Johan de Boose: Het geluk van Rusland. Reis naar het eenzaamste volk op aarde

Als de Russische boerendichter Sergej Jesenin de echtgenoot is geweest van “de Amerikaanse naaktdanseres Eleonore [sic] Duse” en als er een witte nacht was in mei tijdens het 300-jarige jubileum van Sint-Petersburg, dan kan ook een rechtgeaarde slavist van dit verslag van aaneengeknoopte reizen door de Russische ruimte en tijd nog veel leren. Eleonora Duse was echter een Italiaanse actrice, Jesenin was niet met haar, maar met de twee decennia jongere Amerikaanse danseres Isadora Duncan gehuwd – overigens hield zij op het podium haar slipje aan, getuige hiervan een heimelijke ongefilterde zoekopdracht naar afbeeldingen met google – en witte nachten komen pas voor vanaf 11 juni.

Bovenstaande vaststellingen zijn symptomatisch voor het graafwerk van de Boose in de diepten van de veronderstelde “Russische ziel”, overigens een aftands concept. Het probleem is drieledig: nonchalance, speculatie en bewuste mystificatie. Te pas en te onpas manifesteert de schrijver zijn bereidheid om alles wat met Rusland verband houdt en enigszins een anekdotisch karakter heeft in te lepelen bij zijn weerloze lezer, daarbij ad nauseam proclamerende “se non è vero, è ben trovato”. In een poging om zijn boek aan poëzie te doen winnen geeft hij als kers op de taart zijn verbeelding de vrije teugel, waardoor hij zichzelf als een professor Barabas over de grenzen van de tijd heen transporteert naar de literaire kringen van enkele coryfeeën der Russische letteren.

“Ik laat mythe en werkelijkheid door elkaar lopen,” zo waarschuwt de auteur. Met deze vrijbrief zit hij enige bladzijden verder Dostojevski te begluren in de banja (alle Russische gemeenplaatsen, van wodka tot de obligate beren, passeren de revue): “Hij is over zijn hele lichaam behaard en sloft door de modder, waarbij hij nauwelijks moeite doet om zijn lendendoek op zijn plaats te houden. Ik zie hem met enkele dikke, loensende meisjes achter een beschot verdwijnen.” Dit soort expressionistische nonsens is godzijdank ondergeschikt aan het rijke gamma aan onderhoudende achtergrondinlichtingen en impressionistische beschouwingen over de Russische literatuur, geschiedenis, maatschappij en natuur dat de lezer met grote bezieling gepresenteerd wordt. Verveling krijgt geen kans, want alles wordt zo pittig mogelijk voorgesteld: naar Stalin wordt verwezen als “de Georgische ex-seminarist en ex-bankrover”, de dichteres Tsvetajeva is “een hysterische nymfomane”. Wat ook opvalt in dit talentvol gekunstelde reisverslag, is dat alles in Rusland een geur heeft. De Ruslandvaarder van dienst beschikt klaarblijkelijk over een superieur reukorgaan, want hij hoeft zijn treinraampje maar open te schuiven, of hij ruikt “zuurkool, uien, oud vetleer”.

Allemaal goed en wel, ware het niet dat dit relaas inhoudelijk weinig origineels brengt, laat staan dat het tot de diepteanalyse van het moderne Rusland komt die de achterflap belooft. Op sommige pagina’s ontstaat de indruk dat de verslaggever voortdurend het woord aan reële of fictieve personages afstaat, en zijn tekst doorspekt met veelvuldige literaire citaten en onbeduidende petites histoires om te camoufleren dat hijzelf op Rusland geen visie heeft (wat op zich geen schande zou zijn). Spijtig is dat een aantal intrigerende uitspraken, zoals dat in Rusland “het ongeluk in de genen en in de taal zit”, simpelweg niet geduid wordt. Uiteindelijk wordt echter toch de hamvraag beantwoord waarom de Russen “het eenzaamste volk op aarde” zouden zijn. Het komt erop neer dat zolang de nieuwe Russische leiders geen respect voor het individu aan de dag leggen, het in Rusland huilen met de berenmuts op blijft. Voor wie dit antwoord bevredigt, eigenaar is van een romantische ziel en het niet zo nauw neemt met de grens tussen fictie en non-fictie, zal van Het geluk van Rusland ongetwijfeld een grote bekoring uitgaan.

[Gepubliceerd in De leeswolf]

%d bloggers liken dit: