Tagarchief: Poesjkin

Rectificatie. Wat de alwetende verteller van Kader Abdolah niet wist over Poesjkin

In de eerste druk van zijn laatste boek Salam Europa! (Prometheus, 2016, pp. 99-100) laat de Perzisch-Nederlandse schrijver Kader Abdolah het personage van de sjah de Russische dichter Aleksandr Poesjkin citeren – eerst een stukje in het Russisch (om de Nederlandse en Vlaamse slavisten te plezieren?) en dan een volledig gedicht in mijn vertaling (geplukt van deze webpagina):

Poesjkin.png

De alwetende verteller van Kader Abdolah leidt het citaat als volgt in:

“De sjah kende een van zijn [Poesjkins] gedichten gedeeltelijk uit het hoofd, maar hij wist niet dat de tsaar niets van Poesjkin en zijn gedichten moest hebben. Hij wist ook niets over het rebelleren van Poesjkin tegen de autocratie, en dat dit gedicht, Ode aan de vrijheid uit 1818, een beroemd manifest was.”

Na het lezen van deze uitleg, die verder gaat met de bewering dat Poesjkin vanwege deze verzen lange tijd uit Sint-Petersburg verbannen werd, is de lezer meer dan een beetje geneigd om het geciteerde gedicht te identificeren als Ode aan de vrijheid (eigenlijk Vrijheid. Een ode).

Dat klopt niet: het geciteerde gedicht is niet Vrijheid. Een ode (geschreven eind 1817), maar wel Aan Tsjaädajev (vermoedelijk geschreven in 1818 en voor het eerst gepubliceerd in 1829, in gecensureerde vorm).

Alwetende vertellers kunnen niet alles weten.

Getagged , , , , , , , , ,

Poesjkin in leren jekker. Alexandr Poesjkin: Literair proza. Vertaald door Hans Boland

Afbeelding

© pb

Wie ooit al Rusland heeft bezocht, zal het niet ontgaan zijn dat de Russen collectief lijden aan een nationale ziekte: Poesjkinmanie. Sinds Dostojevski in 1880 zijn fameuze Poesjkinspeech afstak, waarin de dichter het kleverige label ‘profeet’ kreeg, heeft de bewondering die Poesjkin (1799-1837) bij zijn landgenoten oogst de vorm van een ongebreidelde cultus aangenomen. Als gevolg daarvan kan je in Sint-Petersburg geen boottochtje langs de kanalen maken zonder dat de luidsprekers in je oren schreeuwen over de zogenaamde Poesjkinplaatsen: plekken waar het de Russische halfgod behaagd heeft te vertoeven, of kennissen te hebben. Als je Odessa bezoekt is de kans groot dat de plaatselijke gids je meetorst naar een gereconstrueerde negentiende-eeuwse hotelkamer, waar je in een vitrinekast een ogenschijnlijk banaal lepeltje kan bewonderen waarmee Aleksandr Sergejevitsj in zijn thee heeft geroerd. Als reactie op dit alles besluipt je de zin om Poesjkin naar de duivel te wensen (dit schrijf ik in de hoop dat er geen Russen meelezen). Gelukkig zijn er af en toe momenten die de cultus tenminste enigszins vergoelijken. Daarvoor zorgt bijvoorbeeld de Poesjkinvertaling van Hans Boland.

Het zevende deel van het Verzameld werk van Alexandr Poesjkin, waarmee uitgeverij Papieren Tijger de prestigieuze reeks ‘De Russische bibliotheek’ van Van Oorschot de loef afsteekt, omvat een gloednieuwe vertaling van al diens prozawerken. Het boek opent met de onafgewerkte roman De Russische Afrikaan (beter bekend als De Moor van Peter de Grote, maar die titel is niet van Poesjkin zelf). Het is geïnspireerd op de biografie van Poesjkins overgrootvader, die als zwarte slaaf cadeau werd gedaan aan Peter de Grote en het onder zijn bewind schopte tot generaal. De laatste grote tekst is de historische roman De kapiteinsdochter, waarin tegen de achtergrond van een boerenopstand tegen Catharina de Grote de liefdesperikelen van een jonge edelman uit de doeken worden gedaan. Tot slot zijn ook een dozijn fragmenten opgenomen die bij leven van Poesjkin niet gepubliceerd werden, zoals belangwekkende mijmeringen naar aanleiding van diens verloving (vermomd als vertaling uit het Frans). De dominante thema’s zijn, conform de romantische tijdsgeest, liefde, jaloezie, eer, vriendschap en moed. De wetenschap dat Poesjkin zelf op jonge leeftijd om het leven is gekomen als gevolg van een duel met als inzet de eer van zijn echtgenote, geeft deze thematiek extra reliëf.

