Vladimir Semjonovitsj Makanin, geboren in 1937 in de Oeral, wordt in Rusland zonder ironie ‘een levende klassieke schrijver’ genoemd. Hij behoort namelijk tot het selecte groepje van gevestigde sovjetauteurs wier pen de chaotische transitie van communisme naar democratie/kapitalisme overleefd heeft, en dit zonder één grammetje prestigeverlies.
Nochtans bleek het voor veel oudere schrijvers, opgevoed met de impotente doctrine van het socialistisch realisme, onmogelijk het hoofd boven water te houden in de postmodernistische zondvloed van sensatieliteratuur, vertalingen van westerse werken en de talloze ongebreidelde experimenten met genres, thema’s, stijlen en waardesystemen die erop volgden. Bovendien moesten de uitgeverijen en tijdschriften – die in de sovjettijd het voorwerp vormden van ideologische én materiële betutteling – nu plots zichzelf gaan bedruipen en kruipen voor de wet van vraag en aanbod. De behoudsgezinde sovjetliteratoren werden wezen en kwijnden weg bij bosjes – uitgezonderd de beste kameleons onder hen. Voor de liberale en dissidente schrijvers, die onder het communisme ook al niet op rozen zaten, werd het er evenmin gemakkelijker op. Voor hen bestond de voornaamste moeilijkheid erin om – bij gebrek aan een totalitaire staat waartegen ze zich tussen de regels of ondergronds konden afzetten – een nieuwe literaire dynamiek en identiteit te vinden. Ironisch en tragisch genoeg was de dictatuur in naam van het proletariaat evenzeer de vijand als de bestaansreden van de zogenaamde Russische ‘Underground’ – een heterogene verzameling van intellectuelen, schrijvers en kunstenaars die er een existentieel genoegen in schepten de restricties van de sovjetideologie aan hun laars te lappen. Met de democratische omwenteling werden de dissidenten voor de keuze geplaatst: verder doen alsof er niets veranderd was en het risico lopen te verworden tot een Don Quichot zonder Sancho, de pen neerleggen (dat wil zeggen de schrijver doden, bijvoorbeeld door hem te verdrinken in de wodka), of zich heroriënteren in de chaos – wat dan weer geen sinecure was.
In de eerste jaren na Gorbatsjovs goedbedoelde perestrojka en glasnost genoot de schrijver in het algemeen in Rusland nog even de opgezwollen status van profeet, maar dit duurde in het postsovjettijdperk niet lang voort. De overgrote meerderheid werd geroepen hun onder- of bovengrondse voetstuk om te ruilen voor een opeenstapeling van luizige baantjes. Er waren er die de dood van de literatuur proclameerden.
In het geval van Makanin bleek de nieuwe maatschappelijke (wan)orde echter géén bedreiging voor zijn schrijverschap, maar integendeel een heilzame biotoop. De eigenzinnige auteur was in de sovjettijd al niet gehinderd door een overdreven vorm van morele preoccupatie en aangezien dit in de postcommunistische jungle een survivalvoordeel bleek, heeft hij het amoralisme – met klasse – gecultiveerd. Bovendien is hij erin geslaagd om uit de transitieproblematiek van de Russische samenleving literaire munt te slaan: hij heeft van dit thema zijn stokpaardje gemaakt.
Eigenlijk interesseert Makanin zich niet zozeer voor de transitieproblematiek als zodanig, als wel voor het algemenere, existentiële conflict tussen heden en verleden. Zo schreef hij nog voor de perestrojka, onder invloed van de dorpsliteratuur, de novelle Meneer die wegloopt (1984) over een bouwingenieur die voortdurend reist in de hoop het verleden te kunnen vergeten. Dit verleden manifesteert zich echter in de onuitwisbare vernielingen die hij in de natuur heeft aangericht.
Eén van de meest geslaagde uitbeeldingen van de collectieve problematiek van de herwonnen vrijheid is de novelle De letter A (2000). Hierin beschrijft Makanin hoe gevangenen in een Siberisch strafkamp worden bevrijd van hun juk, maar niet in staat blijken met de herwonnen vrijheid om te gaan: ze richten een scatologische orgie à la Vladimir Sorokin aan: ‘Onder de magere achterwerken van de gevangenen hoopte zich op grove en haastige wijze de cultus van hun lijden op’. Men begrijpt dat de nasmaak van deze parabel minder zoet is dan die van Solzjenitsyns ode aan het leven Eén dag uit het leven van Ivan Denisovitsj.
