Mihail Sebastian: Dagboek 1935-1944

Dagboek-1935-1944Het dagboek dat de ongelukkige Roemeens-Joodse intellectueel Mihail Sebastian (1907-1945) bijhield van 12 februari 1935 tot 31 december 1944 is een gefragmenteerd amalgaam van allerhande aantekeningen – de ene al belangwekkender dan de andere.

De anachronistische ondertitel van deze uitgave – een toespeling op De banaliteit van het kwaad (1963) waarin Hannah Arendt de diabolisering van Adolf Eichmann aan de kaak stelde – verwijst naar de gemakzucht waarmee zichzelf respecterende burgers hun steentje bijdroegen tot de holocaust. Wie een hoge pet opheeft van de mens en er graag vanaf wil, zal met de lectuur van Dagboek 1935-1944 dus zeker geholpen zijn; Sebastian getuigt met walging hoe de Roemeense samenleving, met inbegrip van haar intelligentsia, het pad effent voor pogroms door met toenemende zelfgenoegzaamheid toevlucht te nemen tot het antisemitische discours dat sinds het begin van de jaren ’30 door de IJzeren Garde werd voorgekauwd. ‘Wij gaan op zekere dag afgeslacht worden als kippen’, zo voorspelde de schrijver aan de vooravond van WO II.

Sebastians angst voor de Shoah in het algemeen en zijn eigen ondergang in het bijzonder neemt toe naarmate de antisemitische repressie wordt opgedreven en vormt vanaf 1941, tezamen met zijn betrokken berichtgeving van de oorlogsontwikkelingen, de rode draad van zijn dagboek.

Voor het uitbreken van WO II komt de Jodenhaat bij Sebastian echter veeleer sporadisch aan bod. In deze periode bericht hij voornamelijk over zijn relatie tot het mondaine milieu van Boekarest, gesprekken met vrienden, politieke praatjes van kennissen, halfslachtige liaisons – waarin hij teleurstellend weinig inzage geeft –, indrukken van klassieke muziek en gelezen literatuur, dromen, geldzorgen, zijn werk als advocaat, skitochtjes, en – wat interessanter is – zijn literaire projecten.

Wat zijn schrijfproces betreft, toont Sebastian zich een kniesoor: hij zucht bij het ter hand nemen van de pen, tandenknarst bij het eigenlijke schrijven en is in de regel achteraf misnoegd over het rendement en resultaat. Pas wanneer hij na enige tijd zijn werk herleest, komt hij tot een genuanceerd oordeel. Het lijkt erop dat schrijven voor Sebastian geen aangenaam tijdverdrijf is, maar een existentiële noodzaak, die toeneemt naarmate zijn levensomstandigheden verslechteren.

Mede dankzij zijn relaties met welgestelde burgerlijke middens die hem gunstig gezind waren, wist Sebastian de ‘Endlösing’ te overleven. Hij werd echter kort na de Sovjetinvasie in Boekarest dodelijk aangereden door een vrachtwagen van het Rode leger. Van zijn literaire nalatenschap werden vooral zijn toneelstukken Vakantiespel (1938) en Ster zonder naam (1944) en romans Sinds tweeduizend jaar (1934) en Het ongeval (1940) op prijs gesteld.

De intieme aantekeningen van Sebastian werden in 1961 door zijn broer uit communistisch Roemenië gesmokkeld en pas in 1996 vrijgegeven voor publicatie. Sindsdien geniet zijn Dagboek 1935-1944 een groeiende internationale belangstelling en erkenning – als stichtelijk historisch tijdsdocument, maar ook als literair werk.

[Gepubliceerd in De leeswolf]

%d bloggers liken dit: