Auteursarchief: Pieter Boulogne

Nu hier te koop: ‘Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog)’

De oorlog van Rusland tegen Oekraïne heeft al veel bloed doen vloeien—en ook veel inkt. Sinds de grootschalige invasie voeren onze media dag na dag kenners allerhande op om in de ziel van Poetin te kijken. Maar een militair conflict is per definitie een complex fenomeen waarover zoveel meer te vertellen valt dan dat de aanstichter ervan door en door slecht is. Daarom wilden we toch nog wat meer inkt doen vloeien. En dat hebben we gedaan: ons boek Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog) is van de drukpersen gerold.

Bart Derwael (uitgeverij Acco), Annemarie Gielen (Pax Christi) en Pieter Boulogne (KU Leuven)

Op donderdag 18 december 2025 stelden we het boek feestelijk voor op de Leuvense letterenfaculteit. Aan het woord kwamen Annemarie Gielen (Pax Christi) en ikzelf, om de avond in te leiden, Bart Derwael, namens uitgeverij Acco, Otto Boele (Universiteit Leiden), om het te hebben over oorlogspropagandafilms, Anna Namestnikov (UGent) en Ben Dhooge (UGent), over Russische literatuur die niet meer welkom is in Rusland, en Manu Waegemans (KU Leuven), die ons vervoerde naar de Krim. We luisterden naar prachtige muziek van het Russisch-Oekraïense duo Lev Adamov (viool) en Oleksii Soldatov (accordeon), alsvorens ons op de wodka en augurken te storten. Met grote dank aan doctorandi Ilya Skokleenko (KU Leuven) en Mariana Myrosh (KU Leuven) om de receptie in goede banen te leiden, aan Marjolein Goris voor de boekenverkoop, en aan het publiek om zo talrijk en zachtmoedig op te dagen. Hieronder deel ik graag enkele foto’s van de boekvoorstelling.

Vrede aan de wereld! is een bundel (300 p.) met dertien hoofdstukken, geschreven door in totaal veertien regiospecialisten en andere deskundigen uit Vlaanderen en Nederland om de culturele en historische gelaagdheid van de Russisch-Oekraïense oorlog in beeld te brengen. Behalve de genoemde sprekers, hebben ook Egbert Fortuin (Universiteit Leiden), Anna Kisiel (KU Leuven), Tom Sauer (UAntwerpen), Koen Schoors (UGent), Elena Solonina (VUB), Joris Van Bladel (Egmontinstituut), Piet Van Poucke (UGent) en Peter Vermeersch (KU Leuven) prikkelende bijdragen geleverd.

Het vertrekpunt van onze gezamenlijke tocht is de vraag welke diepere oorzaken de oorlog heeft, en wat voor Rusland drogredenen waren om die te legitimeren. Hoe ziet dat verguisde Oekraïense derussificatiebeleid er nu eigenlijk uit? We besteden ook aandacht aan de massale opvang van Oekraïense vluchtelingen in Polen en aan de uittocht van schrijvers uit Rusland. In historisch perspectief ontleden we de propaganda die de Russen op school en in de bioscoop warm moet maken om naar het front te trekken—en er desgevallend te sneuvelen. Werkt dat? Wat vinden de Russen nu zelf van die oorlog? Zijn de Westerse sancties tegen Rusland dan zinvol of onzinnig? En wat hopen de Russische vredesactivisten in de huidige repressieve context in godsnaam nog te bereiken?

Je kan het boek Vrede aan de wereld! aankopen aan de speciale prijs van € 29,00 (plus € 7,00 verzendkosten binnen België of Nederland), door bij de betaling op rekeningnummer IBAN BE47 0018 6697 6780 (Pieter Boulogne) je adres te vermelden (verzending binnen de week).

‘Gezocht dichters! Poetins literatuur- en cultuurbeleid sinds de invasie in Oekraïne (2022-2025)’ in rekto:verso

In de online editie van het Vlaamse cultuurmagazine rekto:verso kan je vanaf nu het volledige essay lezen dat ik tezamen met wapenzuster Elena Solonina gewijd heb aan het literatuur- en cultuurbeleid van Poetin, onder de titel ‘Gezocht: dichters!’

Dit stuk is het tweede deel van een tweeluik dat op rekto:verso verschijnt als voorpublicatie bij de essaybundel Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog), in redactie van Annemarie Gielen en mezelf, met historische en culturele perspectieven op de Russisch-Oekraïense oorlog. 

‘Gezocht: dichters! Poetins literatuur- en cultuurbeleid voor de invasie in Oekraïne (2000-2022)’ in rekto:verso

Reclamepaneel met de tekst ‘wij zoeken dichters’ (foto: Aleksandr Gronski)

Een van de onderbelichte effecten van de Russisch-Oekraïense oorlog is dat de belangstelling van de Russische autoriteiten voor literatuur een kwantitatieve sprong heeft gemaakt. In de online editie van het Vlaamse cultuurmagazine rekto:verso kan je vanaf nu een essay lezen dat ik tezamen met wapenzuster Elena Solonina gewijd heb aan het literatuur- en cultuurbeleid van Poetin, onder de titel ‘Gezocht: dichters!’.

Dit stuk is het eerste deel van een tweeluik dat op rekto:verso verschijnt als voorpublicatie bij de essaybundel Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog), in redactie van Annemarie Gielen en mezelf, met historische en culturele perspectieven op de Russisch-Oekraïense oorlog. Het tweede deel, over Poetins cultuurpolitiek sinds de grootschalige invasie, komt er volgende week.


Pieter Boulogne & Annemarie Gielen (red). Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog). Leuven: Acco, 2025. 300 p. ISBN: 9789464677096

18/12 @ KU Leuven: boekvoorstelling ‘Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog)’

Het is (bijna) zover: ons boek Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog) is vertrokken naar de drukker. Op donderdag 18 december 2025 om 19u stellen we het aan je voor op de Leuvense letterenfaculteit.