Makanin besteedt bijzondere aandacht aan de individuele wijze waarop de transitie beleefd werd door kleine literatoren. De held (op sokken) van de novelle Geslaagd verhaal over de liefde (2000) is bijvoorbeeld een failliete Moskouse schrijver die een tv-show heeft waarin hij zijn gasten lastig valt met de vraag wanneer ze het beter hadden: voor of na de omwenteling? Zelf ontsnapt hij te pas en te onpas door spleetjes, gleufjes en kratertjes naar het verleden. (Soortgelijke mystieke spelletjes met de tijd speelde Makanin al in de perestrojka in zijn verhalen Verlies, Hij en zij en Achtergebleven.) De vrouw die onder het communistische bewind tegelijkertijd zijn censor en geliefde was heeft zich op haar beurt heruitgevonden als hoerenmadam.
Ook Petrovitsj, het autobiografisch gekleurde hoofdpersonage van de roman Underground, of een held van onze tijd (1998), is een schrijver – meer bepaald een sovjetdissident – die na de implosie van de Sovjetunie aan lager wal is geraakt. Hij verdient zijn brood door op andermans huizen te passen. De reëel bestaande Moskouse woningenproblematiek, de strijd om iedere vierkante meter, gebruikt Makanin als allegorie voor de ontheemdheid van zijn generatie.
De ambitie om te schrijven heeft Petrovitsj, samen met zijn zelfrespect, diep opgeborgen. Hij verhoudt zich ogenschijnlijk gelaten tot zijn genekt artistiek bestaan, zonder al te veel nostalgie of hoop op wederopstanding. Het is zijn bewuste keuze om niet gepubliceerd te worden (hoewel het eindelijk mogelijk is); hij heeft zijn geloof in de extra-esthetische waarde van de literatuur verloren. Lezen doet hem denken ‘aan die verheven vertedering die een cynische hoer wellicht ervaart wanneer ze naar een maagd luistert’. Slechts in een moment van uitzonderlijke extase roept Petrovitsj uit: ‘We zullen met onze goedkope, plastic schrijfmachines rondtrekken in de hoop dat er in de eindeloze gang van de gigantische woonkazerne die Rusland is ook voor ons een kamertje te vinden is.’ Wanneer het hem te moede wordt komt hij, bijgestaan door dronkenschap, verbaal in opstand: ‘Waarom, waarom heeft Rusland zoveel talenten, als het deze over eigen en andere wegen uitstrooit of het geitenkeutels zijn?!’ Zijn rebellie neemt de vorm aan van een zenuwinzinking, die hem linea recta naar een Tsjechoviaanse psychiatrische inrichting leidt. Hier bereikt de literaire geloofscrisis van Petrovitsj een hoogtepunt, hij verklaart de literatuur failliet: ‘Er zijn nu neuroleptica – profeten zijn er niet meer. Daar is dat spul ook voor uitgevonden. De mens kan lijden zoveel hij wil, hij zal niet meer exploderen en het Woord spreken.’ Pas helemaal op het einde van Underground, of een held van onze tijd schemert de hoop op de literaire heropstanding van Petrovitsj door: na tien jaar zwijgen (zo leek het hem) hoort hij onverwacht het Woord. Heeft hij zijn trots, zijn literaire ‘ik’ hervonden?
We hebben er het raden naar hoe het uiteindelijk afloopt met dit door het lot gemaltraiteerde personage, dat net als de gelijknamige ‘held van onze tijd’ van Lermontov symbool staat voor een hele generatie in haar ontwikkeling. Makanin zelf heeft in ieder geval intussen al geruime tijd zijn eigen kamertje in ‘de woonkazerne die Rusland is’ weten te vinden, en niet het eerste het beste. Dat hem als schrijver niet het lot van een geitenkeutel te beurt is gevallen, is niet aan toeval te wijten. Dat is zijn eigen verdienste.
‘De grootste verdienste van Makanin is wellicht dat hij zijn tijd begrepen heeft – voor zover dat überhaupt mogelijk is – en de confrontatie is aangegaan: het universum waarin hij de lezer binnenleidt, is de Russische samenleving waarin ook na het communisme de strijd tussen individu en collectiviteit doorgaat.’
Van zijn bereidheid en bekwaamheid om zichzelf heruit te vinden was de loopbaan van Makanin een voorbode. Hij studeerde wiskunde aan de Moskouse Staatsuniversiteit – een keuze die hem opgedrongen werd door zijn vroegtijdig ontdekt schaaktalent –, was hierna enige tijd verbonden aan het laboratorium van een militaire academie en voltooide een monografie over hogere wiskunde. In 1965 begon hij aan een bocht van honderd tachtig graden. Hij schreef zich namelijk in aan een cinematografische school en draaide er een film gebaseerd op een eigen scenario. Het is precies als scenarist dat hij op achtentwintigjarige leeftijd besmet raakte met de literaire microbe. Hij begon koortsachtig verhalen en novellen te schrijven, werkte enige tijd als redacteur van de uitgeverij Sovjetski pisatjel’, en gaf literaire seminaries in proza aan het befaamde Gorki-Instituut voor Literatuur te Moskou.
