Een decennium na het overlijden van Karel van het Reve (1921-1999), een van de meest leesbare en invloedrijke essayisten die Nederland ooit gekend heeft, begon Van Oorschot met de uitgave van zijn verzameld werk. Hoewel langzamerhand de benevelende indruk begon te ontstaan dat de bron onuitputtelijk was, is dat monsterproject na ongeveer vijfduizend pagina’s nu toch ten einde gekomen. Het zevende en laatste deel bevat drie bundels, een dozijn stukjes die nooit eerder in een bundel verschenen, de gebruikelijke annotaties – die getuigen over de onnavolgbare zorg die het verzameld werk gekregen heeft – en een cumulatief personenregister.
‘Luisteraars!’ bevat een honderddertigtal columns die Van het Reve tussen 1979 en 1991 insprak voor de Nederlandstalige uitzendingen van de Wereldomroep. Daarbij komen de meest uiteenlopende onderwerpen aan bod. Van het ontbreken van een referentiekader dat Van het Reve gemeen had met zijn studenten tot en met een gepersonaliseerde kerstwens aan het adres van de ingebeelde, maar daarom niet minder warm toegesproken luisteraars. Terwijl sommige van deze stukjes proza gedateerd zijn, omdat je de al dan niet gehekelde personen niet meer kunt thuisbrengen, heeft het merendeel ervan nog altijd een grote amusementswaarde. Het leuke aan Van het Reve is dat op het moment dat je denkt dat je hem begint te kennen, hij zijn eigen twijfels en inconsistenties blootgeeft, waardoor je toch weer verrast wordt. Zo heeft hij het er in zijn stukje Naaklopen over dat je in Nederland haast niet meer langs de zee kunt lopen zonder naakte mensen tegen te komen, wat des te gênanter is wanneer je de enige geklede persoon in de verre omtrek bent. Net wanneer je begint te denken dat die Van het Reve toch wel een oude brompot aan het worden is, voor zover hij dat niet altijd geweest is, loopt hij in al zijn ‘schamelheid’ de zee in en bedenkt hij dat ‘het zwemmen met een zwembroek aan eigenlijk iets onwelvoeglijks heeft, dat een zwembroek eigenlijk een scabreus kledingstuk is, en dat het eigenlijk netter, fatsoenlijker, behoorlijker, redelijker is om naakt te zwemmen.’ Waarna hij lakoniek opmerkt dat hij ondanks zijn nieuwe zwemgewoontes een voorstander blijft van kernernergie.
De tweede bundel, ‘Apologie’, is een verzameling van Van het Reves reacties op het Liber amicorum Uren met Karel van het Reve, dat hem aangeboden werd naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag. Daarin kijkt het feestvarken een gegeven paard in de bek en voelt hij aan iedere tand (‘wij woonden niet op 116 11 maar op 116 1. Mijn vader heette niet Gerard Johannes Maria, maar Gerardus Johannes Marinus’).
De conclusie dat Van het Reve zijn hyperkritische zin nooit is kwijtgeraakt, dringt zich ook op bij het lezen van de in dit deel opgenomen stukken die het ongebundeld werk uitmaken. Wel valt op dat hij met het verstrijken van de tijd zijn vermogen om zich uitstekend te ergeren is kwijtgeraakt. Hij is met andere woorden aanzienlijk milder geworden. In een stukje voor Het Parool presteerde hij het in 1995 zelfs om iets aardigs te zeggen over de sociologie, hoewel hij die altijd tot de ‘niet bestaande vakken’ had gerekend.
[Gepubliceerd in De leeswolf, 2012]
[…] Recensie van Verzameld werk 7 […]