Vrede aan de wereld! is een bundel culturele en historische perspectieven op de Russisch-Oekraïense oorlog die ik tezamen met Annemarie Gielen (Pax Christi Vlaanderen) heb bijeengesprokkeld op vraag van Bart Derwael van uitgeverij Acco. Het bevat een inleiding en twaalf hoofdstukken, geschreven door in totaal veertien regiospecialisten en andere deskundigen uit Vlaanderen en Nederland om de culturele en historische gelaagdheid van de Russisch-Oekraïense oorlog in beeld te brengen. Otto Boele (Universiteit Leiden), Ben Dhooge (UGent), Egbert Fortuin (Universiteit Leiden), Anna Kisiel (KU Leuven), Anna Namestnikov (UGent), Tom Sauer (UAntwerpen), Koen Schoors (UGent), Elena Solonina (VUB), Joris Van Bladel (Egmontinstituut), Piet Van Poucke (UGent), Peter Vermeersch (KU Leuven) en Emmanuel Waegemans (KU Leuven) hebben de handschoen opgenomen—waarvoor we hun heel erkentelijk zijn. Ook Annemarie en ikzelf hebben onze duit in het zakje gedaan. Om ons verhaal af te maken, voegde Nicolas Severyns een knappe illustratie van eigen hand toe.

Het vertrekpunt van onze gezamenlijke excursie is de vraag welke diepere oorzaken de oorlog heeft, en wat voor Rusland drogredenen waren om die te legitimeren. Hoe ziet dat verguisde Oekraïense derussificatiebeleid er nu eigenlijk uit? De auteurs besteden ook aandacht aan de massale opvang van Oekraïense vluchtelingen in Polen en aan de uittocht van schrijvers uit Rusland. In historisch perspectief ontleden we de propaganda die de Russen op school en in de bioscoop warm moet maken om naar het front te trekken—en er desgevallend te sneuvelen. Werkt dat? Wat vinden de Russen nu zelf van die oorlog? Zijn de Westerse sancties tegen Rusland dan zinvol of onzinnig? En wat hopen de Russische vredesactivisten in de huidige repressieve context nog te bereiken?

Tijdens de boekvoorstelling komen Annemarie Gielen, Otto Boele, Ben Dhooge, Anna Namestnikov, Emmanuel Waegemans en ikzelf aan het woord om alvast een tipje van de sluier op te lichten. Met live muziek van Lev Adamov (viool) en Oleksii Soldatov (accordeon).

Je kan je inschrijven via https://acco.be/landing-page/boekvoorstelling-vrede-aan-de-wereld/

Pieter

17/12 @ KU Leuven: Public Lecture by Linor Goralik, editor-in-chief of ROAR, about Poetry and Activism during the Russo-Ukrainian War

On Wednesday 17 December, my colleague Ilya Skokleenko and I organise a Public Lecture by Linor Goralik, editor-in-chief of ROAR (Resistance and Opposition Arts Review), about Poetry and Activism during the Russo-Ukrainian War.

Free entrance. Free vodka and pickles. Registration is mandatory.

‘Poëzie van de achterblijver’: Obe Alkema bespreekt ‘Metro en mobilisatie’ voor NRC

Ruim een jaar na de publicatie van de door mij uit het Russisch vertaalde dichtbundel Metro en mobilisatie, van de vervloekte dichter Igor Bobyrev, verscheen vandaag in NRC een volgens mij behoorlijk moedige recensie van criticus en dichter Obe Alkema.

Onder de titel ‘Oekraïense poëzie laat de oorlog zien die meestal buiten beeld blijft’ plaatst hij ‘Metro en mobilisatie’ naast de door Arie van der Ent uit het Oekraïens vertaalde bundel Ik hoor dat je in Nederland bent… van Daria Lysenko. ‘Twee dichters uit Oekraïne met schijnbaar onverenigbare posities schrijven over een uitzichtloze oorlog. Het levert aangrijpende bundels op over aspecten die tot nu toe buiten beeld bleven.’

‘Poëzie van de achterblijver’, zo noemt Alkema ‘Metro en mobilisatie’. ‘Het gevaar komt […] van alle kanten en dat maakt de vraag waarom hij niet vertrokken is [uit Donetsk] (of alsnog vertrekt) des te schrijnender. Bobyrev bevindt zich in een krankzinnige situatie, al suggereert de zakelijke toon van zijn babbelende regels dat hij het gelaten ondergaat. Maar dat is schijn, want het kolkt in zijn binnenwereld.’

Zowaar vijf sterren, krijgt Bobyrevs Metro en mobilisatie van Alkema in NRC. En wat belangrijker is: zijn recensie doorprikt de infantiele dichotomie tussen ‘good guys’ en ‘bad guys’ (sorry guys!).

Met Sacha Popowycz: ‘Poëzie uit Oekraïne’ in de Poëziekrant

Oorlog verscheurt alles, ook dichtersgemeenschappen (niet dat het er in poëzieland anders zo vredevol aan toegaat).

Tezamen met dichter, vertaler en slavist Alexandre (Sacha) Popowycz schreef ik voor het dossier ‘Poëzie en oorlog’ van de Poëziekrant (2025, nr. 5, pp. 16-23) het essay ‘Poëzie uit Oekraïne’. Aan de hand van, onder anderen, Joelija Sjeket, Anna Hroever, Ija Kiva, Galina Rymboe en Igor Bobyrev werpen we een blik op de identitaire discours in Oekraïne, die sinds de Majdanrevolutie en de grootschalige invasie alleen maar aan scherpte hebben gewonnen. De scheidslijnen worden bepaald door factoren als etniciteit, ideologische positionering, en uiteraard taal.

In voorbereiding: ‘Vrede aan de wereld! (en toen werd het oorlog)’

Ik weet niet wat je afgelopen zomer gedaan hebt, maar ik heb katten zitten geselen—met de knoet.

Een van de boekprojecten die, als het wat meezit, op korte termijn verwezenlijkt worden, is getiteld Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog). Het is een bundel die ik met slaviste Annemarie Gielen (Pax Christi Vlaanderen) heb bijeengesprokkeld voor uitgeverij Acco naar aanleiding van onze lezingenreeks over de Russisch-Oekraïense oorlog.

