‘Zaagmeel zijn wij.’ Aleksej Ivanov: De man die zijn wereld opdronk

De Russische bestsellerauteur Aleksej Viktorovitsj Ivanov werd geboren in 1969 in Gorki, maar woonde het overgrote deel van zijn leven in de industriestad Perm. In het begin van de jaren 1990 publiceerde hij enkele fantasy-verhalen – evenwel zonder het verhoopte succes. Hierna oefende hij een veelheid aan beroepen uit, waaronder journalist, leraar en gids. Zijn doorbraak in de Russische literatuur bereikte Ivanov in 2003 met zijn historische roman Het hart van Parma (Serdtse Parmy), die in Rusland bedolven werd onder de lofbetuigingen. Vandaar dat hij een jaar later de kans kreeg om zijn boek De man die zijn wereld opdronk (Geograf propil globus), dat nota bene in 1998 door alle aangeschreven uitgeverijen geweigerd was, alsnog aan de man te brengen.

De basisgedachte van deze roman – tevens de enige grote gedachte die het boek rijk is – wordt treffend weergegeven door het motto ‘Zaagmeel zijn wij’. Dit citaat van de Poolse schrijver Stanisław Lem, dat de mens voorstelt als tot niets in staat, wordt met verve geïncarneerd door het paljasachtige hoofdpersonage, Viktor Sloezjkin.

Sloezjkin is een jonge bioloog die bij gebrek aan concurrerende kandidaten op een provincieschool wordt aangenomen als leraar aardrijkskunde. Hij is getrouwd met Nadja, die hem veracht en de toegang tot het echtelijke bed ontzegt. Dit brengt hem ertoe haar te koppelen aan zijn beste vriend Hokker, die zijn ambitieuze en succesvolle tegenpool vormt. Ondertussen lijdt Sloezjkin zelf seksuele ontbering. Het ontbreekt hem immers aan wilskracht om in te gaan op de avances van de bedrogen echtgenotes van zijn vrienden. Bovendien is hij doorgaans te dronken om te presteren.

Op school komt Sloezjkins gebrek aan talent voor het leven tot uiting in zijn fenomenale incompetentie om de orde te handhaven, wat de relatie met zijn collega’s verzuurt. Vertroosting vindt hij in zijn eigen flauwe grappen, misplaatste oneliners, drinkgelagen en natuurwandelingen. Ook zijn leerlingen bieden hem soelaas. Hoewel ze zijn les terroriseren, getroost hij zich weinig moeite om bij hen in de smaak te vallen. Dit doet hij door systematisch van de leerstof af te dwalen, zelfgeschreven poëzie voor te dragen en zijn leerlingen mee te nemen op onverantwoorde natuurexpedities in onontgonnen streken van Rusland.

Naarmate zijn persoonlijke relaties een mislukking blijken, raakt Sloezjkin steeds meer in de ban van zijn knapste leerlinge, de veertienjarige Masja. Wat uit had kunnen groeien tot een platonische liefde loopt echter af op een sisser: hij kan zijn handen niet thuishouden en wordt op heterdaad betrapt door de hoofddocent, die tot overmaat van ramp de moeder van Masja blijkt te zijn. De excentrieke geografieleraar wordt de laan uitgestuurd, in de richting van “een lichte en stralende woestijn van eenzaamheid”.

Met dit autobiografisch getint proza heeft Ivanov een afgekookte eigentijdse variatie geschreven op het negentiende-eeuwse thema van de overtollige mens, waarvan Gontsjarovs lijvige geesteskind Oblomov een voorvader is. Wat echter ontbreekt in dit zoveelste portret van een vleesgeworden zak zaagmeel, is de psychologische analyse van de antiheld in kwestie. Kennelijk is het Ivanov enkel te doen om de uiterlijke symptomen van het Oblomovisme van Sloezjkin, en niet om de oorzaken of de innerlijke beleving ervan. De roman moet het dus vooral hebben van de intrieste inertie van een hansworst, die bovendien iedere gave tot zelfbeschouwing mist. Vanzelfsprekend wordt hierdoor de tolerantie van de lezer enigszins op de proef gesteld.

