De Russischtalige Oekraïner Andrej Joerjevitsj Koerkov (1961) is één van de weinige schrijvers van het post-Sovjetlandschap die zijn westerse uitgevers geen boekhoudkundige aftrek opleveren, maar wel integendeel bestsellers. Zijn doorbraak in het Nederlandse taalgebied kende hij met Picknick op het ijs, een surrealistisch verhaal over een depressieve koningspinguïn. Dat de auteur geen gebrek heeft aan originaliteit bewijst hij nog maar eens in De laatste liefde van de president.
Naar eigen zeggen wilde Koerkov met deze roman, geschreven in 2004, een antwoord vinden op de vraag waarom de Oekraïense politici er altijd belabberd bijlopen. Om zichzelf inzage te verschaffen achter de coulissen van de macht, kroop hij in de huid van een fictieve Oekraïense president, Sergej Pavlovitsj Boenin, en schreef hij in zijn naam een autobiografie.
Het resulterende relaas is een matig dynamische collage van ruim tweehonderd hoofdstukken van slechts enkele pagina’s lang. Hoewel het aanvangt in 1975 en eindigt in 2016, is het een chronologische hutspot. De verteller, die niet verlegen zit om een ironische opmerking, belicht afwisselend fragmenten uit voornamelijk drie periodes: zijn adolescentie en jongvolwassenheid in volle Sovjettijd, zijn leven als liefhebbende echtgenoot van middelbare leeftijd (met kinderwens en minnares), en zijn ambtstermijn als staatshoofd van de Oekraïne.
Naarmate de hoop op een gelukkig affectief leven de kop wordt in gedrukt – hoofdschuldige hieraan is de lethargie van zijn goede spermatozoïden – verwerft Boenin meer en meer macht. Op het toppunt van zijn carrière, gedurende zijn presidentschap, kleeft de eenzaamheid aan zijn lijf als een tweede schaduw. Zijn staatszaken bieden Boenin weinig of geen soelaas: zonder bijzondere geestdrift draait hij mee in een doortrapt corrupt systeem, dat enkel gericht is op machtsbehoud. Het doel heiligt alle middelen. Zo laat men tegenstanders ontvoeren door de geheime politie van Rusland, waar anno 2016 nog steeds Poetin de plak zwaait, en wordt het volk zoet gehouden met de canonisatie van niemand minder dan grootmartelaar Vladimir Oeljanov Lenin. In dit alles fungeert Boenin eerder als een handpoppetje van zijn adviseur dan als een bestuurder. Na een harttransplantatie georganiseerd door zijn entourage loopt hijzelf overigens rond met een vitaal orgaan dat hem bespioneert en bovendien uitgeschakeld kan worden per afstandsbediening. De president laat het niet aan zijn hart komen en voert de instructies die hij zijdelings krijgt gedwee uit – ook met betrekking tot zijn privéleven.
Opmerkelijk aan dit geestige, maar toch ietwat langdradige boek is dat enkele scènes ervan na publicatie in 2004 in de Oekraïne werkelijkheid zijn geworden. Boenin wordt bijvoorbeeld tijdens zijn herverkiezing als president vergiftigd, zoals dit eveneens gebeurde met Joesjtsjenko. Volgens Koerkov, die politieke satire schept door bestaande absurde situaties te ontwikkelen tot de volgende fase, is zijn literatuur dan ook in permanente competitie met het leven zelf, dat de fictie inhaalt en overtreft.
[Gepubliceerd in De leeswolf]
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.