We wilden graag het woord geven aan een dozijn regiospecialisten en andere deskundigen uit Vlaanderen en Nederland om de culturele en historische gelaagdheid van de Russisch-Oekraïense oorlog in beeld te brengen. Otto Boele (Universiteit Leiden), Ben Dhooge (UGent), Egbert Fortuin (Universiteit Leiden), Anna Kisiel (KU Leuven), Anna Namestnikov (UGent), Tom Sauer (UAntwerpen), Koen Schoors (UGent), Elena Solonina (VUB), Joris Van Bladel (Egmontinstituut), Piet Van Poucke (UGent), Peter Vermeersch (KU Leuven) en Emmanuel Waegemans (KU Leuven) hebben de handschoen opgenomen—waarvoor we hun heel erkentelijk zijn.

Het vertrekpunt van onze gezamenlijke excursie is de vraag welke diepere oorzaken de oorlog heeft, en wat voor Rusland drogredenen waren om die te legitimeren. Hoe ziet dat verguisde Oekraïense derussificatiebeleid er nu eigenlijk uit? De auteurs besteden ook aandacht aan de massale opvang van Oekraïense vluchtelingen in Polen en aan de uittocht van schrijvers uit Rusland. In historisch perspectief ontleden we de propaganda die de Russen op school en in de bioscoop warm moet maken om naar het front te trekken—en er desgevallend te sneuvelen. Werkt dat? Wat vinden de Russen nu zelf van die oorlog? Zijn de Westerse sancties tegen Rusland dan zinvol of onzinnig? En wat hopen de Russische vredesactivisten in de huidige repressieve context nog te bereiken?

Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog) legt bloot dat oorlog niet enkel gaat om tanks en raketten, maar ook—en vooral—om mensen en de verhalen die ze elkaar en zichzelf vertellen.

Daarnet is een eerste deel van het manuscript naar de uitgever vertrokken, binnenkort ligt het boek op je nachttafeltje, keukenaanrecht en badrand. Toch?

‘Lastige, ongemakkelijke vragen’ Bespreking van Bobyrevs ‘Metro en Mobilisatie’ door Lars Meijer

De lezers van deze blog weten dat in de herfst van 2024 de poëziebundel Metro en Mobilisatie van Igor Bobyrev, die in de door oorlog geteisterde stad Donetsk woont, bij Leesmagazijn is verschenen. Ik vertaalde hem uit het Russisch, omdat de poëzie me had geraakt, tezamen met het lot van de auteur (die uit angst voor de mobilisatie en de bommen twee jaar lang zijn appartement niet uitkwam). En ook omdat die dwars ingaat tegen de narratieven van beide strijdende partijen (wat bevrijdend werkt). Bobyrev is namelijk openlijk homoseksueel, noemt Poetin een tiran, maar schetst de burgerbevolking van Donetsk wel als slachtoffer van het Oekraïense regime. Ik geloof dat het door die ambiguïteit komt, dat Vlaamse en Nederlandse poëzierecensenten—als ze überhaupt nog bestaan—in een grote bocht om hem heen zijn gelopen. Ben dan ook blij verrast (en zelfs dankbaar) dat enkele dagen geleden een mooie bespreking werd gepubliceerd door dichter en schrijver Lars Meijer, die iets aan Metro en Mobilisatie gehad lijkt te hebben: “De bundel zet aan tot denken. Hij stelt de lezer voortdurend lastige, ongemakkelijke vragen, en wellicht nog belangrijker, hij weigert te bevestigen wat die ene dichter in P. die avond zei: dat poëzie onbelangrijk zou zijn.”

“L‘Internationale” on the move: case studies on the world’s most translated anthem

Together with Elke Brems and Jack McMartin I had the pleasure to guest edit a focus issue of the journal Chronotopos, titled “L‘Internationale on the move: case studies on the world’s most translated anthem,” which today has been published in open access.

Just over a hundred and fifty years ago, Paris was taken over by insubordinate soldiers of the National Guard. They attempted to create a new political system, a working-class community, which separated church and state, introduced social housing, abolished child labour, and gave employees the right to take over abandoned enterprises. After two months, this Paris Commune was violently ended by the French army. But the dream of addressing social injustice would not be forgotten. Immediately after the defeat of the Commune, one of its members, Eugène Pottier, commemorated it in a poem, written in French, which he named “L’Internationale”. In 1888, the Belgian socialist and composer Pierre De Geyter set Pottier’s poem to music. “L’Internationale”, previously a poem, was (re)born a song.

If the song “L’Internationale” has since become and still is a worldwide symbol of social struggle, it is because it was translated and often retranslated into dozens of languages and made to serve in many contexts. Our focus issue presents new research on versions of “L’Internationale” in different languages, historical contexts, social settings and media and explores the transnational and transmedial links between them. In doing so, we want to demonstrate how insights from (song) translation studies, reception studies, cultural memory studies and social history can be combined productively to explore the worldwide circulation and myriad social uses of one of the world’s most iconic, impactful and widely translated songs.

My own article, titled “Translated by Arkadiy Kots” Weaponization, Consecration, Monumentalization and Reincarnation of the Russian “Internationale”, deals with the impact of Arkadiy Kots as the translator of “L’Internationale” on Russian society. His Russian song translation, which emerged as a product of the counterculture, was first weaponized by Lenin to motivate workers to engage in the Russian Revolution. Then, it became the object of consecration: it was made the first anthem of the Soviet Union. However, with the passing of time, the song became an ideological and diplomatic issue, which under Stalin was solved by its monumentalization. As an established monument, Kots’s translation remained a fixture in Soviet culture until the very collapse of the empire. It is obvious that the failure of the Soviet experiment heavily damaged Kots’s cultural value. Nevertheless, his song translation remains present in post-Soviet Russia as the anthem of the Communist Party of the Russian Federation. At the same time, Kots also serves as an inspiration for the protest band that under his name has translated “L’Estaca”, which, as the most popular protest song of our time, could be seen as a reincarnation of “L’Internationale”.

These are the other articles included in our special issue:

Elke Brems & Francis Mus: The poetic, the personal and the political. Two Dutch translations of “L’Internationale”

Laura Cernat: Sinister Ironies. The Romanian translation of “L’Internationale” from an anthem of the oppressed to the last words of a tyrant

Erwin Snauwaert: “L’Internationale” and its Spanish Versions. Between Translation and Adaptation

Jan Ceuppens: “Die Internationale”: from Protest Song to Official Anthem and Back. Aspects of the German Reception of “L’Internationale” in the Early 1900s and After 1945

Christophe Declercq: “You have nothing if you have no rights” Reiterations of communal freedom through Billy Bragg’s translation of “The Internationale”

Jack Mc Martin: Representing translation in a documentary about one of the world’s most translated songs ‘Translatedness’ in Peter Miller’s The Internationale (2000)

You can read the full issue here.

