in de Oeral hangen, anderen konden in Kazan niet meer door de beugel. Daarom werd Vladivostok grappend de meest vrije regio van Rusland genoemd. Toen er in 2011 wat zogenaamde politieke dooi was onder president Dmitri Medvedev en er wat meer gelachen kon worden, ben ik overgestapt naar de oppositiezender TV Rain (of Dozhd TV), waar ik onder meer meewerkte aan een satirische latenightshow waarin de hele Russische actualiteit te grazen werd genomen. Op dit moment is er geen enkel politiek programma meer in Rusland waarin je grappen kan maken over de politieke actualiteit. Terwijl humor een belangrijk wapen is waar dictaturen bang voor zijn.
Kunt u het verhaal van uw vlucht uit Wit-Rusland nog eens vertellen? Filipenko: In 2020 nam ik deel aan de protesten in Minsk en onderhield ik op internet het project ‘Solidaire literatuur’ met bekende auteurs. Op een dag belde een vriend me op met de vraag waarom ik nog niet was vertrokken. Via de belangrijkste massamedia in Wit-Rusland was een heksenjacht geopend op de bekendste Wit-Russen die hadden deelgenomen aan de protesten. Daar stond een grote foto bij van mij met een protestbord, en een lijst met namen. De eerste twee waren al gearresteerd. Ik was de derde op de lijst.
Via Rusland ging ik naar Oostenrijk, maar ik ben toch nog even naar Rusland teruggekeerd om de literaire Yasnaya Polyana-prijs in ontvangst te nemen. Toen ik op de luchthaven in Moskou aankwam, werd ik gearresteerd om uitgeleverd te worden aan Wit-Rusland. Daar werd ik in de propagandapers beschuldigd van het rehabiliteren van nazisme en extremisme, waarvoor je twaalf jaar kon krijgen. Ik heb drie uur vastgezeten, maar uiteindelijk heeft iemand kennelijk besloten dat de prijsuitreiking beter zonder schandalen zou verlopen en werd ik vrijgelaten.
Ook vandaag laat men u nog niet met rust. Filipenko: Gisteren was er nog een hetze in de propagandamedia in Rusland nadat een journalist van Deutsche Welle mij had gevraagd of het mij niet stoorde Russisch te spreken, omdat dat de taal van de aggressor is. Ik antwoordde dat mij dat niet stoort, dat Russisch geen eigendom van Poetin is, en zelfs niet van Rusland. En dat het een goede zaak zou zijn om de Russische taal van Poetin af te nemen om te tonen dat het niet alleen de taal is van de terreur, maar ook de taal kan zijn van vrijheidslievende en liberale waarden. De volgende dag verscheen op een medium van de orthodoxe Kerk in Rusland het bericht dat ik de Russen zou verbieden nog Russisch te spreken. Alle propagandakanalen hebben die onzin verder verspreid.
Welk leven leiden uw boeken ondertussen in Wit-Rusland en Rusland? Filipenko: In Minsk, waar ik ben geboren en twintig jaar heb geleefd, is een bekende boekenwinkel waar mijn boeken niet in het zicht liggen, maar wel nog kunnen worden gekocht in een achterkamertje, als je ernaar vraagt. Zoals drugs. De opvoering van mijn toneelstuk Rood Kruis, gebaseerd op mijn gelijknamige boek, is verboden in Moskou.
Hoe heeft de ballingschap uw schrijverschap beïnvloed? Filipenko: Het voorbije jaar heb ik me vooral toegelegd op journalistiek en essayistiek om in kranten als Le Figaro en The Guardian te vertellen wat er op dit moment in Wit-Rusland gebeurt. Door de inval van Rusland in Oekraïne schijnt iedereen te vergeten dat veel mensen in Wit-Rusland hebben gestreden voor de vrijheid. Van de ene op de andere dag zijn we medeagressor geworden.
Hoe gaat het met u persoonlijk? Het is een opluchting dat u nog altijd kan lachen. Filipenko: Dat is een van mijn zelfverdedigingsstrategieën. Lachen is heel belangrijk om niet gek te worden. Een andere uitlaatklep is roeien. Op een meertje in Bazel en in de fitness. De laatste jaren waren moeilijk en stresserend. Een van de personages in mijn boeken zegt dat als je je jezelf niet kan helpen, je anderen moet helpen, dat heb ik de voorbije jaren proberen te doen. Maar op een bepaald moment is het vat leeg, en was, zoals in een vliegtuig in nood, het moment gekomen om eerst zelf het zuurstofmasker op te zetten en aan zelfzorg te doen.