Makanin debuteerde als schrijver met Een rechte lijn (1965), een roman gebaseerd op zijn filmscenario. In de nadagen van de Dooi van Chroesjtsjov werd dit werk – naar aloude en goede Russische gewoonte – gepubliceerd in een literair tijdschrift, alvorens ook als afzonderlijk boek te verschijnen. Het werd door lezers en critici positief ontvangen en enige tijd later werd Makanin dan ook toegelaten tot de Schrijversbond. Zijn échte doorbraak in de sovjetliteratuur dateert echter van de jaren zeventig, waarin hij een dertigtal nieuwe prozastukken schreef. Tegen het einde van dat decennium werd het Makanin onmogelijk om nog gepubliceerd te worden, wat hem ertoe bracht te flirten met de ‘Underground’. Pas na afloop van het verdrukkende Brezjnev-tijdperk konden zijn nieuwe creaties opnieuw verschijnen in vooraanstaande, naar communistische normen liberale tijdschriften, zoals ‘Novyj mir’ en ‘Znamja’. In 1987 werd Makanin opgenomen in de raad van bestuur van dit laatste tijdschrift. Gedurende heel de perestrojka mocht hij ook genieten van een bestuurszeteltje in de Bond der sovjetschrijvers.
Hoewel Makanin graag een einzelgänger genoemd wordt, werd hij in de sovjettijd samen met Roeslan Kirejev en Vladimir Kroepin ingedeeld in de ‘generatie der veertigers’. Hun grauwe proza werd gekenmerkt door psychologische portretten van moreel indifferente en besluiteloze leden van de doorsnede van de verstedelijkte samenleving. Bij Makanin gaat het meestal om bewoners van kleine nederzettingen, helden die schipperen tussen stadsmens en dorpeling, maar die zich qua gedragingen ei zo na volledig laten determineren door hun sociale positie. Prototypes van zulke met mediocriteit begiftigde protagonisten kan men vinden in het kortverhaal Kljoetsjarjov en Alimoesjkin (1979) en in de novelle Antileider (1980). Tolik Koerjenkov, het hoofdpersonage van dit laatste verhaal, is bijvoorbeeld afkerig van eenieder die teveel opvalt in zijn kleinburgerlijke milieu, in het bijzonder van wie zich boven anderen plaatst of geplaatst wordt. Zijn driftige intolerantie voor alles wat afwijkt van zijn norm betekent zijn ondergang.
Zijn belangstelling voor het weinig benijdenswaardige lot van de kleine Rus, de spreekwoordelijke geitenkeutel, heeft Makanin nooit verloren. Hiervan getuigt ook zijn recente roman Schrik (2006). In feite grijpt hij steevast terug naar het negentiende-eeuwse Russische realisme, waarvan Gogol de geestelijke vader is. Het was zijn verdienste om de wroetende middenklasse, meesterlijk geïncarneerd door Akaki Akakijevitsj in De mantel, voor het eerst een spreekbuis te geven. Dit deed hij met oog voor hun leed, maar ook met een grote dosis satire. De humor van Makanin is daarentegen over het algemeen relatief schaars en bijzonder subtiel (hij heeft een zwak voor ironie).
Eén van de origineelste exponenten van de Gogoliaanse traditie was Dostojevski, bij wie het lachen de lezer enigszins vergaat. Niet omdat hij niet humoristisch zou zijn, maar omdat hij de drukkende tragiek van de kleine Rus zo in de verf zet, dat er niet genoeg ademruimte voor de lach overschiet. Het oeuvre van Makanin is doorspekt met impliciete en expliciete verwijzingen naar klassieke Russische schrijvers, met name vooral naar Dostojevski. Het vermoeden rijst dat Makanin aansluiting zoekt bij zijn psychologisch realisme. Toch zijn er opmerkelijke verschillen tussen beiden. Van het soms vermoeiende humanisme van Dostojevski is bij Makanin namelijk geen zweem te bekennen. Zijn helden hebben niet noodzakelijk een hoge pet op van hun medemens, en dit manifesteert zich in hun taalgebruik en daden. De auteur kijkt toe en laat begaan, wat ervaren kan worden als een bevrijding of een armoede, afhankelijk van de categorie lezers.