Many thanks to all contributors, and to Stefanie Kremmel for her meticulous coordination of this issue.

English translation of laudation for Skorobogatov

The English translation of Sergeant Betrand

On Wednesday 12 March 2025, Aleksandr Skorobogatov, the Belgian writer of Belarussian origin and Russian expression, was awarded an honorary medal from my university by Professor Luc Sels, our rector.

On this occasion, I had the pleasure to deliver a laudation on Skorobogatov’s works of fiction, followed by a laudation by Professor Martin Kolrausch, who focused on his merits as a columnist. The whole ceremony was in Dutch, but the KU Leuven Forum on Central and Eastern Europe now has translated our speeches into English.

I began with a reference to Isaac Babel, who brilliantly thematized the struggle to become a writer.


Ladies and gentlemen, dear colleagues, students, but most of all:

Esteemed Aleksandr Skorobogatov,

“To be in Tiflis in spring, to be twenty years old, and not to be loved—that is a catastrophe. Such a catastrophe befell me.” Such are the opening words of the short story My First Fee. For clarity’s sake: not written by Skorobogatov, but by Isaac Babel, the Jewish-Russian writer from Odessa.

At first glance, these words seem to express the protagonist’s lack of love, as he shares a house with a newlywed couple. But if you read carefully, between the lines, you realize they speak of his irresistible urge to become a writer—and his frustration that he is not one. Not yet. But how the hell does one become a writer? Babel’s story teaches us that having good material in mind is not enough. It also has to come out—and for that, you need to master various techniques. You must know which words to choose, what information to give the reader, at what moment, and what to withhold. The art of transforming fabula into syuzhet is what separates a wannabe writer from a true writer. This art does not simply come to you; it must be acquired.

“To be in Tiflis in spring, to be twenty years old, and not to be loved—that is a catastrophe.” In Babel’s story, the narrator manages to overcome the catastrophe thanks to his perseverance, a great deal of courage, and his inventiveness. And most of all, thanks to his first reader—the one who inspires and motivates him. Because a writer without an audience is a Don Quixote.

Today, I want to paraphrase Babel’s opening line, his aphorism, and say: To be a Russian-speaking writer and to find yourself in exile—that is a catastrophe. Such a catastrophe befell Aleksandr Skorobogatov.


Not even twenty, while studying at the Theater Institute in Minsk, he felt the call to be a writer. In the suffocating context of Soviet censorship, that was easier said than done. A deep ideological chasm separated him from Soviet publishers, forcing him to write for the drawer—i.e. with no prospect of immediate publication.

In 1985, during the first year of perestroika, fate was on his side: he was admitted to Litinstitut, the prestigious Gorky Institute of Literature. After completing his studies, he worked as a journalist while continuing to write. In 1989, he broke through as a literary author with the publication of his story Palatch (The Executioner) in the renowned Soviet literary magazine Yunost. The story was so well received that the magazine asked him for another one.

The story Skorobogatov submitted was the phenomenal novella Sergeant Bertrand, about an Afghan War veteran who is loved by his wife, believes he loves her too, but falls prey to blind jealousy. The unreliable, deranged narrator is reminiscent of Gogol’s Diary of a Madman and many of Dostoevsky’s characters, who are engaged in an existential struggle with themselves and with the entire world. In the case of Skorobogatov, this struggle was so dark, that Soviet censors felt the need to impose modifications. But the young and proud writer refused to accept them. Against all odds, the story got published anyway. And it won the award for the best novel of the year 1991.

1991 was—as you know—the year the Soviet empire collapsed, ushering in the turbulent 1990s. For Russian-speaking writers, these years were a catastrophe, both economically and creatively. Censorship had been abolished, but dissidents had lost their raison d’être, and the book market was flooded with pulp fiction.

In 1992, Skorobogatov, together with his novella, ended up in the Dutch-speaking world. Ever since, he has been living and working in Antwerp.

A writer ending up in a country where he does not speak or write the language—that is, obviously, a catastrophe. Even without exile, there is a fundamental incompatibility between society and the artist. In exile, far from their readership and far from Russia—a place about which one can say many things, but not that it lacks inspiration—most Russian-speaking writers feel too miserable (or too comfortable) to write. Yet writing is their entire identity.

To take another job would be to abandon the calling. (A century ago, in Babel’s time, many Russian émigré writers became taxi drivers in Paris.)

One could, of course, switch languages. But not everyone was raised, as the nobleman Nabokov, “a perfectly normal trilingual child”.  

There is another solution—one we find particularly honorable. It is a solution of which Skorobogatov is a remarkable example: translation. Thanks to translation, on Belgian soil, Skorobogatov has not only managed to remain a Russian-speaking writer, but also to become a Belgian writer—one who weaves his Belgian experiences into his novels and speaks also to a Belgian audience.

On Belgian soil, Skorobogatov has written and published five new books, each of which is a testament to his unmistakable gift for storytelling.

In 1994, his novel Audiëntie bij de vorst (Audience with the Prince) was published. It sets primarily in Antwerp, but is populated by Russian characters—such as the criminal protagonist Nikita, who is morbidly obsessed with the boy Sanya.

His next novel, Earth Without Water, written between 1996 and 2001 in Moscow and Antwerp—and published in Dutch translation in 2002, under the title Aarde zonder water—carries a similarly thriller-like atmosphere: what begins as a romantic escapade spirals into an assassination and a murder.

In 2015, Skorobogatov published Portrait of an Unknown Girl, about two teenagers experiencing young love in the alcohol-drenched Belarusian Soviet Republic.

In 2017, Cocaine appeared—a novel true to its name, as it’s a trip. The narrator is an exhausted man who is sent by his wife to buy baby formula. From that moment, he hurtles forward like a whirlwind. And the reader rushes along, hypnotized, without even knowing why. Eventually, it turns out we are searching for his former sweetheart.