Hoopt of denkt u dat de oorlog in Oekraïne onrechtstreeks ook de dictatuur in Wit-Rusland kan ondermijnen? Filipenko: Ik zou natuurlijk willen dat Oekraïne deze oorlog wint, want als Poetin verliest, dan verliest Loekasjenko ook. Maar eerlijk gezegd zie ik niet hoe een van beide partijen een overwinning kan boeken. Het lijkt eerder een lang smeulend conflict te worden. In Europa is men gerustgesteld wanneer de oorlog tot Oekraïne beperkt kan blijven, en helaas denk ik dat dat het meest realistische scenario is, al wil ik me heel graag vergissen en zien dat Oekraïne wordt hersteld binnen de grenzen van 1991
Met welke motivatie heeft u in 2016 het profetisch gebleken Hetze geschreven? Filipenko: Ik werkte toen nog als journalist voor TV Rain en had veel bevriende journalisten die werkten voor onafhankelijke media. Die hadden allemaal te kampen met georganiseerde hetzes tegen hen. We denken aan vervolgde journalisten wanneer ze gevangen worden genomen, gedood of gedwongen worden te emigreren. Het boek toont dat er meer intimidatievormen zijn, waarbij soms dagdagelijks druk wordt uitgeoefend. Ik heb zelf ervaren hoe mijn Instagram-account elke dag overladen werd met bedreigingen en scheldpartijen. Je kan je daar psychologisch tegen proberen te beschermen, toch heeft dat invloed. Ik wilde het ook hebben over het feit dat een journalist zich daar misschien wel kan op instellen, maar zijn gezin misschien niet, terwijl ook zij slachtoffer kunnen worden.
De belaagde journalist Anton Kwint blijft verrassend kalm onder de terreur. “Moedige mensen zijn altijd naïef,” staat ook in het boek. Filipenko: Kwint is natuurlijk niet echt naïef, want hij is goed op de hoogte, maar hij houdt vast aan zijn idealen. Naïviteit in de goede zin van het woord is belangrijk, want in dictaturen probeert de overheid journalisten cynisch te maken, opdat ze niet meer zouden geloven dat ze nog iets fundamenteels kunnen veranderen. Wie gelooft in de maakbaarheid van de samenleving vormt een bedreiging voor het systeem van de machthebbers. Daarom worden liberale vrijheidslievende journalisten in eerste instantie ook alarmisten genoemd. Er wordt gezegd dat zij overdrijven, alles in de donkerste kleuren neerzetten, en alleen maar kritiek leveren. Toen ik in Hetze schreef over iemand die veroordeeld werd voor een volledig lege Facebook-post, vond iedereen dat grappig. Maar in die tijd zag je al dat Rusland die kant op ging, en nu zien we dat iemand die met een leeg blad protesteert, inderdaad gearresteerd kan worden.
Dit gesprek kwam tot stand met de hulp van de Russische tolkopleiding van de KU Leuven (campus Antwerpen).
“Wie het heeft over ‘ademnood’, kan niet heen om Метро и мобилизация (Metro en mobilisatie): het laatste boek van de Russischtalige dichter uit Donetsk Igor Bobyrev, dat op de grens van 2022 en 2023 in Duitsland verschenen is. De figuur Bobyrev lijkt door de vertegenwoordigers van de Z-poëzie even antipathiek bevonden te worden als door talrijke anti-oorlogsdichters. Enerzijds schrijft hij uitgesproken anti-oorlogspoëzie en staat hij kritisch tegenover het Poetinregime, anderzijds bekritiseert hij de Oekraïense autoriteiten en de anti-oorlogsoppositie. Zijn visie komt voort uit de plaats waar hij zich bevindt: Donetsk, waarvan veel vreedzame inwoners zich in deze oorlog alleen voelen te staan, en wier belangrijkste eis niet politiek, maar menselijk is: ‘Houd op ons te vermoorden’.