Ieder van de in deze bundel opgenomen teksten vormt een overtuigend bewijs van het verteltalent van de auteur, ook al heeft die zijn strepen dan vooral verdiend als lyrisch dichter. Dat zijn proza beangstigend universeel is – hoewel het geschreven is in, voor en over het vroeg-negentiende-eeuwse Rusland – kan worden geïllustreerd aan de hand van de volgende passage: ‘Wie heeft nooit een chef van een van onze poststations vervloekt, wie heeft er nooit een uitgescholden? Wie heeft niet ooit, getergd tot het uiterste, geëist dat hem het beruchte schrift werd gebracht waarin je een zinloze klacht kunt noteren over de drieste willekeur, de botheid of de nalatigheid van zo’n stationsopzichter? Wie stelt ze niet op één lijn met de kanselarijklerken uit de middeleeuwen, de struikrovers uit de bossen van Moeron en soortgelijke onmensen?’

Dat dit boek een brandend actuele indruk maakt, heeft in belangrijke mate te maken met de vertaalstrategie die Hans Boland erop heeft toegepast. In slavistenmiddens is al eens gefluisterd dat deze vertaler, die met zijn legendarische Duivels van Dostojevski in 2009 de Filter Vertaalprijs wegkaapte, Russische bronteksten soms leuker maakt dan ze eigenlijk zijn. Een vergelijking met de originele teksten aan de hand van steekproeven toont inderdaad aan dat de eerste bekommernis van Boland niet uitgaat naar denotatieve equivalentie: bij wijlen vertaalt hij nogal vrij wat er staat. Twee kloven zijn versmald: die tussen de Russische cultuur en de onze, en die tussen de vroege negentiende eeuw en deze tijd. Om die reden leest deze vertaling vlotter dan die van Hans Leerink, uitgegeven bij Van Oorschot. Waar de laatstgenoemde schrijft ‘Uit dat huwelijk sprongen negen kinderen voort. Al mijn broers en zusters zijn heel jong gestorven’, lezen we bij Boland ‘Ze kregen negen kinderen; mijn broertjes en zusjes stierven allemaal kort na de geboorte’. Die diminutieven ‘broertjes en zusjes’ staan niet in de originele tekst van Poesjkin. In dezelfde geest krijgt het personage dat bij Van Oorschot een ‘smeerlap’ werd genoemd, bij Papieren Tijger ‘klootzak’ op zijn bord. Boland gaat nog verder dan dat. Zo schrijft hij ‘De vrouw kan haar minnaar onder ede laten verklaren dat hij zich the day after een kogel door het hoofd schiet’, terwijl de brontekst gewoon ‘de volgende dag’ vermeldt, in standaard-Russisch. Bovendien beschouwt Boland de Russische vadersnamen (‘Iwan Petrowitsj Bjelkin’) als overbodige ballast, die hij er dan ook systematisch uitkiepert (‘Ivan Bjelkin’).

Tegenover de kritiek dat Boland de precieze betekenis van de woorden niet altijd tot in de puntjes correct weergeeft, staat het gegeven dat een literair vertaler geen woorden, maar wel literaire teksten vertaalt. En die zijn bedoeld om de lezer te vervoeren. Wat de pragmatische equivalentie betreft, het effect dat Poesjkin op zijn lezer maakt, gaat Boland wél bijzonder brontekstgericht te werk. Misschien nog wel meer dan zijn voorgangers – al is dit een subjectieve materie waarover gediscussieerd kan worden. Bijvoorbeeld valt er veel voor te zeggen om de sprekende namen waarvan Poesjkin gebruik maakt om bepaalde personages te karakteriseren, niet weer te geven in transcriptie (‘Mevr. Prostakova’), maar wel, zoals Boland doet, met een Nederlands equivalent dat de betekenis duidelijk maakt: ‘Mevrouw Simpelmans’. Ook is het legitiem om her en der iets pittiger te maken als compensatie voor onvermijdelijk equivalentieverlies in andere passages. De conclusie luidt dan ook dat Boland de geest van Poesjkin, die in zijn tijd voor sensatie zorgde in de Russische taal, literatuur en zeden, alle eer aandoet door hem een stem in het Nederlands te geven die modern, gedurfd en bovenal ontzettend onderhoudend is.