In 2020, Skorobogatov completely reinvented himself with The Raccoon (in Dutch: De wasbeer), a hefty novel composed of short chapters, chronicling the hilarious misadventures of a gentle raccoon, who seems to be a modern reincarnation of Akaky Akakievich, the main character of Gogol’s Overcoat. The creature embarks on an absurd odyssey and becomes the bravest version of itself.


The universe of these books, whether they are set predominantly in Russia or not, is thoroughly Russian, even if the Russian couleur locale is sometimes made into a caricature. In the novel Cocaine, for example, we encounter bearded men with bowl haircuts who drink tea from a samovar, and “chatter their teeth while biting into a yellowish sugar cone, half of which is wrapped in a piece of newspaper.” The narrator exclaims: “Never in my life have I seen muzhiks looking more Russian than them, not even on TV!”

Skorobogatov’s universe is often absurd—even chairs can burst into laughter. But above all, it is dark, bleak, and violent. This is not necessarily due to the Russian setting. In Earth Without Water, the protagonist flees, but emigration offers no solace. In the end, he concludes that everywhere you go, you have “the same underground world beneath your feet, with all the scum that inhabits it.” Addressing the reader, he asks: “Tell me, where is the guarantee that in America, Asia, Africa, Australia, Canada, and so on, the disgust will be any less nauseating than in Europe, which already sickens me, or in the utterly criminal Russia?”

The darkness of this universe is entirely linked to the author’s view of humanity. This earthly realm is populated by malevolent villains, possessed people, with twisted minds, and naïve fools or weaklings who fall into their traps and are shamelessly exploited. More than once, they pay for it with their lives.

Even love, the cornerstone of Skorobogatov’s literary universe, is dark. It is not rational. Sometimes it is paid for, sometimes it is for free. Sometimes it is homosexual, usually heterosexual—but above all, it is intensely sexual. It is the mortal enemy of monotony: love is passionate, illusory, jealousy-inducing, maddening, all-consuming, and often destructive—yet Skorobogatov’s characters cannot live without it. Not even when they are a raccoon.

Ladies and gentlemen, dear readers, I take this opportunity to warn you about Skorobogatov’s narrators, who are not any better than his most villainous characters. They are not to be trusted in the slightest. Yet we forgive them easily because they speak to us—figuratively and literally—playing tricks on our senses and intellect, blurring the boundary between fiction and metafiction. They create worlds for us, where, despite or perhaps because of the violence, we gladly linger—to purify ourselves, to rediscover traces of Russian literary classics, to listen to sharp philosophical reflections, or simply to enjoy delightful rambling—to which we are generously treated as well.

The novels mentioned above share another common trait: they have all been translated into Dutch by Rosemie (or Rose-Marie) Vermeulen, to whom Skorobogatov owes his voice as a Dutch-language prose writer.

What makes Skorobogatov’s authorship exceptional is that the publication of the Dutch translations of his books—in which he is closely involved—does not always follow the publication of the corresponding Russian originals, but sometimes precedes it. Some of his novels do not yet exist in book form in Russian. Not yet.

To the Russian writer Bulgakov, to whom Skorobogatov is sometimes compared, we owe the catchphrase “Рукописи не горят”. The saying is ambiguous: it means both “Manuscripts do not burn” and “Manuscripts are in no hurry”. Sometimes circumstances must change before a book finds its moment.

Besides Dutch and Russian, his work has been published in French, Italian, Greek, Spanish, Danish, Croatian, and Serbian. Recently, English was added to that list. More than three decades after the Russian publication of Sergeant Bertrand—at a time when countless traumatized war veterans are once again blending into Russian society—this novella has now been translated into English under the title Russian Gothic. Given the enthusiastic reception by English and American critics, this will surely not be his only English translation. In this sense, we are witnessing the birth of Skorobogatov, through translation, as an English-language author.

We also look forward to the novel that Skorobogatov recently completed, which will be published in September 2025 under the title Achter de donkere wouden (Beyond the Dark Forests), about his son, who in 2002 was kidnapped and murdered near Moscow.


Dear Aleksandr Skorobogatov,

At the Faculty of Arts, the study of cultures, languages, translation, and both ancient and contemporary history, is at the heart of our mission. Our research and teaching are rooted in our curiosity about our own culture and society, and other cultures and societies—including the Russian one. We seek to study them, to understand them, but also to experience them in depth. Your books help us with that, and they do so in an inimitably engaging way.

Your body of work has enriched not only Russian-language literature but also, to an equal extent, Dutch literature. For the way you transport your readers to Belarus, Russia, and places we never knew existed—and which, without your imagination, could not exist—we are deeply grateful. We also recognize your unique embodiment of the irreplaceable role that translation plays in the circulation of literature across cultural, national, and linguistic boundaries. For that reason, we wish to present you with an honorary medal today.

There’s more: despite the morbidity of your literary universe and the horrors of Russian domestic and foreign politics, you have not succumbed to cynicism, nor have you fallen into the trap of depoliticization. In Cocaine, the narrator states that a writer’s primary duty is to “be a nurse for society, striving with all one’s might to care for its mental health.” But to discuss the way you handle this, I will gladly hand over the floor to Martin Kolrausch, our professor of European political history.


Here you’ll find the English version of the laudation delivered by Professor Kolrausch.

Laudatio voor Aleksandr Skorobogatov over zijn verdiensten als prozaschrijver

Op 12 maart 2025 werd de Belgische en Russischtalige schrijver Aleksandr Skorobogatov, geboren in de Belarussische Sovjetrepubliek, op voordracht van de Faculteit Letteren door de rector van de KU Leuven, Luc Sels, een erepenning toegekend. Over zijn verdiensten als prozaïst sprak ik de onderstaande laudatio uit, die gevolgd werd door een laudatio van Martin Kolrausch, professor hedendaagse Europese geschiedenis, over zijn columns.

Dames en heren, dierbare collega’s, studenten, maar vooral:
geachte Aleksandr Skorobogatov,

‘In Tiflis wonen in de lente en twintig jaar oud zijn, dat is een ramp. Zo’n ramp overkwam mij.’ Dat zijn de eerste woorden van het korte verhaal ‘Mijn honorarium’. Voor alle duidelijkheid niet geschreven door Skorobogatov, maar wel door Isaak Babel, de Joods-Russische schrijver uit Odessa.

In eerste instantie lijken de woorden te gaan over het gebrek aan liefde dat het hoofdpersonage ervaart, terwijl hij een huis deelt met een pasgetrouwd stel. Maar als je goed leest, tussen de lijnen, blijkt het te gaan over zijn onweerstaanbare drang om schrijver te worden, en zijn frustratie dat hij er geen is. Nog geen is. Maar hoe word je in godsnaam schrijver? In het verhaal van Babel leren we dat het niet volstaat om goed materiaal in je kop te hebben zitten. Het moet er ook uitkomen, en daarvoor moet je allerlei technieken in de vingers krijgen. Je moet weten welke woorden te kiezen, welke informatie aan de lezer te geven, op welk moment, en welke achter te houden. Het is de kunst om van fabula suzjet te maken die een wannabe-schrijver onderscheidt van een schrijver. Die kunst komt je niet aanwaaien, maar moet je je eigen maken.

‘In Tiflis wonen in de lente, en twintig jaar oud zijn, dat is een ramp.’ In het verhaal van Babel slaagt de ik-persoon erin om de ramp waarmee het verhaal aanvangt te overwinnen. Dankzij volharding, een grote dosis lef en inventiviteit. En vooral dankzij zijn eerste lezeres, die hem inspireert en motiveert. Want een schrijver zonder publiek is een Don Quichot.

Vandaag wil ik die eerste zin van Babel, dat aforisme, parafraseren en zeggen: een Russischtalige schrijver zijn en in de emigratie belanden, dat is een ramp. Zo’n ramp overkwam Aleksandr Skorobogatov.

Toen hij nog geen twintig jaar oud was, en aan het theaterinstituut in Minsk studeerde, werd hij geroepen om schrijver te worden. In een context van de verstikkende Sovjetcensuur was dat makkelijker gezegd dan gedaan: er gaapte een diepe ideologische kloof tussen hem en de Sovjetuitgevers. Hij zag zich gedwongen te schrijven ‘voor de lade’, zonder oog op onmiddellijke publicatie.

In 1985, In het eerste jaar van de perestrojka, zat het mee: hij werd toegelaten tot het prestigieuze Litinstituut, ook bekend als het Gorki-Instituut voor literatuur. Na afronding van zijn studie tot literator, ging hij aan de slag als journalist. Tegelijkertijd bleef hij schrijven. In 1989 kon hij doorbreken als literair auteur met de publicatie van het verhaal ‘Палaч’, ‘De beul’, in het beroemde literaire Sovjettijdschrift Joenost. Het verhaal was zo populair, dat het tijdschrift hem vroeg om nóg een verhaal. Het verhaal dat Skorobogatov instuurde was de fenomenale novelle Sergeant Bertrant, over een veteraan van de Afghaanse oorlog die bemind wordt door zijn vrouw, zelf denkt van haar te houden, maar ten prooi valt aan blinde jaloezie.

De onbetrouwbare, geschifte verteller doet denken aan Dagboek van een gek van Gogol, en aan een heleboel personages van Dostojevski, die met zichzelf en met de wereld in een donker gevecht verwikkeld zijn. Zo donker, dat de Sovjetcensor ingrepen nodig vond, maar die werden door de jonge en trotse schrijver niet geaccepteerd. Wonder boven wonder werd het verhaal toch geplaatst. En het won de prijs voor de beste roman van het jaar 1991.

1991 was, zoals u weet, het jaar waarin het Sovjetimperium implodeerde, waarna de wilde jaren negentig aanbraken. Voor Russischtalige schrijvers kwamen deze jaren neer op een ramp, zowel in economisch als in creatief opzicht: de censuur was dan wel afgeschaft, maar de dissidenten waren hun bestaansreden kwijt en de boekenmarkt werd overspoeld door pulp.

In 1992 kwam Skorobogatov, tezamen met zijn novelle, in het Nederlandse taalgebied terecht. Sindsdien woont en werkt hij in Antwerpen.

Een schrijver die terechtkomt in een land waarvan hij de taal niet spreekt of schrijft, dat is uiteraard een ramp. Ook zonder emigratie is er een fundamentele incompatibiliteit tussen maatschappij en kunstenaar. In de emigratie, ver van hun leespubliek en ver van Rusland – waarover je van alles kan zeggen, maar niet dat het niet inspireert – voelen weinig Russischtalige schrijvers zich lekker (of ellendig) genoeg om te kunnen schrijven, terwijl hun schrijverschap hun hele identiteit uitmaakt.

Een andere job zoeken zou verzaken zijn aan de roeping (een eeuw geleden, in de tijd van Babel, werden heel wat Russische literatoren taxichauffeur in Parijs).

Je kan natuurlijk ook van taal veranderen. Maar niet iedereen is Nabokov, die als aristocraat drietalig was opgevoed.

Er is nog een andere oplossing – een heel nobele, als je het ons vraagt – een oplossing waarvan Skorobogatov een bijzondere incarnatie is: vertaling. Dankzij vertaling is Skorobogatov erin geslaagd om op Belgische bodem niet alleen een Russischtalige schrijver te blijven, maar daarbovenop uit te groeien tot Belgisch schrijver (die zijn Belgische ervaringen in zijn romans verwerkt en zich ook tot een Belgisch publiek richt).

Op Belgische bodem schreef en publiceerde Skorobogatov vijf nieuwe boeken, die stuk voor stuk getuigen van zijn onmiskenbaar verteltalent.

In 1994 verscheen de roman Audiëntie bij de vorst, die zich hoofdzakelijk in Antwerpen afspeelt, maar bevolkt wordt door Russische personages, waaronder de criminele hoofdpersoon Nikita, die ziekelijk geobsedeerd is door de jongen Sanja.

Zijn volgende roman, Aarde zonder water, geschreven in Moskou en Antwerpen tussen 1996 en 2001, baadt in een gelijkaardige thrillerachtige sfeer: wat een romantisch avontuurtje moest worden ontaardt in een aanslag en een moord.

