Wie ‘Rusland’ zegt, zegt naast ‘autocratie’ ‒ tsarisme, socialisme, poetinisme ‒ gelukkig ook ‘Russische literatuur’ ‒ Poesjkin, Dostojevski, Tsjechov. Het is moeilijk een ander land te bedenken met een imago dat in gelijke mate steunt op schrijvers en hun geesteskinderen. Misschien wel nog meer voor het beeld dat de Russen van zichzelf hebben, geldt dat voor het beeld dat wij, westerlingen, van hen ophangen. De Russische literatuur, vooral dan die van vóór de bolsjevistische staatsgreep, trekt een diep spoor door het bewustzijn van de westerse lezer. De voornaamste reden is haar vermeende diepgang. De hedendaagse situatie buiten beschouwing gelaten, hebben de Russische schrijvers nooit gekampt met een tekort aan ambitie. In overeenstemming met hun zelf aangemeten profetenstatus hebben ze de grote vraagstukken van ons bestaan min of meer expliciet gethematiseerd, in die mate dat de grens met essayistiek en ideologische propaganda soms vervaagt. Russische schrijvers manifesteren zich als aanhalige gesprekpartners, die ons niet zoet willen houden, maar liever onze zedelijke, existentiële en spirituele opvattingen uitdagen. In de beste gevallen levert dat een verrijkende verstoring van onze gemoedsrust op. Een tweede verklaring voor de betoverende kracht van de Russische literatuur is wellicht dat ze de onze niet is. Ze wordt als voldoende exotisch ervaren om onze verbeelding te prikkelen, om de romantici in ons te voeden, maar is toch niet ontoegankelijk. Waar we onszelf herkennen, kunnen we gewag maken van universele reikwijdte. Wat ons daarentegen onbegrijpelijk voorkomt, kunnen we tot onze eigen tevredenheid in verband brengen met de raadselachtige Russische ziel. Tot slot ontleent de Russische literatuur een deel van haar kracht aan de omvang van sommige van haar gecanoniseerde romans. Om De broers Karamazov of Oorlog en vrede te doorworstelen moet je gedurende talloze uren je sowieso al krappe zitje in de trein en misschien ook wel je bed delen met de overeenkomstige bebaarde auteur. De samen doorleefde tijd creëert onvermijdelijk een affectieve band.
De combinatie van het bovenstaande met de idiosyncratische talenten van de afzonderlijke Russische auteurs, maakt het risico reëel dat gedurende een zekere periode in je leven aan de Russische literatuur, en bij uitbreiding aan de Russische cultuur ten prooi valt. Wie deze problematiek herkent als de zijne, hoeft evenwel niet te wanhopen. Welwillende academici, voor de gelegenheid vermomd als travel writers, hebben namelijk een rijke zelfhulpliteratuur bijeengeschreven. In 2008 publiceerde Johan de Boose zijn ‘passieboek’ Het geluk van Rusland. Reis naar het eenzaamste volk op aarde. Ook Rachel Polonsky werd door literaire belangstelling naar Rusland gedreven. Zij kwam terug met het erudiete Molotovs toverlantaarn. Een reis door de Russische geschiedenis. Dit rijtje is nu aangevuld met De bezetenen. Avonturen met Russische literatuur en haar lezers van Elif Batuman.
Op haar blog (www.elifbatuman.net) ‒ zeker een bezoekje waard, al was het maar om de uitnodiging tot deelname aan de ‘Kafka porn contest’ [sic] ‒, vat Batuman zichzelf samen met de woorden ‘a relatively obscure writer’. Aan haar loopbaan mogen best wel wat meer woorden vuil gemaakt worden. Batuman werd in 1977 geboren in een Turks gezin in New York City en groeide op in New Jersey. Ze woont tegenwoordig in Twin Peaks bij San Francisco, en doceert aan de Stanford University, waar ze haar doctorstitel in de comparatieve literatuurwetenschap behaalde. Gebeten door een hardnekkige schrijfmicrobe, verzorgde ze journalistieke stukken over Isaak Babel, Russische ijspaleizen en thaiboksen voor prestigieuze bladen als New Yorker. Als veelbelovend vrouwelijk talent sleepte ze in 2007 de Rona Jaffe Foundation Writers’ Award in de wacht. Ze kondigde aan het prijzengeld te gebruiken om haar eerste boek te schrijven en te voltooien. Het zou een soort van verwrongen Bildungsroman worden ‘about learning from books ‒ about learning even, under the much-maligned auspices of the University’. Na de voltooiing werd de werktitel My Apprenticeship, die onwillekeurig doet denken aan slecht betaalde handenarbeid onder de auspiciën van een baas die het stukken beter weet, vervangen door het speelsere The Possessed. Adventures with Russian Books and the People Who Read Them. Daarnaast werd een bijna ridicule, laagdrempelige stripachtige omslagillustratie ontworpen (die is in het geval van de Nederlandse vertaling vervangen door een koekjesdooswaardige print van een in 1882 met olie op doek vereeuwigde Tolstoj). De Amerikaanse critici lieten de publicatie niet onopgemerkt voorbijgaan. Integendeel wedijverden ze met elkaar in het bedenken van complimenten aan het adres van de Stanfordse academica. Dit heeft er toe bijgedragen dat de mogelijkheid hiertoe nu ook aan critici van ons taalgebied geboden wordt.