[Verschenen in De Leeswolf. 2013: 3. p.164]

Getagged , , , , , , ,

Vertalingen van Poesjkin

Aleksandr Poesjkin (1799-1837)

Deze website bevat de volgende in het Nederlands vertaalde gedichten van Poesjkin, die niet volledig ten onrechte door de Russen wordt beschouwd als met voorsprong de meest getalenteerde dichter die het heelal op het einde der tijden gekend zal hebben:

Getagged , , , , , , , ,

Aleksandr Poesjkin: Aan Tsjaädajev*

*Pjotr Tsjaädajev (1794-1865) was een antitsaristische Russische filosoof en publicist, met wie Poesjkin bevriend was.

Любви, надежды, тихой славы
Недолго нежил нас обман,
Исчезли юные забавы,
Как сон, как утренний туман;
Но в нас горит еще желанье,
Под гнетом власти роковой
Нетерпеливою душой
Отчизны внемлем призыванье.
Мы ждем с томленьем упованья
Минуты вольности святой,
Как ждет любовник молодой
Минуты верного свиданья.
Пока свободою горим,
Пока сердца для чести живы,
Мой друг, отчизне посвятим
Души прекрасные порывы!
Товарищ, верь: взойдет она,
Звезда пленительного счастья,
Россия вспрянет ото сна,
И на обломках самовластья
Напишут наши имена!
Niet lang werden we het hof gemaakt
door het bedrog van roem, hoop en trouw,
kwijt is het plezier van onze jeugd geraakt
zoals een voorbije droom, zoals de dauw.
Maar ons verlangen is nog niet versmacht,
tot aan de rand vervuld van ongeduld
bedrukt door het juk van de fatale macht
luisteren we naar wat ons land uitbrult.
Geobsedeerd zijn we aan het wachten
op het heilige breken van de dijken,
zoals een jongeman met zijn gedachten
geen seconde van zijn lief kan wijken.
Zolang in ons nog de vrijheid brandt,
Zolang eergevoel ons kan doen lijden,
zo lang zullen wij aan het vaderland
onze schoonste oprispingen wijden!
Geloof me, vriend: branden zal het vuur
van het geluk dat niet stopt te beklijven,
Rusland zal eens ontwaken, op den duur,
en ze zullen onze namen schrijven
op de ruïnes van de dictatuur!
Vertaling © 2012 Pieter Boulogne. Oorspronkelijke titel: “К Чаадаеву” (1818)
Getagged ,

Ik was gek op u (naar Poesjkin)

Я вас любил: любовь еще, быть может,
В душе моей угасла не совсем;
Но пусть она вас больше не тревожит;
Я не хочу печалить вас ничем.
Я вас любил безмолвно, безнадежно,
То робостью, то ревностью томим;
Я вас любил так искренно, так нежно,
Как дай вам бог любимой быть другим.
Ik was gek op u, die gekte is misschien
nog niet voor eens en voor altijd genezen,
maar van gezaag wil ik u graag ontzien –
ge hebt dus van mij niets meer te vrezen.
Ik was gek op u, door jaloezie gekweld.
Het enige wat ik nog durf te hopen
is dat met zo’n zachtheid, zo’n geweld
een andere gek tegen uw lijf mag lopen.
Nogal vrije vertaling © 2012 Pieter Boulogne. Oorspronkelijke titel: “Я вас любил” (1829)

De femme fatale die Poesjkin inspireerde tot zijn gedicht “Я вас любил”: Anna Olenina (1808-1888), geschilderd door Kiprenski in 1828.