In 2015 publiceert Skorobogatov Portret van een onbekend meisje, over twee tieners die hun kalverliefde beleven in de door alcohol bedwelmde Belarussische Sovjetrepubliek.

In 2017 verschijnt Cocaïne, die zijn titel eer aan doet: het is een trip. De verteller is een vermoeide man die door zijn vrouw naar de winkel wordt gestuurd om babyvoeding. Vanaf dat moment raast hij door als een wervelwind, en de lezer holt gehypnotiseerd met hem mee, ook al is niet meteen duidelijk waarom precies. Uiteindelijk blijken we op zoek naar zijn vroegere geliefde.

In 2020 vindt Skorobogatov zich helemaal opnieuw uit met De wasbeer, een lijvig boek met korte hoofdstukken, over de hilarische lotgevallen van een doodbrave wasbeer, die een eigentijdse reïncarnatie van het personage Akaki Akakijevitsj uit De Mantel van Gogol lijkt: het diertje onderneemt een absurde zwerftocht en wordt de dapperste versie van zichzelf.

Het universum van deze boeken, of ze zich nu overwegend in Rusland afspelen of niet, is door en door Russisch, al wordt de Russische couleur locale ook al eens in het belachelijke getrokken. Zo maken we in de roman Cocaïne kennis met mannen met “baard en bloempotkapsel” die “thee drinken uit de samowar”, en “klapperen met hun tanden en bijten van een gelige suikerkegel die tot de helft in een stuk krant gewikkeld zit.” […] De verteller schrijft over hen: “Ik had nog nooit van mijn leven moezjieks gezien die er Russischer uitzagen, zelfs niet op tv!”

Het universum van Skorobogatov is vaak absurd – ook stoelen kunnen er in de lach schieten. Maar vooral is het donker, grauw, gewelddadig. Dat komt niet per se door de Russische setting. In Aarde zonder water neemt de hoofdpersoon de benen, maar emigratie biedt geen soelaas. Uiteindelijk is hij van oordeel dat je overal “dezelfde ondergrondse wereld onder je voeten hebt, met alle uitschot dat er woont.” “Zegt u eens,” zo richt hij zich tot de lezer. “Waar is de zekerheid dat in Amerika, Azië, Afrika, Australië, Canada enzovoort de walging minder misselijkmakend zal zijn dan in Europa, dat mij al de keel uithangt, of in het door en door criminele Rusland?”

Dat het universum donker is, heeft alles te maken met het mensbeeld van de schrijver. Op dit ondermaanse lopen boosaardige schurken rond, boze geesten, met rare kronkels in hun kop, en naïevelingen, of zwakkelingen, die in hun val trappen en schaamteloos worden gebruikt. Meer dan eens moeten ze dat bekopen met de dood.

Zelfs de liefde, de hoeksteen van het literaire universum van Skorobogatov, is donker. Ze is niet rationeel. Ze is soms betalend, soms gratis, soms homoseksueel, meestal heteroseksueel, ze is vooral uitermate seksueel. Ze is de bloedvijand van de sleur: passioneel, illusoir, jaloersmakend, gekmakend, allesverslindend, meer dan eens destructief, en toch kunnen de personages van Skorobogatov niet zonder. Zelfs niet als ze een wasbeer zijn.

Dames en heren, beste lezers, ik wil van de gelegenheid gebruik maken om jullie te waarschuwen voor de vertellers van Skorobogatov. Die zijn niet beter dan zijn schurkachtigste personages, ze zijn voor geen haar te betrouwen. Maar we vergeven het hen maar al te graag, want ze spreken ons aan, figuurlijk en ook letterlijk, spelen spelletjes met onze voeten en ons verstand, met de grens tussen fictie en metafictie. Ze creëren werelden voor ons, waarin we ondanks of dankzij het geweld graag vertoeven, om ons te zuiveren, om sporen terug te vinden van Russische klassiekers, te luisteren naar pientere filosofische beschouwingen, of naar heerlijk geouwehoer – want ook daarop worden we gul getrakteerd.

De genoemde romans hebben nog iets met elkaar gemeen: allemaal zijn ze in het Nederlands vertaald door Rosemie Vermeulen, aan wie Skorobogatov zijn stem als Nederlandstalige prozaïst te danken heeft.

Uitzonderlijk aan het schrijverschap van Skorobogatov, is dat de publicatie van de Nederlandse vertalingen van zijn boeken – waar hijzelf nauw bij betrokken is – de publicatie van de overeenkomstige Russische originelen niet altijd volgt, maar soms voorafgaat. Sommige romans bestaan nog niet in boekvorm in het Russisch. Nog niet.

Aan de Russische schrijver Boelgakov, met wie Skorobogatov al eens vergeleken wordt, danken we het gevleugeld woord “Рукописи не горят”. De uitspraak is ambigu: het betekent “manuscripten branden niet”, maar ook “manuscripten hebben geen haast”. Soms moeten omstandigheden veranderen en krijgt een boek alsnog een kans.

Behalve in het Nederlands en Russisch, is zijn werk ook verschenen in het Frans, Italiaans, Grieks, Spaans, Deens, Kroatisch en Servisch. Sinds kort is dat rijtje aangevuld met Engels. Meer dan drie decennia na de Russische publicatie van Sergeant Bertrant – op het moment dat er zich opnieuw talloze getraumatiseerde oorlogsveteranen mengen onder de Russische bevolking – heeft deze novelle ook een Engelse vertaling gekregen, onder de titel Russian Gothic. Gezien de lovende reacties van Engelse en Amerikaanse critici zal het vast niet bij die ene Engelse vertaling blijven. In die zin zijn we getuige van de geboorte van Skorobogatov, dankzij vertaling, als Engelstalige schrijver.

We kijken ook bijzonder uit naar de nieuwe roman die Skorobogatov onlangs heeft afgewerkt, en die in september 2025 verschijnt onder de titel Achter de donkere wouden, over zijn zoon die in 2002 in de buurt van Moskou werd ontvoerd en vermoord.

