Meer dan een eeuw is verstreken sinds Anton Pavlovitsj Tsjechov (1860-1904) in het Duitse kuuroord Badenweiler bezweek aan de gevolgen van tuberculose, en nog steeds behoren zijn toneelstukken De meeuw, Oom Vanja en De kersentuin tot de meest opgevoerde ter wereld. Ook als auteur van kortverhalen is Tsjechov, die mede aan de grondslag ligt van het genre, allerminst achterhaald. Dit bewijst deze heruitgave van een bundel van veertien pretentieloze, maar bijzonder geestige verhalen gekozen uit zijn rijpere periode.
De dame met het hondje en andere verhalen maakt duidelijk dat het stokpaardje van Tsjechov het huwelijksongeluk van de middenklasse is. Net als Flaubert in Madame Bovary, aarzelt hij niet om doordeweekse echtbreeksters op te voeren en de verantwoordelijkheid voor het bedrog deels bij de samenleving te leggen. Een mooi voorbeeld hiervan is het titelverhaal ‘De dame met het hondje’, waarin een man veeleer uit verveling dan uit passie een buitenechtelijke relatie aangaat met een jonge gehuwde vrouw uit de provincie. Op de keper beschouwd interesseert ze hem niet bijster, maar ze is een gemakkelijke prooi. In hun echtelijke ontrouw groeien de hoofdpersonages echter naar elkaar toe, waardoor hun verstandshuwelijken verworden tot ondraaglijke ketens.
In ‘De vlinder’ komt overspel vanuit een totaal ander perspectief aan bod. Een jonge kokette vrouw met artistieke aspiraties is getrouwd met een geniale arts en wetenschapper die in haar ogen slechts uitmunt in eenvoud en grootmoedigheid. Ze gunt zichzelf dan ook een liaison met een kunstschilder, maar wordt al snel een blok aan zijn been. Pas wanneer haar echtgenoot overlijdt aan difterie en zijn collega’s hem vol bewondering en spijt “een zeldzaam mens” noemen, komt ze tot het pijnlijke besef hem nooit naar waarde geschat te hebben.
Een ander opmerkelijk verhaal is ‘Een zenuwinzinking’, waarin een vrome rechtenstudent door frivole vrienden ingewijd wordt in de Peterburgse prostitutie. De prozaïsche taferelen die hij te zien krijgt, stroken echter niet met zijn gepoëtiseerd beeld van geheimzinnigheid en “schuldige glimlachjes”. Zijn opstandige gedachtegang levert hem in eerste instantie een reddersfantasie op, maar leidt onvermijdelijk naar de praktijk van een psychiater.
Dat Tsjechov veel inspiratie putte uit zijn beroepsleven als arts mag ook blijken uit het in Rusland beroemde verhaal ‘Zaal 6’. Hierin beschrijft hij hoe een dokter in het krankzinnigengesticht van zijn eigen ziekenhuis belandt, omdat hij als gesprekpartner een geesteszieke verkiest boven zijn provinciale medeburgers.
De kracht van deze en andere verhalen van Tsjechov ligt grotendeels besloten in hun eigenzinnigheid, gevatheid en subtiliteit; wanneer de auteur de vinger legt op een diep menselijk pijnpunt, vervalt hij nooit in vruchteloos moralisme.
[Gepubliceerd in De e-wolf]
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.