Het boek van Bobyrev, en dan vooral het tweede deel, is een psychologisch document van een man in een door de oorlog bevangen stad. De plaats van de handeling is een appartement dat je onmogelijk kan verlaten zonder ten prooi aan de mobilisatie te vallen. Maar dit appartement kan eveneens getroffen worden door een bom. De ruimte in de gedichten wordt verscheurd tussen thuis en de buitenwereld, die altijd bedreigend is. Trouwens zijn de grenzen van het appartement niet hermetisch. De ongure straatlucht van de oorlog dringt er naar binnen door onzichtbare scheuren in de muren, en zaait afwisselend verschrikking en wanhoop. De gewoonte van de oorlog gaat gepaard met de onmogelijkheid om eraan te wennen: ‘heel lang werden we gebombardeerd / heel lang heb ik geprobeerd te schrijven / iets aan te vangen / een film te bekijken / ik moest hem vaak onderbreken om naar het toilet te gaan / daar te schuilen / mama lag op de grond / alsmaar moest ik onze kat Vasja afhouden van het raam’.
Maar naast ‘de droge documenten’ ontstaan helemaal andere teksten: lyrische innerlijke monologen, die geschreven zijn als een gedachtestroom en als herinneringen aan kleine geneugtes van het leven, zoals een nachtelijke wandeling met een weggegane vriend of lekkere goedkope soep in een restaurant. Het zijn eigensoortige gebeden gewijd aan een vredig leven, dat complex en diepzinnig is in zijn eenvoud van alledag, die natuurlijk enkel maar vanwege de gewoonte eenvoudig lijkt. Met zijn herinneringen (met zijn gedichten, met zijn dagboek) weet Bobyrev de grenzen van zijn opsluiting als het ware te verbreden, geeft hij aan de ongure oorlogslucht een nieuwe invulling, probeert hij daaruit de voor de levende mens in alle opzichten nefaste oorlog te verdringen. Zo wordt het boek een krachtig verhaal over het streven naar zelfbehoud.”
[“Говоря об удушье, нельзя не упомянуть новую книгу русскоязычного поэта из Донецка Игоря Бобырева «Метро и мобилизация», которая вышла на рубеже 2022–2023-го в Германии. Фигура Бобырева кажется равно антипатичной и для представителей Z-поэзии, и для многих антивоенных авторов. С одной стороны, он пишет отчетливо антивоенные стихи и критически настроен к путинскому режиму, с другой — критикует украинскую власть и антивоенную оппозицию. Его взгляд определен местоположением — Донецком, для многих мирных жителей которого в этой войне, кажется, вообще нет своих, а главное их требование не политическое, а человеческое: «Прекратите нас убивать».
Книга Бобырева и, прежде всего, ее вторая часть — психологический документ человека в охваченном войной городе. Место действия — квартира, из которой если выйдешь, то обязательно попадешь под мобилизацию. Но и в квартиру может прилететь снаряд. Пространство в стихах расколото на свое и наружное — всегда угрожающее. Впрочем, квартирные границы тоже проницаемы. Жесткий воздух военной улицы просачивается сквозь невидимые щели в стенах, порождая то ужас, то безнадежность. Привычка к войне сочетается с невозможностью к ней привыкнуть: «очень долго сегодня бомбили / очень долго пытался писать / что-нибудь делать смотрел фильм / приходилось часто прерывать и идти в туалет / там прятался / мама легла на полу / постоянно оттаскивал от окна своего кота Ваську».
Но рядом с «сухими документами» возникают совсем другие тексты — лирические внутренние монологи, записанное течение мыслей и воспоминаний о повседневных мелочах вроде ночной прогулки с уехавшим другом или дешевого вкусного супа в ресторане. Своего рода молитвы о мирной жизни, сложной и глубокой в простейших повседневных вещах, которые, конечно, только из-за привычки кажутся простыми. Воспоминаниями (и стихами, и этим дневником) Бобырев как бы расширяет границы своего заключения, перезаряжает жесткий военный воздух, вытесняя из него саму войну, во всех смыслах посягающую на живую личность. Так книга становится и сильной историей самосохранения.”]
Igor Bobyrev loopt gevaar in Donetsk. Hij wil niets liever dan samen met zijn bejaarde moeder en kat wegtrekken, maar heeft daarvoor nog niet de nodige financiële middelen. Wie dat wil, kan hem steunen. PayPal: ivan_sokolov@berkeley.edu (vermelding: ‘for IB’).