***

Beste Aleksander Skorobogatov,

Aan de Faculteit Letteren staat de studie van culturen, talen, vertaling, en van oude en hedendaagse geschiedenis centraal. Ons onderzoek en onderwijs zijn geworteld in onze nieuwsgierigheid naar onze eigen cultuur en samenleving, en naar andere culturen en samenlevingen – waaronder die van de Russen. We willen ze bestuderen, om ze te leren kennen, maar ook om ze in de diepte te kunnen beleven. Uw boeken helpen daarbij, en dit op onnavolgbaar onderhoudende wijze.

Uw oeuvre heeft niet alleen de Russischtalige literatuur verrijkt, maar in even grote mate de Nederlandse literatuur. Voor de manier waarop u uw lezers vervoert naar Wit-Rusland, Rusland en andere plekken waarvan we het bestaan niet vermoedden, en die zonder uw verbeelding ook niet konden bestaan, zijn we u bijzonder erkentelijk. Ook voor uw unieke belichaming van de onvervangbare rol die vertaling speelt in de circulatie van literatuur over de grenzen van culturen, landen en taalgebieden heen, willen we u vandaag een erepenning uitreiken.

Daar komt nog bij dat u als schrijver, ondanks de grauwheid van uw literair universum, en de gruwel van de Russische binnen- en buitenlandse politiek, niet cynisch bent geworden, en niet in de val van de depolitisering bent getrapt. In de roman Cocaïne zegt de verteller dat een schrijver in de eerste plaats de taak heeft om “een verpleger van de samenleving te zijn, uit alle macht te zorgen voor haar geestelijke gezondheid”. Maar daarover laat ik graag Martin Kolrausch, onze professor Europese politieke geschiedenis, aan het woord.

Pieter Boulogne, Campus Opera, Antwerpen, 12 maart 2025

8 maart

Graag wil ik zo’n robot vinden

Daarmee maak ik mijn vrouw dan blij

Zo telt ons huis een brompot minder

Da’s leuk voor haar—en ook voor mij

It’s the Russians! About the movie ‘Not In My Country: Serbia’s Lithium Dilemma’

This banner reads: “Belgian waffles are tasty, but for us, nothing is sweeter than domestic reform.” Following the tragic collapse of Novi Sad railway station in November 2024, Serbian students—both in Serbia and abroad—have begun protesting against the violent and corrupt government of President Aleksandar Vučić. In recognition of their efforts to restore democratic hope, one week ago, they were nominated for the Nobel Peace Prize.

Yet, the institutions of the European Union, eager to maintain business ties with Vučić, have remained silent, offering no support to the Serbian students—not even a symbolic one. This inaction is emblematic of their broader attitude. A case in point: on February 5, the European Parliament screened the movie “Not In My Country: Serbia’s Lithium Dilemma,” which sparked considerable discussion among Serbian students.

In “Not In My Country,” Peter Tom Jones, director of SIM² KU Leuven—the Institute for Sustainable Metals and Minerals—stars as an investigator, posing two central questions (as summarized in the film’s synopsis): “Is Serbia merely an EU mining colony, sacrificing its environment so wealthy Europeans can drive oversized electric vehicles? Or is the Serbian population the target of a hybrid Russian warfare campaign designed to hinder Serbia’s EU membership aspirations?” It doesn’t take a genius to see this as a false dilemma.

I watched the film on Friday 7 February, on the website of Journeyman Pictures, and calling it a documentary would be generous. It is little more than a PR stunt—a promotional piece for its creator and the mining giant Rio Tinto (one of Peter Tom Jones’ partners). What’s worse, it’s extremely gentle for the corrupt Serbian government. This comes at the expense of countless Serbians who oppose the lithium mine for various reasons. Instead of giving their voices fair representation, the film dismisses them as uneducated and misinformed—by the Russians, of course (a claim backed only by an anonymous source). It is sad to see that this film, fully financed by my university, is a textbook example of framing techniques in action.

For further reading:

Scientific Report: A study on the environmental impact of the lithium mine in Western Serbia, published in Nature by Dragana Đorđević et al.

Flemish News Article (7/2/2025) in De Morgen about the Serbian protests against the pro-mining film

Serbian News Article (7/2/2025) in N1: Interview with the Serbian anthropologist Jelena Vasiljević, who found herself in the “simplified and inaccurate” film, although she explicitly asked to be cut out

Peter Tom Jones’ Official Statement about the documentary following its screening at the European Parliament

A public LinkedIn post by the director on February 10, 2025, in which he responds to the controversy by claiming it is based on rumours and on a 1-minute trailer, “as the film has not been made public yet” (which is remarkable, as I personally downloaded and watched it on Friday, February 7 on the website of Journeyman Pictures):

And here’s the trailer:

Bayu-Bayushki-Bayu (A Russian Lullaby)

Баю-баюшки-баю,
Не ложися на краю!
Придет серенький волчок
И укусит за бочок!

А потом придет медведь
И отхватит ножки треть.
Ручку вынесет лиса,
Зайчик высосет глаза!

Черви заползут под ногти,
Рысь запустит в сердце когти!
А какой-то рыжий кот
Горло вмиг перегрызет!

Кишки рогом вспорит бык,
Лоси вырвут твой язык.
А собака со двора
Сгложет косточку бедра!

Сердце зажует барсук,
Уж поселится в носу,
А веселые цветочки
Прорастут тебе сквозь почки!

Вот и будет от ребенка
Лишь хребет и селезенка!
Кровь стекает с потолка,
Засыпай! Пока-пока!

Bayu-bayushki-bayu,
Do not roll—stay safe and true!
For the grey wolf, creeping near,
Will bite into your side, my dear!

Then the bear will come to dine,
Tear your toes off—one, two, nine!
Fox will snatch away your hand,
Hare will suck your eyes like jam!

Worms will burrow ‘neath your nails,
Lynx will fill your heart with wails!
And some cunning ginger cat
Slits your throat—imagine that!

Bull will split your gut in twain,
Moose will rip your tongue in pain,
While the dog behind the door
Gnaws your thigh bone to the core!

Badger chews your heart to mush,
Snake will in your nostrils rush,
Through your ribs the flowers bloom—
Twining ‘round your silent doom!

Naught will soon remain of thee—
Just a spine and spleen, you see!
Blood drips softly from the beams,
Sleep, my child, and have sweet dreams!

(Translated and illustrated by Pieter Boulogne, for Tića)