Getagged , , , , , ,

Aleksandr Poesjkin: Demonen

Мчатся тучи, вьются тучи;
Невидимкою луна
Освещает снег летучий;
Мутно небо, ночь мутна.
Еду, еду в чистом поле;
Колокольчик дин-дин-дин…
Страшно, страшно поневоле
Средь неведомых равнин!
Wolken razen, kringelen omhoog,
de nacht is waas, gelijk de hemel.
De maan, onttrokken aan het oog,
verlicht het sneeuwvlokkengewemel.
Verder in het vrije veld rijd ik…
Het klokje is aan het klingelen
en of ik wil of niet – ik heb schrik
van de vlakten die me omsingelen.
“Эй, пошел, ямщик!…” – “Нет мочи
Коням, барин, тяжело;
Вьюга мне слипает очи;
Все дороги занесло;
Хоть убей, следа не видно;
Сбились мы. Что делать нам!
В поле бес нас водит, видно,
Да кружит по сторонам.
‘Komaan, koetsier, wat is dat hier?!’
– ‘Ze zijn ten einde kracht, de paarden.
Door die storm en wind zie ik geen zier,
de weg ligt vol met sneeuw, m’n waarde.
Sla me dood, maar bijster is het spoor;
We zijn goed verdwaald. Wat nu gedaan?
In het veld leidt ons een demon voor,
en wervelt rond. Of is het een waan?
Посмотри; вон, вон играет,
Дует, плюет на меня;
Вон – теперь в овраг толкает
Одичалого коня;
Там верстою небывалой
Он торчал передо мной;
Там сверкнул он искрой малой
И пропал во тьме пустой”.
Kijk daar: hij gooit zijn remmen los!
Hij spuwt op mij en blaast een mist;
Nu daar: een op hol geslagen ros
drijft hij een kloof in met een list.
Als een nooit geziene bonenstaak
verscheen die duivel voor mijn ogen
en fonkelde als een vonkje raak.
Het duister heeft hem opgezogen.’
Мчатся тучи, вьются тучи;
Невидимкою луна
Освещает снег летучий;
Мутно небо, ночь мутна.
Сил нам нет кружиться доле;
Колокольчик вдруг умолк;
Кони стали… “Что там в поле ?” –
“Кто их знает? пень иль волк?”
Wolken razen, kringelen omhoog.
De nacht is waas, gelijk de hemel;
De maan, onttrokken aan het oog,
verlicht het sneeuwvlokkengewemel.
Het klokgetingel dat plots verstomt;
Bijna verschraald zijn onze krachten;
‘Wat zit daar in het veld, verdomd?
Een stronk of wolf?’ – de paarden wachten…
Вьюга злится, вьюга плачет;
Кони чуткие храпят;
Вот уж он далече скачет;
Лишь глаза во мгле горят;
Кони снова понеслися;
Колокольчик дин-дин-дин…
Вижу: духи собралися
Средь белеющих равнин.
Ze snuiven, briesen, voelen wrevel.
De woeste storm raast, huilt en giert;
Kijk daar, hij draaft weg in de nevel,
die door zijn vuuroogjes wordt versierd.
Ze zijn in draf nu, onze beesten;
Klokgetingel terwijl we rijden…
Ik zie: een samenkomst van geesten,
Op wit opflakkerende weiden.
Бесконечны, безобразны,
В мутной месяца игре
Закружились бесы разны,
Будто листья в ноябре…
Сколько их! куда их гонят?
Что так жалобно поют?
Домового ли хоронят,
Ведьму ль замуж выдают?
Het zijn oneindige gedrochten
die in de troebele maneschijn
rondwervelen in kromme bochten
alsof het novemberblaadjes zijn.
Zoveel zijn er! Waarheen gedreven?
Waarom zingen ze zo triest en hol?
Verliet een huisgeest soms het leven,
of is dit het trouwfeest van een kol?
Мчатся тучи, вьются тучи;
Невидимкою луна
Освещает снег летучий;
Мутно небо, ночь мутна.
Мчатся бесы рой за роем
В беспредельной вышине,
Визгом жалобным и воем
Надрывая сердце мне…
Wolken razen, kringelen omhoog,
de nacht is waas, gelijk de hemel.
De maan, onttrokken aan het oog,
verlicht het sneeuwvlokkengewemel.
De demonen razen in een zwerm
onder de eindeloze hemelschijf;
Hun gekrijs en klagerig gekerm
jagen mij de stuipen op het lijf…
Vertaling © 2012 Pieter Boulogne. Een eerdere versie verscheen in Engelen en demonen. Een bloemlezing uit de wereldpoëzie. Samengesteld door Lara Sels & Eric Metz. Gent: Poëziecentrum, 2009. p. 30-33. Oorspronkelijke titel: “Бесы” (1830).
Getagged ,