De affiniteiten van Makanin met Dostojevski komen vooral tot uiting in de polemiek die hij met hem voert. Zo verwijst de eerste regel van De Kaukasische krijgsgevangene (1998) naar zijn gevleugelde woorden ‘schoonheid zal de wereld redden’. In dit kortverhaal wordt een Russische soldaat verliefd op een jonge buitgemaakte Kaukasische guerrillastrijder. Toch aarzelt hij geen seconde de adonis te wurgen om niet opgemerkt te worden door de vijand. ‘De schoonheid wist hem niet te redden’, zo besluit Makanin ironisch. Terloops zij opgemerkt dat de schrijver er niet voor terugschikt om het Kaukasische pijnpunt aan te raken of om het taboe der homoseksualiteit – dat in Rusland vandaag nog even actueel is als bij ons een halve eeuw geleden – te doorbreken.
De held van Underground, of een held van onze tijd (1998) neemt het dan weer op tegen Raskolnikov uit Misdaad en straf. Petrovitsj pleegt eveneens twee moorden zonder echte noodzaak, evenwel gedreven door gekwetste eigenliefde, en niet door intellectuele megalomanie. Hij beschouwt Dostojevski’s les ‘gij zult niet doden’ slechts als ‘een energiek uitgedrukte, artistieke abstractie’ en weigert ieder berouw. Toch erkent hij de autoriteit van de grootmeester, maar slechts binnen de marges van de tekst. Alsof de inzichten van de literatuur nog steeds gelden, maar tegelijkertijd hun toepassingswaarde op het leven verloren hebben. Op die manier staat de literaire amoraliteit van Makanin, door menigeen verguisd, symbool voor de veranderde houding van de Russische maatschappij tegenover haar eens profetische literatuur.
De grootste verdienste van Makanin is wellicht dat hij zijn tijd begrepen heeft – voor zover dat überhaupt mogelijk is – en de confrontatie is aangegaan: het universum waarin hij de lezer binnenleidt, is de Russische samenleving waarin ook na het communisme de strijd tussen individu en collectiviteit doorgaat. In het verhaal Het onderwerp van normalisering (1991) besluit de schrijver dat ‘het op één of andere manier oplossen van iedere individualiteit in de doorsnee massa geen thema of onderwerp is, maar ons bestaan zelf’.
De sociologische inzichten en existentialistische beschouwingen van Makanin leveren geen opbeurende literatuur op, maar desalniettemin weet hij met zijn veelgelaagdheid, originele aanpak en onstuitbare vertelkracht een ruim publiek te boeien. Zijn prachtige beeldspraak is hem daarbij van grote hulp: ‘Domheden vlogen als vogels pardoes mijn hersenpan in, omdat mijn hersens niet meer van mij waren, maar van hen’, ‘Onverdraaglijk waren zijn grijze ogen (twee weekdieren in hun oogholtes)’ of ‘Nu pas, in het maanduister, besef ik dat lampen de nacht als frontchirurgen in stukken snijden’.
Makanin laat zich in zijn moederland gelden als één van zijn meest vooraanstaande schrijvers. Zijn verhaal Het mangat, over intellectuelen die in een wereld van chaos en wreedheid ondergronds een oase van normaal leven creëren, werd in 1992 genomineerd voor de Russische Bookerprijs. In 1993 sleepte hij deze prijs ook daadwerkelijk in de wacht met de kleine roman Een tafel gedekt met een laken en met een karaf in het midden. In 1999 werd hem ook de prestigieuze Russische Staatsprijs voor Literatuur en Kunst toegekend voor Underground, of een held van onze tijd en De Kaukasische krijgsgevangene.
Het weinige van wat er van Makanin beschikbaar is in Nederlandse vertaling strookt niet met zijn status in Rusland. Pas in 1993 zag de eerste Nederlandse vertaling van een novelle van zijn hand het licht (nl. ‘Meneer die wegloopt’ in: Veel liefs uit Moskou, Meulenhoff). Het duurde nog eens zeven jaren vooraleer de Arbeiderspers de roman Underground, of een held van onze tijd uitbracht. In 2005 bracht dezelfde uitgeverij een bundel van zes geselecteerde verhalen uit: Geslaagd verhaal over de liefde. Korter op de bal verscheen onlangs de roman Schrik, waarvan het origineel in 2006 werd gepubliceerd. Er is echter nog heel wat werk voor de boeg: tientallen prozastukken van Makanin wachten nog op hun vertaling. Vooraleer deze arbeid zal worden aangevat, moet de Nederlandstalige lezer echter zijn overtuigde bereidheid tonen zich in te leven in de weinig comfortabele huid van de zoekende kleine Rus.
[Gepubliceerd in De leeswolf, 2008, Nr. 4, p. 270-3.]
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.