Bij wijze van inleiding vraagt Batuman zich hardop af hoe het kan ‘dat iemand die geen echte academische aspiraties koestert, uiteindelijk zeven jaar lang in een stad in Californië de vorm van de Russische roman bestudeert’. Hoewel de auteur het over niemand anders dan zichzelf heeft en te raden valt dat deze vraag zonder afdoend antwoord zal blijven, is de belangstelling van de lezer meteen geprikkeld. Dat heeft alles te maken met de manier waarop de auteur aan deze vraag vorm geeft. Ze ontspint namelijk een parallel tussen haar eigen situatie en die van het hoofdpersonage van De toverberg van Thomas Mann, die zijn neef een kort bezoek wilde brengen in een Zwitsers sanatorium en er op de ene of andere manier zeven jaar lang bleef rondhangen. In principe maakt zo’n vergelijking tussen realiteit en fictie deel uit van de retorische trukendozen die je aantreft in de uitverkoop van de literatuurwetenschap. Het is een beetje zoals bij een goochelshow: eenmaal je doorhebt waarop een illusie gebaseerd is, maakt verveelde droefheid zich van je meester. Voor Batuman gaat dit echter niet op. Ze bezit namelijk de zeldzame gave om haar retoriek de schijn te geven van eenvoud en ongekunsteldheid. Dure woorden zijn aan haar niet besteed. Haar beschrijvingen van fictieve en reële figuren komen authentiek over, zelfs als ze hyperbolisch of grotesk zijn ‒ wat eerder regel dan uitzondering is. In enkele pennenstreken wordt een personage tot leven gewekt en een glimlach op het gezicht van de lezer getoverd. Dit illustreert de passage waarin Batuman haar Russische vioolleraar opvoert: ‘Mijn docent, Maxim, droeg een zwarte coltrui, speelde op een oranjegekleurde viool met een warme toon en leek hevig gepreoccupeerd met menselijke beschouwingen en overwegingen die het normale menselijke begrip ver te boven gingen. Zo zei hij op een keer tegen het einde van een les dat hij tien minuten eerder moest stoppen, en besteedde vervolgens de volle tien minuten aan het ontvouwen van een logische maar omslachtige verklaring, die inhield dat hij mij niet tekortdeed.’ De toon van De bezetenen is gezet.
Na het lezen van de aantrekkelijk geschreven inleiding verklaart de lezer zich bereid om Batuman op haar avonturen te volgen voor de duur van het hele boek, hoewel hij nog altijd geen benul heeft waarover het precies zal gaan. Enigszins problematisch is dat dit achteraf beschouwd ook niet zo gemakkelijk te zeggen valt ‒ wat ook wel eigen is aan de gekozen genre, dat zich op het hectische kruispunt bevindt van reisliteratuur, autobiografie en gevulgariseerde literatuurwetenschap. Verschillende geografische ruimtes wisselen elkaar af: Californië, Moskou, Petersburg en de Oezbeekse stad Samarkand, waar de auteur respectievelijk deelneemt aan congressen, journalistiek bedrijft en een langdurig studieverblijf doorbrengt. De gemeenschappelijke noemer is de Russische literatuur. Niet de Russische literatuur in haar geheel, maar toevallig geselecteerde prozafragmenten en biografische feiten, zoals die door de auteur worden herinnerd, geïnterpreteerd, en in verband gebracht met haar eigen leven. De schrijvers die haar stokpaardjes uitmaken zijn geen onbekenden: Poesjkin, Dostojevski, Tolstoj, Tsjechov en Babel. Veel nieuwe feitelijkheden kom je over hen ook niet te weten. Tenzij je geloof hecht aan de door Batuman ontwikkelde hypothese dat Tolstoj geen natuurlijke dood is gestorven, maar die kans is, gezien haar eigen zelfrelativeringsvermogen, verwaarloosbaar klein.
De kijk van Batuman op de behandelde werken, waartoe onder meer Evgeni Onegin, Anna Karenina, De rode ruiterij en Oblomov behoren, is enigszins verfrissend. Diepgravende analyses zijn in De bezetenen echter dun bezaaid ‒ dat maakt de auteur in het slot goed door tezamen met René Girard op zoek te gaan naar de mimentische begeerte in Duivels. Het leerrijkst van al zijn de bladzijden die strikt genomen niets met de Russische literatuur te maken hebben. Zoals de uitleg over de verschillende alfabetten die het Oezbeeks in de Sovjettijd ten beurt vielen. Dat soort onderricht had De bezetenen gerust nog wat meer mogen bevatten. Maar goed, Batuman schept er duidelijk meer plezier in om met de lezer haar hyperindividuele indrukken, gedachten en dromen dan haar kennis te delen. Haar grote kracht ontleent ze aan haar speelse onverbloemdheid, die soms de vorm van onwelvoeglijke snedigheid aanneemt. De academische wereld komt er niet zonder kleerscheuren vanaf. Zo ontstaat de indruk dat onderzoeksprojecten worden geconcipieerd in functie van de snoepreisjes. Tal van academici worden met naam en toenaam genadeloos geportretteerd. Zo wordt de politicoloog Dan geschetst als ‘onbeschrijflijk gemiddeld, alsof hij een soort compositietekening was’ en de Oezbeekse conrector Safarof als ‘een personage wiens ijskastachtige bouw, rubberen gezicht en zware oogleden deden denken aan een antropomorf stuk huisraad uit een Disneyfilm’. Die beschrijvingen zijn ongetwijfeld bijzonder vermakelijk als je de mensen in kwestie kent, minstens in gelijke mate vervelend als je één van hen bent, maar toch iets minder belangwekkend voor wie noch het een noch het ander opgaat. Dat maakt dat je soms het gevoel hebt dat Batuman haar boek, hoewel onderhoudend voor een groot publiek, in de eerste plaats voor zichzelf en haar vrienden heeft geschreven.
[Recensie gepubliceerd in De Leeswolf, 2010, Nr. 8]
Batuman, Elif. De bezetenen. Amsterdam: Atlas. Vertaald door Henk Schreuder. 336 p. ISBN: 978-90-450-1678-8
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.