Dit euvel wordt slechts magertjes gecompenseerd door de licht verteerbare, soms humoristische stijl waarin de roman geschreven is. Overigens spreekt de verteller in de derde persoon enkelvoud, met uitzondering van de ruim honderd pagina’s die verhalen over Sloezjkins grootschalige expeditie: in dit hoofdstuk versmelt de stem van de verteller met die van de protagonist. Wellicht omdat Sloezjkin zijn avontuurlijke onderneming intens beleeft en er zowel zijn hoogte- als dieptepunten kent. Men zou de tocht bijna een Bildungsreise kunnen noemen, ware het niet dat hij er niet tot ontwikkeling komt.
De sterkste kant van dit boek wordt onmiskenbaar gevormd door de originele weer- en landschapbeschrijvingen, die de auteur in naam van de natuurvriend Sloezjkin neerschrijft. Daarbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van personificatie, zoals: “gevallen bladeren dreven in de goot als verscheurde brieven, waarin de zomer uitlegde waarom zij naar het andere halfrond was ontsnapt”, “De beide dorpen Retsjniki lagen te midden van de overblijfselen van de winter, met daarboven, als een badende vrouw, een schaamteloze lichtblauwe hemel” of “De wolken zijn met hun zwarte onderbuiken en grijze haarplukken opzij in hopen bij elkaar geharkt”.

Op de achterflap van deze uitgave wordt de auteur een vertegenwoordiger genoemd van de Russische ‘Generation-X’, een westerse term die door zijn vele betekenissen al even problematisch als welklinkend is. Wellicht wordt bedoeld dat het werk van Ivanov gekenmerkt wordt door een ongezouten cynische houding tegenover de waarden en het engagement van de voorgaande generaties. Uit De man die zijn wereld opdronk blijkt inderdaad dat hij nog steeds een rekening te vereffenen heeft met het sovjetverleden. Zo neemt hij in een flashback de lezer terug naar de tijd waarin Sloejzkin zelf een schooljongen was, en de begrafenisplechtigheid van Brezjnjev profaneerde door in plaats van een requiem muziek van ABBA te laten weerklinken.

In een poging om de verkoop te maximaliseren gaat uitgeverij Meulenhoff er verder prat op dat Ivanov vergeleken wordt met Michel Houellebecq, het enfant terrible van de hedendaagse Franse letteren. Deze vergelijking is inderdaad mogelijk, maar de Rus komt er niet ongehavend uit. Een eerste opvallend verschil – wellicht niet onbelangrijk voor de gemiddelde Houellebecq-fan – is dat Ivanov een aanzienlijk minder libidineuze pen heeft dan de Fransman, misschien omdat hij in de wodka is gedrenkt (Sloezjkin verkiest de alcoholroes boven seksuele extase).

Waar Houellebecq gemakkelijk toegankelijk is voor een internationaal publiek, nestelt Ivanov zich bovendien behaaglijk in de schoot van zijn moederland – wat zich onder meer uit in veelvuldige referenties aan de Russische cultuur. Ivanov verwacht bijvoorbeeld van zijn lezer dat hij het Russische spreekwoord ‘Een ongenode gast is erger dan een Tataar’ kent, weet wie (de opstandeling) Poegatsjov en (de bard) Vysotski waren en ook (de slag bij) Borodino kan plaatsen. Bovendien houdt hij zich te pas en te onpas bezig met al dan niet subtiele woordspelingen. Zo legt hij de volgende woorden in de mond van zijn held: “Viktor Sergejevitsj Sloezjkin, de naam zegt het al: dienstbaar voor elk paar.” In dit geval wordt er een allusie gemaakt op het Russische werkwoord voor ‘dienen’ (‘sloezjit’), dat vervat zit in de familienaam van de protagonist. Het driekoppige team van vertalers heeft getracht om de cultuurbarrière in enige mate te overwinnen en de brontekst dichter bij het doelpubliek te brengen. Hiervoor werden bijvoorbeeld tal van Russische sprekende eigennamen en bijnamen vertaald met een Nederlands equivalent, wat personages oplevert als ‘Kwartlitertje’, ‘Beschuitje’ en ‘Zonderhoop’. Dat de vertalers zich bij het naturaliseren van de roman – tot spijt van wie het benijdt – eerder een Hollandse dan een Vlaamse lezer voor ogen hielden, manifesteert zich in bevreemdende woordkeuzes als ‘peuren’, ‘sodeju’ en ‘tiepmiep’.

Het meest fundamentele verschil tussen Ivanov en Houellebecq is echter dat de eerstgenoemde filosofische diepgang mist en niet in staat blijkt om scherpe maatschappelijke analyses te maken. In dit opzicht kan de Rus misschien beter vergeleken worden met Houellebecq in de hoedanigheid van regisseur, die voor de verfilming van zijn eigen roman La possibilité d’une île door critici saaiheid ten laste wordt gelegd. Overigens doen de meeste hoofdstukken van De man die zijn wereld opdronk denken aan uittreksels uit een filmscenario: ze zijn beperkt in omvang, bestaan grotendeels uit visualiseerbare beschrijvingen en dialogen, en eindigen dikwijls op een clou of cliffhanger. De vraagt stelt zich dan ook of de auteur zich niet van medium vergist heeft. In ieder geval wordt van de roman in kwestie in Rusland momenteel een vierdelige tv-serie gemaakt.

[Gepubliceerd in De leeswolf]