Wanneer je een nieuwe vertaling van een reeds gekend klassiek werk maakt, dan kan het geen kwaad om er een nieuwe titel op te plakken, kwestie van te suggereren dat de voorgeschotelde koek net iets anders zal smaken dan voorheen. Dit deed Arthur Langeveld, een van de meest gevierde Russische vertalers die ons taalgebied rijk is, eerder al eens met zijn De broers Karamazov – een baanbrekende vertaling die de Nederlandstalige lezer een stuk dichter bij het onafgewerkte meesterwerk van Dostojevski brengt dan hij tervoren had kunnen komen. Onlangs was het de beurt aan Tolstoj. De keuze viel niet op een van zijn grote romans, maar op de autobiografische trilogie waarmee de graaf zichzelf in de jaren 1850 introduceerde in de Russische letteren. Deze uitgave is een vertaling van het derde deel, dat Tolstoj de titel Jeugd had gegeven, maar inderdaad over zijn studentenjaren gaat.
Studentenjaren behoort niet tot de bekendste werken van Tolstoj en dat komt waarschijnlijk omdat het ook niet tot zijn beste werken behoort. Toch is het meer dan de moeite waard om te lezen, voor wie tenminste geïnteresseerd is in de persoon achter de schrijver. Overigens is het moeilijk om je daarvoor niet te interesseren, aangezien die persoon onder de schrijvers zonder twijfel één van de interessantsten was: niet iedereen slaagt erin om gigantisch dikke boeken te schrijven die ook nog eens wereldwijd worden gelezen, en ruilt op het toppunt van zijn roem onder invloed van een zelf uitgevonden christendom de bellelettrie voor pamflettisme en een adellijke levensstijl voor een boerenplunje.
Wie niet terugschrikt voor post factumcontructies, kan de kiemen voor Tolstojs latere goeroeschap terugvinden in Studentenjaren. De autobiografisch gekleurde hoofdpersoon, Nikolaj Irtenjev, is namelijk een in morele zin ongezien ambitieus mens. Als zeventienjarige laaft hij zich aan de overtuiging dat ‘de bestemming van de mens in het streven ligt naar zedelijke vervolmaking en dat die vervolmaking gemakkelijk, mogelijk en voor altijd is’. Wat dit boek zo herkenbaar en aandoenlijk maakt, is dat het eigenlijk gaat over het totale falen van de jonge graaf om al was het maar een klein beetje tegemoet tekomen aan zijn eigen hoogstaande verwachtingen. Met veel gevoel voor zelfspot, beschrijft Tolstoj hoe zijn leven als student zijn ‘benepen, verwarde en ledige gangetje’ ging. Zo slaagt de over zelfopofferingen dromende hoofdpersoon er niet eens in om vriendschap te sluiten met zijn studiegenoten, om de eenvoudige reden dat ze onverzorgde nagels hebben terwijl hijzelf wél comme il faut is.
[Gepubliceerd in De leeswolf, 2012]