Tagarchief: isaak babel

De schrijver met de schaaf. I.E. Babel: De verhalen

Afbeelding

Isaak Babel behoorde tot de categorie Sovjetschrijvers die Trotski bestempelde als fellow travellers: schrijvers die geen lid wilden worden van de Communistische Partij, maar die zich wel enthousiast probeerden te tonen over de Oktoberrevolutie. Hoewel Babel dankzij zijn vriendschap met invloedrijke communisten een uitzondering vormt op de regel dat het sterftejaar van de fellow travellers begint met de cijfers 193, heeft hij de Stalinterreur toch niet overleefd.

Zijn doorbraak als schrijver had de in 1894 in Odessa geboren Joodse intellectueel naar eigen zeggen te danken aan Gorki, die hem in 1917 de raad gaf om ‘onder de mensen’ te komen. Daaraan gevolg gevend, nam hij in 1920 als oorlogscorrespondent samen met ruige kozakken deel aan de veldtocht tegen Polen – die hij na afloop tot ergernis van generaal Boedjonny onopgesmukt beschreef in De Rode Ruiterij. Vanaf 1924 verschenen Babels kortverhalen in avant-gardistische en prestigieuze tijdschriften, wat hem in Moskou prompt literaire roem opleverde.

Onder invloed van de verstrakkende greep van de Partij op de literatuur, probeerde Babel zich in jaren ’30 heruit te vinden tot broodschrijver. Zo beloofde hij een positieve roman te schrijven over de landbouwcollectivisatie, maar de publicatie daarvan werd stopgezet. Op het eerste congres van de Bond der Sovjetschrijvers in 1934 zei Babel dat hij ‘grootmeester was geworden in een nieuw genre: dat van het zwijgen’. Een half decennium later hielp de geheime dienst hem deze kunst volledig te beheersen door hem te executeren.

Wat de kloof tussen Babel en het sociaal realisme onoverbrugbaar maakte, was zijn fixatie op de dierlijke kant van de mens, op zijn wreedaardigheid en seksuele driften – een tijdgenoot schreef dat ‘bloed, tranen, sperma’ Babels eeuwige materiaal uitmaakten.

Niet alleen beschreef Babel ook de wreedheden die de in de burgeroorlog door de Roden begaan waren, bovendien vond hij het onnodig om zich in zijn verhalen over al dat geweld expliciet te verontwaardigen. Zijn verteller is laconiek en beschikt over een scherp observatievermogen, dat zich richt op de meest lugubere details. Zo leert De geschiedenis van mijn duiventil, waarin Babel herinneringen ophaalt aan een pogrom, dat er in zijn opa twee snoekbaarzen waren gestoken: ‘een in zijn gulp en een in zijn mond, en opa Sjoil was wel dood, maar een van de snoekbaarzen leefde en spartelde nog’. De nuchterheid waarmee Babel de door de mens aangerichte destructie beschrijft, valt des te meer op, daar hij zich uitbundig uitlaat over de omringende natuur: ‘Rondom is de vrijheid neergestreken op de velden, in de hele wereld ritselt het gras, de hemel boven me vouwt zich open als een veel-rijige harmonica en de hemel, jongens, kan heel blauw zijn in het gouvernement Stavropol.’

Even taboeloos als Babel schreef over geweld, schreef hij over seksualiteit. Allicht omdat de klassieke Russische literatuur alles bij mekaar nog minder blote borsten telt dan het Noordzeestrand op een huilerige herfstdag, bezorgden passages als de volgende hem de reputatie erotomaan te zijn: ‘Binnen een paar minuten kuste Stanisław haar ononderbroken en in een vlaag van kwade, onbevredigde hartstocht joeg hij haar tengere, gloeiende lichaam de kamer door. Hij scheurde haar blouse en haar lijfje. Rimma, met gebarsten lippen en kringen onder haar ogen, bood hem haar mond om te kussen en verdedigde met een verwrongen, smartelijke grimas haar maagdelijkheid.’ Nog interessanter wordt het wanneer Babel een boekje opendoet over zijn seksuele ervaringen met een Georgische prostituee. Dat doet hij in het kortverhaal ‘Mijn eerste honorarium’, dat begint met de prachtige zinnen ‘In Tiflis wonen in de lente, twintig jaar oud zijn en niet bemind worden – dat is een ramp. Zo’n ramp overkwam mij.’

Babels verhalen putten hun overrompelende kracht uit zijn originele, gebalde schrijfstijl. Om die recht te doen, moet de lezer heel behoedzaam te werk gaan, de tijd nemen om ieder woord te besnuffelen, langs alle kanten op zijn handpalm te observeren, alvorens het in zijn mond te nemen en het op zijn tong te laten smelten. Op een dergelijk onthaaste manier zijn Babels verhalen ook tot stand gekomen. Van zijn schrijfproces bestaat dit verslag: ‘Hij liep rond in de kamer, of, beter gezegd, schreed hij peinzend, helemaal opgaand in zichzelf, van de deur tot zijn bureau langs een nauwkeurig uitgestippelde route, waarbij hij iedere aanraking met zijn stoel, sofa, en kast uit de weg ging. Hij liep met afgemeten stappen, waarbij hij zo nu en dan dieper in gedachten verzonk en halt hield, waarna hij weer verder liep. Soms gebeurde het dat hij halverwege plots omkeerde en naar zijn bureau liep, waarop dunne velletjes papier lagen. Nadat hij daarop iets had geschreven, verwijderde hij zich, als een bij die de korf verlaat op zoek naar honing, opnieuw van zijn bureau om verder rond te lopen.’ Wanneer Babel eindelijk klaar was met de eerste versie van een verhaal, begon hij er als een gek aan te schaven. Alle overbodige woorden werden eruit gehaald, tot er van de oorspronkelijke boom een welgevormde lucifer overbleef. Van het verhaal ‘Loebka de kozak’ zou hij op die manier zesentwintig versies gemaakt hebben.

Omdat bij Babel over ieder woord is nagedacht, is het geen sinecure om zijn proza te vertalen. Dat geldt in het bijzonder voor de met Odessitisch slang, oekraïnismen en Jiddisch doorspekte verhalen over Odessa. Uitgeverij Van Oorschot heeft er goed aangedaan om deze klus te laten klaren door Froukje Slofstra, die zich eerder ontfermde over Leven en lot van Vasili Grossman (zie De Leeswolf). Zonder een radicale breuk te betekenen met de nog altijd erg genietbare vertaling van Charles Timmer, doet haar vertaling, die uitgaat van de in 2006 in Rusland verschenen academische uitgave van het verzameld werk van Babel, het nalatenschap van dit geraffineerde verteltalent alle eer aan.

[Recensie gepubliceerd in De Leeswolf, 2013, Nr. 6, p. 375]

Afbeelding

Isaak Babel. Verhalen. Van Oorschot, 2013. Vertaald en van een nawoord voorzien door Froukje Slofstra. ISBN 9789028240216. 
Getagged , , , , , , , ,